Stefan Zweig en de idealen van het oude Europa
Stefan Zweig
foto ©
Zweig, Mann, Weber,… allemaal namen uit de Europese Bildungstraditie. Misschien is het interessant die traditie te herontdekken?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDie Welt von Gestern (1942), het bekendste werk van Stefan Zweig, is een ontroerende terugblik op het Europa van de 19de eeuw, het burgerlijke Europa. Het boek heeft vele levens veranderd, zo blijkt uit de getuigenis van vele bekende en minder bekende Vlamingen die dit als een van de fundamentele boeken van hun leven noemen. Bij Europeanen wekt deze periode een zekere nostalgie op. Voor velen beleefde Europa in de negentiende eeuw zijn laatste, grote culturele bloeiperiode. Wat ons aan noemenswaardige architectuur, kunst, literatuur en filosofie rest, gaat in belangrijke mate terug op deze periode. Niets kan geïdealiseerd worden. Het sociale vraagstuk mag niet vergeten worden, er was ook veel leed. In die zin heeft het huidige Europa een indrukwekkende vooruitgang gekend.
Wellicht is het naïef om in de waardering van Zweigs literaire testament een herwaardering te zien van de oude Europese idealen. En ja, dat zijn grotendeels ‘burgerlijke’ idealen, die samen met de burgerlijke wereld zijn ten ondergegaan. Verschillende fundamentele problemen waarmee Europa vandaag kampt, komen hieruit voort: de massacultuur, de teloorgang van het kennisonderwijs en het vaak inhoudsloze publieke debat. Zo heeft Zweig steeds van een humanistisch en verenigd Europa gedroomd, twee eigenschappen die de Europese Unie zichzelf toedicht. Maar zou Zweig werkelijk in dit Europa geloofd hebben?
Daarmee wil ik Zweig niet voor een bepaalde visie van Europa ‘instrumentaliseren’. Dat gaat ook in tegen het denken van Zweig zelf, dat ‘unpolitisch’ was, zoals bij de meeste cultureel gevormde burgers van zijn tijd. Waarin hij geloofde, waren de klassieke Europese idealen. Dat zijn ook de idealen van zijn klasse. Zweig heeft dit nooit ontkend, integendeel. Toch spreekt zijn werk vandaag Europeanen aan voorbij de ideologische grenzen. Waarom is dit zo? En kunnen de (burgerlijke) idealen van Zweig dan de aanleiding vormen voor een heropleving van de Europese cultuur?
Burger en bourgeois
Vaak heeft ‘burgerlijk’ echter een negatieve connotatie. Niet zelden wordt het gelijkgesteld met ‘bourgeois’, wat op zijn beurt staat voor een ‘geistlos’ kapitalisme, waarin nut en geld de leidende principes zijn. Maar Zweig stond voor andere idealen, net zoals Thomas Mann, zijn tijdsgenoot met wie hij een gelijkaardige levensloop deelde. Beiden waren van gefortuneerde afkomst. Zweig was de zoon van een Oostenrijkse grootindustrieel, Mann de telg van een rijke koopmansfamilie uit Lübeck. Ze waren zonder twijfel geprivilegieerd. Toch verdient het de grootste mate van bewondering hoe beiden hun geërfde kapitaal gebruikten om zich te wijden aan hun literaire werk. Dat typeert hun burgerlijkheid.
Deze burgerlijkheid was, zo zegt Thomas Mann, een ‘geistige Bürgerlichkeit’. Hoewel deze voortkomt uit een bepaalde klasse, en hiervan wellicht nooit volledig onderscheiden kan worden, gaat het vooral om een geheel van idealen. Enkele idealen die Mann noemt, zijn humanisme, ‘Künstlertum’ en ‘Bildung’. Maar het hoofdstuk ‘Bürgerlichkeit’ in zijn Betrachtungen eines Unpolitischen (1918) behoort voorts tot het minst leesbare in het oeuvre van Mann. Zelfs als één van zijn grootse representanten slaagde hij er niet in de burgerlijke idealen helder te verwoorden.
Max Weber als ideaalbeeld
Misschien biedt Max Weber meer duidelijkheid. Die verklaarde in zijn inaugurale rede immers het volgende: ‘Ich bin ein Mitglied der bürgerlichen Klasse, fühle mich als solches und bin erzogen in ihren Anschauungen und Idealen.’ Weber vertolkte inderdaad deze idealen. Zelfs de grootste Duitse denkers die na hem kwamen, zoals onder meer Karl Jaspers, Hans-Georg Gadamer of Carl Schmitt, erkenden in Weber hun meerdere. Weber is het ideaalbeeld van de Duitse ‘Bildungsideale’.
Zo behoorde Weber van huize uit tot de burgerlijke klasse in de economische en politieke zin. Maar belangrijker is de derde wijze waarop hij tot deze klasse behoort, zoals zijn biograaf Jürgen Kaube stelt, die van de burgerlijke ‘Gelehrtenstand’. Weber was een product van de traditie van het ‘Bildungsbürgertum’, dat sinds midden 18de eeuw is opgekomen, en in Goethe zijn grote voorbeeld vindt.
Weber staat als wetenschapper symbool voor een monumentale en allesomvattende kennis en een blijvende zoektocht naar objectiviteit. Dat ging zover dat hij het bestaan van objectiviteit voor de eigen, sociale wetenschappen sceptisch benaderde. Zichzelf blijvend bevragen, is dat niet de basis voor tolerantie en humanisme? Gadamer begint zijn Wahrheit und Methode (1960) met een paragraaf over ‘Bildung’ als een van de ‘Humanistische Leitbegriffe’. Met Hegel noemt Gadamer ‘Bildung’ het blijvende zoeken naar het algemenere, door het bijzondere steeds te overstijgen. Dat veronderstelt een permanent open blik naar andere, onbekende perspectieven, en dus ook een blijvend zichzelf in vraag stellen en een respect voor anderen. Het motto van de universiteit Heidelberg, waar Weber en Gadamer leerden, luidt niet toevallig ‘semper apertus’.
Heropleving van de ‘Bildungsideale’?
Het probleem van onze tijd is dat we niet meer in staat zijn een algemene visie te ontwikkelen voor het Europese continent. Het publieke discours is gefragmenteerd. Onze tijd brengt ook zelden nog denkers van een kaliber als dat van Weber voort. De tijden zijn ongetwijfeld veranderd, misschien is de wereld ook complexer geworden, maar dat kan niet de enige verklaring zijn. Er ontbreekt ook de wil, het streven en het geloof die denkers als Weber of schrijvers als Zweig dreven.
Die wil kan ten dele meegegeven worden via het onderwijs. Het onderwijs moet niet vernieuwen of moderniseren, maar terugkeren naar deze klassieke ‘Bildungsideale’. Daarbij kunnen de humane wetenschappen niet ontbreken, en al zeker niet de nalatenschap van de oude Grieken. Al zou ik niet zo ver durven gaan als Gadamer, om de klassieken een vorm van waarheid toe te dichten, toch blijven ze het uitgangspunt. Maar ook de Europese universiteiten zouden meer op de eigen traditie gericht moeten zijn en minder op de overkant van de oceaan. Al is die evolutie er een die al lang aan de gang is en moeilijk te stuiten zal zijn. Zo stelde Weber reeds in 1919 dat de Duitse universiteiten ‘amerikaniseren’, zoals het leven zelf. Dit alles gezegd zijnde is ‘Bildung’ in de eerste plaats een ideaal dat een individu voor zichzelf stelt.
Zoals gezegd is het wellicht naïef om in de heropleving van deze idealen te geloven. De evolutie voltrekt zich al geruime tijd en vond ook plaats in de tijd van Weber. Hij leek alvast sceptisch over de mogelijkheid om deze evolutie nog te keren, toen hij het volgende zei:
‘Es ist das Schicksal unserer Zeit, mit der ihr eigenen Rationalisierung und Intellektualisierung, vor allem: Entzauberung der Welt, daβ gerade die letzten und sublimsten Werte zurückgetreten sind aus der Öffentlichkeit, entweder in das hinterweltliche Reich mystischen Lebens oder in die Brüderlichkeit unmittelbarer Beziehungen der Einzelnen zueinander.’
(‘Het is het noodlot van onze tijd, met de haar kenmerkende rationalisering en intellectualisering, en vooral onttovering van de wereld dat precies de laatste en meest sublieme waarden teruggedrongen zijn uit de openbaarheid naar ofwel een metafysisch rijk vol mystiek leven ofwel de broederlijkheid van directe relaties tussen de enkelingen onder elkaar.’)
Student rechten, met een brede belangstelling voor geschiedenis, filosofie en literatuur
Wat humanisme precies inhoudt, is moeilijk sluitend te definiëren. Een blik op het denken van één van Europa’s laatste grote humanisten
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.