JavaScript is required for this website to work.
Politiek

Waarom Carl Schmitt vooral jurist was, dan pas politiek denker

Arvid Rochtus11/2/2019Leestijd 6 minuten
Het Bundesverfassungsgericht heeft zich niet verzet tegen een Europeanisering,
maar wel steeds voorwaarden en grenzen gesteld

(c) Reporters DPA

Het Bundesverfassungsgericht heeft zich niet verzet tegen een Europeanisering, maar wel steeds voorwaarden en grenzen gesteld (c) Reporters DPA

Carl Schmitt duikt meer en meer op in Vlaanderen, zoals hij ook in de Anglo-Amerikaanse academische wereld tot het gemeengoed hoort.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Carl Schmitt duikt meer en meer op in Vlaanderen, zoals hij ondertussen ook in de Anglo-Amerikaanse academische wereld tot het gemeengoed hoort. Dat kan op zichzelf alleen maar verwelkomd worden, maar de focus ligt te vaak op één bepaald werk van Schmitt, namelijk zijn Der Begriff des Politischen. Dat is op zichzelf niet juist of fout: de beruchte vriend-vijandthese leent zich tot verschillende interpretaties, die prikkelend zijn in de huidige context waar pluralisme samen met de hang naar eenheid, naar wat ons bindt, snel toeneemt.

Amerikaanse versus Duitse receptie

Het debat over Schmitt wordt op erg verschillende wijze gevoerd in de Verenigde Staten (VS) enerzijds en Duitsland anderzijds. In de VS ligt de focus sterk op dit ene werk, dat veelvuldige interpretaties krijgt in de academische literatuur. Dat zijn vaak interpretaties die niet Schmitts denken reflecteren, maar eerder een bepaalde gedachtegang verder trachten uit te diepen. In Duitsland lijkt er anno 2019 een einde te komen aan de discussie over Schmitt. Over Schmitts ideologische motieven bestaat geen eenduidig antwoord, zoals niets over deze persoonlijkheid eenduidig is. Maar zijn werken zijn ‘klassiek’ geworden in de betekenis die Hans-Georg Gadamer aan deze term gaf: het werk van Schmitt heeft standgehouden ondanks veelvuldige historische kritiek, en ligt ondertussen onbewust in diezelfde kritiek vervat. Bepaalde concepten en begrippen zijn met andere woorden niet meer weg te denken uit het intellectuele debat en dat geldt ook voor zijn Der Begriff des Politischen. In Duitsland bestaat er dan ook ondertussen relatieve eensgezindheid over de betekenis ervan.

Nochtans noemde Schmitt niet Der Begriff des Politischen, wanneer hem gevraagd werd naar zijn belangrijkste werken. Dat is uiteindelijk zo omdat dit werk slechts de logische voorbereiding was voor latere werken, in het bijzonder zijn Verfassungslehre. Dat is ook een biografisch feit: beide werken verschenen in dezelfde periode, respectievelijk in 1927 en 1928. En zijn Verfassungslehre is, zo zegt hij in de inleiding, een poging tot systematisering. Daarom moeten beide samen gelezen worden. Dat is geen zaak voor juristen alleen: de grondwet is de basis van ons hedendaagse politiek systeem, en misschien zelfs het laatste wat de maatschappij bindt.

Conflict

In Der Begriff des Politischen legt Schmitt de theoretische basis van de moderne staat. Reeds in de eerste zin stelt hij dat de begrippen staat en politiek met elkaar verbonden zijn. Politiek is volgens Schmitt, in essentie, conflict of de permanente mogelijkheid van een conflict. De mens is nu eenmaal een inherent ‘gevaarlijk wezen’, dat maakt dat samenleven met anderen geen vanzelfsprekendheid is. Waar mensen verschillen, zullen conflicten bestaan. Niet omdat dit goed of slecht is, maar omdat dit een ‘empirische werkelijkheid’ is, een feit. Die gedachte is ook niet nieuw, Schmitt staat hier in de traditie van Thomas Hobbes. Alleen ging Hobbes uit van een conflict tussen individuen, waar Schmitt uitgaat van een conflict tussen groepen of collectieven. Schmitt vertrekt dus vanuit de premisse dat de mens van nature ook een groepswezen is. Omdat volgens Schmitt zo’n groep nooit de gehele mensheid kan omvatten, zal er dus ook altijd een vijand zijn, dat is een groep waarmee een conflict mogelijk is.

Reeds in een van zijn eerste werken verwondert Schmitt zich over het feit dat er ondanks deze menselijke aard, toch iets kan bestaan als een orde, een stabiele manier van samenleven.(1) En toen al zag hij dit als de verwezenlijking van de staat. De moderne staat is ontstaan in het kielzog van de Reformatie, na het uiteenvallen van de christelijke eenheid in West-Europa, en maakte opnieuw een vreedzame orde mogelijk. Ditmaal op basis van zijn macht, niet op basis van een of andere gedeelde religieuze doctrine. Als Schmitt in zijn Der Begriff des Politischen de staat als een ‘politieke eenheid‘ definieert, dan bedoelt hij niet meer of minder dan dat de staat een machtsmonopolie heeft, waarmee verhinderd kan worden dat de verschillende collectieven binnen een staat vervallen in een gewelddadig conflict, een burgeroorlog. De conflictsituatie heeft zich met het ontstaan van de moderne staat verplaatst naar het tussenstatelijke niveau. Of zoals Rousseau het kort en krachtig formuleert: ‘La guerre est une relation d’Etat à Etat.’

‘pouvoir neutre’

Der Begriff des Politischen is dus, anders dan een bijzonder vernieuwend werk, vooral een treffende samenvatting van de kernidee van de moderne staat. Schmitt gaat uit van Hobbes’ natuurtoestand, weliswaar een tussen collectieven en niet individuen, en stelt zoals Max Weber dat de staat de uitdrukking is van een vreedzame toestand, aangezien de staat het monopolie op het fysieke geweld heeft. Nog een essentieel element is het onderscheid tussen staat en maatschappij, dat sinds Hegel het Duitse staatsdenken eigen is. De maatschappij is een pluralistisch geheel van verschillende groepen. De staat moet dit pluralisme overstijgen en zo als ‘pouvoir neutre’ mogelijke conflicten neutraliseren.

Er is daarbij een verschuiving in Schmitts denken in de loop van de Weimarrepubliek (1919-1933) waarneembaar. Zoals Schmitt zelf stelt, was hij in de eerste jaren van de Weimarrepubliek nog sterk onder de indruk van de revolutionaire gebeurtenissen op het einde van en kort na de Eerste Wereldoorlog, waarbij het keizerrijk plaatsmaakte voor de eerste Duitse democratie. Dat verliep niet vreedzaam en het status quo, de politieke eenheid, bleef die hele periode fragiel. In zijn Die Diktatur (1921) en Politische Theologie (1922) legt Schmitt dan ook duidelijk de nadruk op de staatsmacht, die in een soevereine beslissing het conflict moet beslechten. Later zag Schmitt echter in dat ook de macht van de staat beperkt is. Een duurzame vrede veronderstelt daarom een zekere legitimiteit, een bepaalde kern die onbetwist is, en in geval van een conflict de basis is waarop de staat de politieke eenheid kan vrijwaren. Dat zet hij uiteen in zijn Verfassungslehre.

Een constitutionele kern

Essentieel is dat Schmitt het niet heeft over dagelijkse politiek, maar steeds over het ‘uiterste geval’, waarin een conflict geëscaleerd is of dreigt te escaleren. In dat geval moet een bepaalde kern bestaan, een bepaalde consensus, die gevrijwaard is van maatschappelijke discussie. Het is als het ware de richtlijn voor de staat om de politieke eenheid door te drukken. Wat Schmitt democratischer maakt dan algemeen aangenomen, is dat hij niet de natie, maar de grondwet als basis van de politieke eenheid koos. Nu bestaat de grondwet uit twee bestanddelen: de ‘politische’ of democratische en de ‘unpolitische’ of de rechtsstaat. De ‘politische’ elementen van de grondwet zijn door de constituerende macht gekozen, en vormen volgens Schmitt de fundamenten van de staat. In casu Weimarrepubliek zijn dit het federalisme, de rechtsstaat en het parlementarisme. Die elementen veronderstellen noodzakelijk een politieke eenheid, een consensus, opdat een vreedzame orde überhaupt kan bestaan. Deze kunnen niet ter discussie staan, hier ligt de grens aan het pluralisme.

Wat in een normale toestand gebeurt, laat Schmitt open. Dat behoort tot de dagelijkse politiek, het normale democratische spel. Het punt is dat over de staatsvorm in zijn essentie toch eenheid moet bestaan. Dat was ook zijn kritiek op het parlementarisme. Het parlement bestaat uit verschillende maatschappelijke belangengroepen, die niet in staat zijn die logica te overstijgen. Kan het parlement dan een neutrale beslissing nemen om de politieke eenheid te vrijwaren? Bovendien kan volgens de parlementaire logica, mits de vereiste meerderheid, elk element van deze constitutionele kern worden weggestemd. En dat gebeurde ook na de machtsovername van Adolf Hitler op 30 januari 1933. Het parlement werd met het ‘Ermächtigungsgesetz’ (volmachtenwet) van 23 maart 1933 buiten spel gezet, en het federalisme maakte plaats voor een unitaire staatsstructuur. Het moet vermeld worden, en dat is uiteindelijk van een onvergeeflijk opportunisme, dat Schmitt aan deze wetten heeft meegewerkt.

Europeanisering

Paradoxaal genoeg vond de idee van een constitutionele kern ingang in het Grundgesetz (GG), de grondwet van de in 1949 opgerichte Bondsrepubliek Duitsland. Bepaalde elementen – zoals federalisme, democratie, mensenrechten – zijn onveranderlijk, zoals bepaald in de zogenaamde ‘Ewigkeitsgarantie’ (artikel 79, lid 3, GG). Daarop ziet het Bundesverfassungsgericht toe, het Duitse grondwettelijk hof. Hoewel Schmitt sceptisch was over een rechtscollege als ‘Hüter der Verfassung’, is dit tot op heden een belangrijke waarborg van de politieke eenheid gebleken. En de relevantie is bijzonder groot, ook voor ons. Zo is de discussie over meer of minder Europese Unie (EU) in belangrijke mate ook een grondwettelijke kwestie. Het Bundesverfassungsgericht heeft zich niet verzet tegen een Europeanisering, maar wel steeds voorwaarden en grenzen gesteld. De grondwettelijke kern van Duitsland moet gerespecteerd worden. De invloed van Schmitt strekt zich dus uit tot de belangrijkste discussie over de toekomst van het Europese continent.

In zijn Lissabon-Urteil stelt het Bundesverfassungsgericht dat de staat ‘weder Mythos noch Selbstzweck, sondern die historisch gewachsene, global anerkannte Organisationsform einer handlungsfähigen politischen Gemeinschaft’ (‘noch mythe noch doel op zich, maar de historisch gegroeide, globaal erkende organisatievorm van een handelingsbekwame politieke gemeenschap’) is. Dat heeft Schmitt met zijn Der Begriff des Politischen als geen ander aangetoond, of beter ons daar aan herinnerd, want de idee is niet nieuw, laat staan eigen aan Schmitt. En de toekomst van de staat is onlosmakelijk verbonden met de toekomst van de nationale grondwetten in een Europese context. Dat is geen zaak voor juristen alleen, maar verdient de aandacht van ons allen.

(1) Der Wert des Staates und die Bedeutung des Einzelnen, 1914, blz. 84.​

Student. Publiceerde over het vrijheidsbegrip bij Schmitt in Jura Falconis.

Commentaren en reacties