Ritter: Geen democratie zonder stabiliteit
Joachim Ritter en de conservatieve verzoening met de pluralistische staat
De Universiteit van Münster, waar Ritter les gaf
foto © Reporters / DPA
Joachim Ritter is minder bekend dan zijn leerlingen van de ‘Ritter-Schule’. Ten onrechte: de kwaliteit van zijn werk overtreft de kwantiteit
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementJoachim Ritter (1903-1974) geldt als een van de grote filosofen van het naoorlogse Duitsland, daarover bestaat weinig discussie. Die eer valt hem echter vaker te beurt omwille van zijn leerlingen dan om eigen werk. Als hoogleraar filosofie aan de universiteit van Münster organiseerde hij naast de verplichte colleges een aantal seminaries over filosofische thema’s. Die stonden bekend als het ‘Collegium Philosophicum’, waaraan enkele geselecteerde studenten en assistenten deelnamen.
De selectie bleek zorgvuldig, want velen van hen zouden in hun latere leven de Bondsrepubliek ideologisch mee vorm geven. Dat gaat van de filosofen Hermann Lübbe en de recent overleden Robert Spaemann tot de staatsrechtgeleerden Ernst-Wolfgang Böckenförde en Martin Kriele. Deze zogenaamde ‘Ritter-Schule’ bood een liberaalconservatief tegengewicht voor de marxistisch georiënteerde ‘Frankfurter Schule’, waartoe onder meer Theodor W. Adorno, Max Horkheimer en Jürgen Habermas behoorden.
Popper versus Hegel
Dat Ritter vandaag minder bekend is dan zijn leerlingen typeert hem ook als leermeester. Böckenförde herinnert zich Ritter als een zorgvuldig moderator, die zelden zijn leerlingen onderbrak om hen zijn visie op te leggen. Af en toe kwam Ritter toch tussen in het debat. Dan zei hij: ‘Hegel würde sagen …’, en zo zegt Böckenförde over hem, ‘Das war dann seine Meinung dazu.’
Die anekdote verraadt de diepgaande invloed van Hegel op Ritter die hij in 1956 vereeuwigde in zijn bekende studie Hegel und die französische Revolution. Een belangrijk essay, dat bijdroeg aan het herstel van de reputatie van Hegel, die door Karl Popper ten onrechte bestempeld werd als vijand van de open society. Popper schreef Hegel — duidelijk onder invloed van zijn tijd, we spreken over de jaren ‘40 — een ‘radicaal tribalisme’ toe; een negatie van het individu ten opzichte van het collectief. De mythe van Hegel als de filosoof-dienaar van de Pruisische staat is nog steeds een gangbaar beeld, dat mede dankzij Ritter echter overtuigend is weerlegd.
Vrijheid
Toegegeven, wie Hegel und die französische Revolution leest, kan soms moeilijk uitmaken wie aan het woord is: Hegel of Ritter zelf. Dat is uiteindelijk omdat de problemen waarover Hegel zich boog grotendeels dezelfde waren voor Ritter, en voor ons vandaag.
In de moderne tijd kreeg de vrijheid van het individu onherroepelijk zijn plaats in het Westerse denken. Hegel verwelkomde deze verwezenlijking van de Franse Revolutie. In § 209 van zijn (ten onrechte) als reactionair bestempelde Rechtsphilosophie zegt hij het volgende: ‘Der Mensch gilt so, weil er Mensch ist, nicht weil er Jude, Katholik, Protestant, Deutscher, Italiener usf. ist’
Maar zoals het een dialecticus betaamt, zag Hegel ook de negatieve zijde hiervan. Een politieke gemeenschap is onontbeerlijk voor de vrijheid van het individu. Vrijheid impliceert immers per definitie een sociale handeling. Individuen bezitten niet zomaar een stuk grond waarop ze zich terugtrekken, stelt Hegel. Nee, de wederzijdse erkenning is constitutief. Dat is vanzelfsprekend een delicate balans. Maar eenvoudige ficties zoals de leer van het sociaal contract waarop de liberale vrijheidsgedachte berust, kunnen geen antwoord zijn.
Hegel was dan ook de enige grote denker uit zijn tijd die deze theorie verwierp, voor hem was de staat geen contractsrelatie die men vrij kan aangaan én verbreken. Voor liberale denkers, zoals Popper, is dit op zichzelf al voldoende om Hegel als totalitair te bestempelen. Terwijl Hegel louter de complexiteit van individuele vrijheid onderstreepte.
Kloof
Ritter vertrok vanuit hetzelfde uitgangspunt. Hij stelde een term die Hegel slechts tweemaal gebruikte centraal: ‘Entzweiung’. Het individu begeeft zich in wat een onoverbrugbare kloof lijkt te zijn met de natuur, de gemeenschap, de wereld in zijn totaliteit. En het individu is zich daar ook van bewust.
Tegelijk, en dat maakt Ritters denken uniek en origineel, is de vraag hoe die ‘Entzweiung’ draaglijk kan zijn. Is een verzoening (‘Versöhnung’) mogelijk? Andere denkers die dezelfde dilemma’s van de moderniteit zagen, vervielen vaak in een ‘of-of’ denken. Kiezen is noodzakelijk en de gevolgen moeten gedragen worden in al hun consequenties, leerde Sören Kierkegaard. En bij Carl Schmitt zijn elementen van dit Kierkegaardse denken terug te vinden in zijn Politische Romantik (1919), waar hij een onbesliste houding bekritiseerde als het ‘occasionalisme’ dat typerend zou zijn voor de burgerlijke moraal.
Paradox
Voor Ritter hoeft een keuze niet noodzakelijk te volgen, dat zou slechts in dogma’s eindigen. Die houding is nochtans niet alles relativerend. Ritter ontkent geenszins de problematiek. Hij houdt vast aan de twee principes van individualisme en collectivisme. Een stabiele politieke gemeenschap van wederzijdse erkenning is noodzakelijk, en de grondslag van een moderne democratie. Met die gedachte legde Ritter ook de basis van de filosofie van de stabiliteit van de Bondsrepubliek. De nieuwe democratie koos voor een ‘freiheitlich-demokratische Grundordnung’, met net deze als basis voor collectiviteit. En tot op vandaag draagt deze gedachte effectief bij aan de stabiliteit van Duitsland.
De grondwet, die de grondslag is van de hedendaagse statelijke orde, wordt dus gedragen door een stabiele sociale orde. Tegelijk draagt de grondwet ook bij tot stabiliteit, en heeft ze een zekere integrerende werking. Dat die werking niet overschat mag worden vatte Böckenförde, later rechter bij het Bundesverfassungsgericht, het Duitse Grondwettelijk Hof, treffend samen in zijn beroemde dictum:
‘Der freiheitliche, säkularisierte Staat lebt von Voraussetzungen, die er selbst nicht garantieren kann. Das ist das große Wagnis, das er, um der Freiheit willen, eingegangen ist.’ (‘De geseculariseerde, op vrijheid berustende staat leeft van voorwaarden die hij zelf niet kan garanderen. Dat is het grote waagstuk dat hij de vrijheid ter wille is aangegaan’)
Volgens Ritter is die paradox echter niet te overwinnen, wil men niet vervallen in totalitarisme enerzijds of een compleet verbrokkelende orde anderzijds. Een eenzijdige keuze moet noodzakelijk uitblijven. Een verzoening met de onvolmaaktheden van de moderne tijd moet plaatsvinden, ook voor conservatieven. Want zo zegt Ritter, die tegenstellingen, ‘sie sind zusammen das substantiell ganze geschichtliche Dasein’.
Bezorgd
Böckenförde stelde zichzelf de vraag hoe zo’n ijverig denker, die elke ochtend om 5 uur het universiteitsgebouw betrad, uiteindelijk zo weinig heeft gepubliceerd. Bijna alles van Ritter is gebundeld bij de uitgeverij Suhrkamp onder de titel Metaphysik und Politik en telt ongeveer 400 bladzijden, wat naar Duitse normen niet uitzonderlijk veel is, eerder weinig.
Misschien typeert dit Ritter, die zich meermaals bezorgd uitte over de toekomst van de universiteit, die kenmerken begon te vertonen van het hedendaagse massaonderwijs. Ritter nam zijn tijd en in wat hij schreef overtrof de kwaliteit van zijn werk vele malen de kwantiteit. Het weinige dat hij dan wel schreef, is het zeker waard om tot op vandaag gelezen te worden.
Tags |
---|
Student. Publiceerde over het vrijheidsbegrip bij Schmitt in Jura Falconis.
Wat humanisme precies inhoudt, is moeilijk sluitend te definiëren. Een blik op het denken van één van Europa’s laatste grote humanisten
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.