JavaScript is required for this website to work.
Politiek

De staat en zijn premissen

Ernst-Wolfgang Böckenförde (1930-2019) in memoriam

Arvid Rochtus4/3/2019Leestijd 7 minuten
Ernst-Wolfgang Böckenförde (3e van links) bij de aankondiging van het
‘Maastricht-Urteil’ in 1993

Ernst-Wolfgang Böckenförde (3e van links) bij de aankondiging van het ‘Maastricht-Urteil’ in 1993

foto © DPA / Reporters

Böckenförde, één van de laatste grote rechtsgeleerden van Europa, heeft ons verlaten. Hij verpersoonlijkte redelijkheid in rechtsgeleerdheid

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Met het overlijden van Ernst-Wolfgang Böckenförde op 24 februari 2019 heeft een van de laatste grote rechtsgeleerden van Europa ons verlaten. Als professor staatsrecht en rechter bij het Bundesverfassungsgericht  heeft Böckenförde bijgedragen aan de uitbouw van de grondwettelijke orde van de Bondsrepubliek Duitsland — in theorie en in praktijk.

Van blijvende waarde is het naar hem genoemde Böckenförde-dictum, waarin hij het kernprobleem van elke moderne democratie treffend heeft gevat. Het geldt als een van de meest geciteerde uitspraken in het Duitsland van na 1945. Ook is Böckenförde bekend omwille van zijn vriendschap met Carl Schmitt. Böckenförde heeft zich steeds én met succes ingezet voor een liberale interpretatie van Schmitts denken. Gelauwerd in Duitsland, onbekend in Vlaanderen — in dit kort in memoriam wil ik wijzen op de relevantie van het denken van Böckenförde.

Jeugd

Geboren in 1930, was de jaargang van Böckenförde in zekere zin gunstig en ongunstig tezelfdertijd. Te jong om deel te nemen aan de oorlog, maar oud genoeg om de ellende ervan ervaren te hebben. Ook het sneuvelen van zijn oudste broer liet diepe sporen na in de jonge Böckenförde.

Als telg uit een diepgelovig katholiek gezin merkte Böckenförde ook de groeiende spanning op tussen de Kerk en het nationaalsocialistische regime. Dit scherpte zijn politieke bewustzijn. De verhouding tussen de katholieke Kerk en de staat, later de Bondsrepubliek, zou een van zijn belangrijkste thema’s blijven. De Kerk moest de jonge democratie aanvaarden. Natuurrecht kon niet primeren op democratisch recht, maar Böckenförde begreep als geen ander dat uiteindelijk ook democratisch recht een bepaalde substantiële legimiteit nodig had.

Aan de universiteiten van München en Münster promoveerde Böckenförde in de jaren ’50 zowel in geschiedenis als in rechten. Ook dat typeert Böckenförde, die het recht niet dogmatisch benaderde, maar steeds vanuit zijn politieke, filosofische en historische context. Al is dit vooral ook de Duitse methode —  daarop kom ik later terug.

Twee leermeesters

In deze periode leerde Böckenförde twee mensen kennen die voor zijn hele leven lang zijn leermeesters zouden zijn: de filosoof Joachim Ritter (1903-1974) en Carl Schmitt (1888-1985).

Böckenförde leerde Ritter in Münster kennen toen hij als assistent deelnam aan diens extracurriculaire seminaries, het beroemde ‘Collegium Philosophicum’. Het is niet overdreven om te stellen dat Böckenförde hierdoor blijvend beïnvloed is in zijn filosofische uitgangspunten. Dat betreft de verzoening met de moderniteit en de liberale democratie, die zich niet tot een bepaalde ideologie laat herleiden.

De basis van Ritters filosofie is Hegels Rechtsphilosophie (1821). Dat magistrale werk van Hegel bevat elementen die wij vandaag zowel als conservatief, liberaal en sociaal zouden omschrijven. Zo was ook Böckenförde lid van de sociaaldemocratische partij (SPD), tegelijk katholiek en nationaal georiënteerd, en geloofde hij in een sterke staat als garant voor de individuele vrijheid. En in deze stellingnames was nooit een contradictie waarneembaar.

Schmittianer

Als student schreef Böckenförde Carl Schmitt aan om hem te mogen bezoeken. Schmitt was na 1945 persona non grata geworden en mocht geen leerstoel meer bekleden aan een Duitse universiteit. Schmitt trok zich daarop terug in zijn geboortedorp Plettenberg, in het mooie Sauerland, West-Duitsland. Ontving hij Böckenförde uit openheid of bittere eenzaamheid? Wellicht een mengeling van beide.

De ontmoeting liep voor Böckenförde echter uit op een koude douche; het gesprek bleef relatief kort. Later ontstond alsnog een briefwisseling, en uiteindelijk kwam een vriendschap tot stand die tot op het overlijden van Schmitt in 1985 zou duren. De openheid waarmee Böckenförde zich door Schmitt beïnvloed verklaarde, was in zijn tijd nog lang niet aanvaardbaar. Hij zette zich desondanks onvermoeibaar in voor het werk van Schmitt. Maar toch, toen hij in 1983 als rechter werd benoemd, liet hij zich uit voorzorg onterven als erfgenaam van Schmitts wetenschappelijke nalatenschap.

Focus op de staat

Wat Böckenförde van Schmitt overnam, is zijn focus op de staat. De staat is het instituut dat de hoeder van de orde, het recht, de grondwet is. Maatschappelijke belangengroepen zullen zelden of nooit tot een vrije consensus komen. Daarmee bekritiseerde hij uitdrukkelijk de naïviteit van het deliberatieve democratiemodel van Jürgen Habermas, die ervan overtuigd was dat een rationele discussie tot een compromis zou leiden voor elk politiek probleem.

De staat is daarentegen een ‘Machts- und Entscheidungseinheit’. Hij moet als het ware de knoop doorhakken waar maatschappelijke conflicten ontstaan, maar dit uiteraard via een democratisch proces. Tot zover zijn dit zeer Schmittiaanse uitgangspunten. Waar ligt dan het verschil? Böckenförde heeft steeds benadrukt dat de staat uiteindelijk bestaat om de individuele vrijheid te garanderen, dat is zijn raison d’être. Bij Schmitt kan men hier over discussiëren.

Al geloof ik dat Schmitt uiteindelijk niet zo radicaal was, hadden de omstandigheden dit toegelaten. Zo schreef hij eens over de Spaanse reactionaire filosoof Donoso Cortés, wat uiteindelijk een autobiografische uitspraak was:

‘Sobald der gewohnte Normalzustand wiederhergestellt war, konnte man leicht beweisen, daβ Donoso Cortés eigentlich nur ein Liberal-Konservativer […] war.’[1]

‘Zo gauw de gebruikelijke normale toestand weer hersteld was, kon men gemakkelijk aantonen dat Donos Cortés eigenlijk slechts een liberale conservatief […] was’

Schmitt interpreteren

Böckenförde heeft dus met succes het Schmittiaanse staatsdenken liberaal geïnterpreteerd, in die zin dat hij de vrijheid als het einddoel stelde. Dit denken was echter reeds aanwezig in de teksten van Schmitt, tenminste voor wie het wou lezen. In een invloedrijke interpretatie van Schmitts Der Begriff des Politischenomschreef Böckenförde de vele misinterpretaties over diens vriend-vijandbegrip als ‘gewilde misinterpretaties’.

Een goed voorbeeld hiervan is Chantal Mouffe in haar On the Political (2005). Mouffe gebruikt Schmitt nochtans om tegen een uiterst normatief denken zoals dat van John Rawls of Habermas in te gaan. Uiteindelijk stelt Mouffe toch ‘met Schmitt tegen Schmitt’ te denken, want Schmitt zou voor homogeniteit zijn en dus tegen een pluralistische democratie.

Schmitt heeft inderdaad die term gebruikt. Maar, zo zegt ook Böckenförde, er moet vanzelfsprekend een zekere homogeniteit zijn, en dit over datgene waarover niet gestemd kan worden. Dat is dus over de essentie van de staatsvorm, niet het dagdagelijkse politieke spel. Zag Mouffe deze typische logica van Schmitt niet of wou ze deze niet zien?

Het Bundesverfassungsgericht zag deze logica alvast wel. In het Maastricht-Urteil zegt het Duitse grondwettelijk hof het volgende: de Europese integratie wordt beperkt door de soevereiniteit van het Duitse volk, die zich uit als een democratische eenheid, die ‘relativ homogen geistig, sozial und politisch’ verbonden is. Het Hof verwijst daarbij naar Hermann Heller, een tijdgenoot van Schmitt, op wie we later terugkomen, maar het kon evengoed verwijzen naar Schmitt.

Dictum

Een sterke staat, die de maatschappelijke tegenstellingen kan overstijgen, is dus noodzakelijk om het recht en uiteindelijk de individuele vrijheid af te dwingen. Staatsmacht is op zichzelf echter beperkt. Er is met andere woorden een zekere consensus, noem het een relatieve homogeniteit, vereist over de essentie van de grondwet of staatsvorm. Dit is echter problematisch voor de liberale democratie, die niet a priori een standpunt wil innemen. Elk standpunt is gelijkwaardig, alles is dus relatief.

Maar dat betekent dat ook de liberale democratie zelf relatief is. Deze kan zich niet beroepen op een absolute waarheidsaanspraak zoals de absolute monarch dit kon dankzij een verbond tussen troon en altaar. Böckenförde heeft zich levenslang over dit vraagstuk gebogen; een vraagstuk dat hij reeds in 1967 voor de eeuwigheid in een treffend dictum als volgt verwoordde:

‘Der freiheitliche, säkularisierte Staat lebt von Voraussetzungen, die er selbst nicht garantieren kann. Das ist das große Wagnis, das er, um der Freiheit willen, eingegangen ist.’

‘De op vrijheid georiënteerde, geseculariseerde staat leeft van premissen die hij niet zelf kan garanderen. Dat is het grote waagstuk dat hij omwille van de vrijheid ondernomen heeft.’

Er bestond discussie over op welke van zijn twee leermeesters, Ritter of Schmitt, deze uitspraak teruggaat. Is Ritter de voornaamste inspiratie, dan was dit liberaal-conservatief, maar aanvaardbaar. Mocht Schmitt de inspiratiebron zijn, en dat was het volgens vele critici, dan zou dit meer omstreden zijn. Ik denk dat deze uitspraak uiteindelijk teruggaat op beide, en heb ook kort uiteengezet waarom dit in het geval van Schmitt niet noodzakelijk problematisch hoeft te zijn.

Ritter benaderde dit als ‘Hegelianer’ vanuit de verhouding tussen individu en gemeenschap, Schmitt voornamelijk vanuit de verhouding tussen staat en recht. De problematiek is uiteindelijk dezelfde, het antwoord blijft een open vraag, die ons zal blijven confronteren in de toekomst. Ze is inherent verbonden aan de liberale democratie.

Böckenförde als rechter

De grootste vernieuwingen van Böckenförde bevinden zich volgens mij in het staatsrecht, waarop we hier niet verder ingaan. Kort gevat heeft hij zich steeds ingezet voor een rationele methode met respect voor de letter van de grondwet. De grondwet moet niet via rechtspraak van het Bundesverfassungsgericht verabsoluteerd worden en toegepast worden op elk maatschappelijk probleem — een tendens die nochtans bestaat.

Met 11 keer een Sondervotum, — dat zijn afwijkende meningen van een rechter bij het eindoordeel —, brak Böckenförde een record. Tegelijk wordt hij erkend als een verzoenende rechter, die de tegenstellingen trachtte te overbruggen. De verhouding individu-collectief heeft hij dus niet alleen bepleit, maar ook gepraktiseerd.

Böckenförde als wetenschapper

Waar Böckenförde in uitblonk, was zijn redelijkheid. Als rechter, maar vooral ook als wetenschapper. Zoals gezegd is het denken van Böckenförde niet te herleiden tot een bepaalde ideologie. Als jurist wou hij de realiteit begrijpen zoals ze is. Daarom kon hij zich op bepaalde ogenblikken ergeren aan de polemische toon van Schmitt. Bovendien verschilde hij op cruciale punten van mening met Schmitt, en leunde hij meer aan bij Hermann Heller, de ‘Hegelianer’ en sociaaldemocratische tijdgenoot van Schmitt.

Ik volg daarin Böckenförde: wil men een totaalantwoord op de problemen van de staat en de democratie, dan was Heller een meer coherente denker dan Schmitt. Toch steunde ook Heller in belangrijke punten op de originele invalshoeken en concepten van Schmitt, en dit ongeacht elk politiek meningsverschil. Hellers redelijkheid als wetenschapper, denker en persoon, verklaart volgens mij ook de grootsheid van Böckenförde.

Glashelder en bevattelijk

Böckenförde schreef in glashelder Duits. Ook inhoudelijk is zijn werk zeer bevattelijk, ondanks de complexe problemen die hij behandelde. Dat typeert volgens mij de Duitse (rechts)wetenschap, zoals deze hopelijk blijft voortbestaan. Een wetenschappelijke tekst kan ook helder en vlot leesbaar zijn zonder daarbij aan diepgang in te boeten.

Die diepgang bereikte Böckenförde vanuit een benadering die gericht was op de grondslagen, de fundamenten, de multidisciplinariteit, en niet zozeer vanuit een hooggespecialiseerde focus op details. De Europese universiteiten zouden zich op deze traditie moeten blijven beroepen. Zijn studie van het politieke denken van Plato en Aristoteles tot Thomas van Aquino en Luther, droeg Böckenförde op aan zij die nog steeds of weer in ‘Grundlagenwissen’ geïnteresseerd zijn. In de huidige context van Europa is deze kennis meer dan ooit nodig, en Böckenförde is alvast een aangewezen bron om bij te beginnen.

Student. Publiceerde over het vrijheidsbegrip bij Schmitt in Jura Falconis.

Commentaren en reacties