Dood en leven van Stalin
De lange schaduw van Jozef Vissarionovitsj (deel 1)
Stalin en Lenin
foto ©
Het nieuws van Stalins dood op 6 maart 1953 betekende niet meteen het einde van het stalinisme. Zijn erfenis leeft nog voort in Rusland.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZesenzestig jaar geleden kregen de Sovjetburgers het bericht dat Stalin overleden was. Dat betekende het startpunt van een lange worsteling met zijn erfenis, zowel binnen de Sovjet-Unie als daarbuiten. Zesenzestig jaar, dat is vandaag nog steeds de gemiddelde levensverwachting van de doorsnee Russische man, de vrouwen leven aanzienlijk langer. Tijd om na het verloop van een mensenleven te kijken wat er met de erfenis van Stalin gebeurd is.
‘Het hart van Lenins wapenbroeder en de inspirerende voortrekker van Lenins strijd, de wijze leider en leraar van de communistische partij en het volk van de Sovjet-Unie, Jozef Vissarionovich Stalin, heeft opgehouden te slaan.’ De burgers van de Sovjet-Unie schrokken op 6 maart 1953 wakker met dit ontstellende nieuws. Stalin had op 1 maart een hersenbloeding gekregen waaraan hij vier dagen later, op 5 maart, overleed. Het nieuws lokte in de Sovjet-Unie, in de Oostbloklanden en elders in de wereld gemengde reacties uit. Velen in de Sovjet-Unie waren ontzet en reageerden half hysterisch op het nieuws. Even zoveel waren opgelucht met de dood van de tiran. Al op 9 maart werd hij in grote stijl bijgezet in het mausoleum van Vladimir Lenin. De strijd om zijn erfenis maar evengoed de worsteling met de nalatenschap van zijn heerschappij die meer dan een kwarteeuw had geduurd kon beginnen.
De erfenis van de goelag
Eén van de eerste resultaten van Stalins dood was het openen van de poorten van de talrijke gevangenenkampen – de goelag. Al op 27 maart kondigde de Opperste Sovjet een gedeeltelijke amnestie af. Anderhalf miljoen gevangenen konden terug naar huis. Een dergelijke amnestie was niet uitzonderlijk. Al van in het tsarenrijk was het een Russische traditie om bij de dood van een tsaar gevangenen vrij te laten. Door de gigantische omvang van het strafkampenstelsel was het echter nog nooit in zo’n groot aantal gebeurd. Een specifieke kampcultuur met alles wat daarbij hoorde, nestelde zich daardoor in brede lagen van de Sovjetmaatschappij. Er zijn studies die de invloed hiervan ontwaren in de hedendaagse sterke verspreiding van corruptie in voormalige Sovjetstaten.
De Sovjettop begon intussen met wat ze het beste kon: zichzelf uitzuiveren. Het eerste slachtoffer viel al enkele maanden na de dood van Stalin. In de losgebroken machtsstrijd trok Lavrenti Beria, de chef van de geheime dienst NKVD, aan het kortste eind en werd geëxecuteerd. Daarmee was hij wel de laatste Sovjet toppoliticus die zijn verlies aan politieke status meteen ook met de dood bekocht. Uit de machtsstrijd kwam Nikita Chroesjtsjov als winnaar tevoorschijn.
Chroesjtsjov wordt vaak de afrekening met Stalin, de destalinisatie, toegeschreven met zijn semigeheime toespraak Over persoonsverheerlijking en de gevolgen ervan op het twintigste partijcongres op 25 februari 1956. Niets is minder waar. Chroesjtsjov had het inderdaad over de uitwassen van de persoonlijkheidscultus rond Stalin en de misdaden van het regime. De speech bevat echter nogal wat onwaarheden, fouten en veel weglatingen. Over de verantwoordelijkheid van het brede partijapparaat waar hijzelf een prominente rol in speelde geen woord. De speech moest vooral de eigen machtspositie veilig stellen, een aantal stoorzenders uitschakelen en het marxisme-leninisme vrijwaren door alle fouten en misdaden in de schoenen van Stalin te schuiven.
Destalinisatie?
Chroesjtsjov milderde de volgende jaren inderdaad de repressie en hij verliet het economisch contraproductieve systeem van massale dwangarbeid. Maar het milderen van de repressie had ook zijn grenzen. In Polen en Hongarije maar ook in de Sovjet-Unie zelf merkte men daar uiteindelijk weinig van. De aanzet tot een destalinisatie gaf in 1956 aanleiding tot het uitbreken van sociale onrust. De gepercipieerde openheid om plots Stalin in vraag te stellen sloeg al gauw over in kritiek op het Sovjetsysteem zelf. En dàt was nu niet meteen de bedoeling.
In het Poolse Poznan ontstonden er rellen die een uitgesproken anti-sovjetkarakter kregen. Ook in Tsjechoslovakije braken protesten uit, net zoals in Hongarije. Daar werd de regering zelfs tot aftreden gedwongen. Moskou, die hier in goede oude paranoïde Stalintraditie de hand van het buitenland in zag, reageerde met ijzeren vuist op de binnen- en buitenlandse onrust. De grenzen tot waar een beperkte destalinisatie kon gaan werden gewapenderhand getrokken. Het meest bizarre protest kwam daarbij overigens vanuit Georgië, waar men op straat kwam omdat men de kritiek op landgenoot Stalin niet pikte.
Of toch niet?
Fundamenteel veranderde er feitelijk niets aan het Sovjetsysteem, noch aan de economie, noch aan de sociale structuur, noch aan de basisideologie. En al zeker niet aan de manier waarop de communistische partij het land in zijn greep hield. Niet alleen in de Sovjet-Unie bleef dat zo de volgende decennia, maar ook in andere Oostbloklanden. De DDR bijvoorbeeld was op dat moment nog volop bezig met zijn bewakingssysteem tot in de puntjes te perfectioneren. Daarmee hield de Stasi letterlijk de hele bevolking dagdagelijks in de gaten. Ook de Sovjet-Unie kende later weer momenten waar de repressie opnieuw ferm werd aangescherpt, zoals bijvoorbeeld de eerste helft van de jaren tachtig.
Hoe had men ook kunnen verwachten dat een Sovjetleider, gepokt en gemazeld in Stalins Sovjet-Unie, zich uit loutere menslievendheid zou keren tegen zijn voormalige chef. Zijn positie bereiken én vooral behouden vereiste een dusdanige meedogenloosheid en mensenverachting dat je geen ander denkpatroon kon verwachten dan tot het uiterste vechten om te overleven. Iedere misstap had onder Stalin immers letterlijk fatale gevolgen. Iemand die in een dergelijke politieke omgeving groot is geworden denkt gewoon anders dan de doorsnee democratische politicus. Het gevolg was dat zowel Chroesjtsjov en zijn opvolgers de politieke structuur zoals die onder Stalin had vorm gekregen hebben verdergezet. Een destalinisatie van de Sovjet-Unie is er nooit geweest. Ze was ook een onmogelijkheid, omdat ze onvermijdelijk tot het einde van de Sovjet-Unie zou leiden.
De glasnost legt alles bloot
Het was voor de Sovjet-Unie wachten tot de periode onder Gorbatsjov vooraleer men op prille wijze kon afrekenen met Stalins erfenis. De openheid of glasnost waarmee hij het vastgelopen Sovjetschip terug op gang wou trekken, bracht een bal aan het rollen die hij finaal niet meer kon stoppen. Plots werd alles bespreekbaar – én men besprak het ook. Russen herinneren zich uit die tijd ellenlange televisiedebatten. Daarmee vergeleken waren de uitzendingen over de Tweede Wereldoorlog van onze VRT-journalist Maurice De Wilde flitsende en moderne televisie. Maar men zat wel gekluisterd aan de televisietoestellen omdat eindelijk het verleden werd boven gespit. Het beetje geloofwaardigheid dat het sovjetsysteem nog had – en dat was al niet zo groot meer – verdween als sneeuw voor de zon.
Zo gaven bijvoorbeeld de onthullingen over het Molotov-Von Ribbentroppact een ferme duw aan het onafhankelijkheidsstreven van de Baltische staten en daarmee aan het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Niet dat die openheid over de misdaden van Stalin het enige was waardoor de glasnost de poten van onder de Sovjet-Unie wegzaagde. Maar de doorsnee Sovjetburger ging wel met andere ogen naar zijn overheid kijken.
De massale belangstelling voor de Stalinperiode en het bredere Sovjetverleden was echter van korte duur. In de jaren negentig hadden de Russen andere besognes aan het hoofd. Men wist het nu wel, alles was verteld, of dat dacht men toch. Op een paar kleine groepen nabestaanden van slachtoffers van de Stalinrepressie en een aantal intellectuelen na ebde de belangstelling weg. Gaandeweg zou de afkeer van het Stalinregime zelfs omslaan in een regelrechte bewondering voor de dictator – en ook dat zou niet zonder politieke gevolgen blijven.
Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.
‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.