Drôle de guerre met het Islamisme
Zijn we nu in oorlog?
Alles hangt af van het antwoord op de schijnbaar simpele vraag: zijn we in oorlog of niet?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementWie deze zomer met vakantie is geweest, die heeft het gemerkt: er was niets te merken. De stranden lagen vol zonnekloppers, de terrassen waren drukbevolkt, kinderen smulden van hun ijsjes. Europa gaf niet echt de aanblik van een continent in oorlog. De terreuraanslagen in plaatsen als Nice, Saint-Étienne-du-Rouvray, Würzburg, Ansbach of Straatsburg hebben de anders zo rustige vakantieperiode opgeschrikt, maar niet opgeheven. Zelfs de Zwarte Zomer van Terreur en Angst heeft niet belet dat er massaal gebarbecued, uitgeslapen en ontspannen werd. Zelfs wie overdag verhitte commentaren schreef op internetfora allerhande, genoot ’s avonds gewoon van een glaasje rosé met vrienden. Het is in die zonovergoten omstandigheden een beetje moeilijk uit te leggen dat we met z’n allen echt in oorlog zouden zijn.
De oorlog tegen IS lijkt vooral te bestaan in de retoriek van politici. Angela Merkel:’Deutschland befindet sich im Krieg gegen den IS’. François Hollande: ‘Daesh a déclaré la guerre, nous devons mener cette guerre’. Bart De Wever: ‘Wij zijn in oorlog. Wij worden aangevallen. Onschuldige Europeanen sterven haast wekelijks. Wij moeten ons verdedigen’. Er zijn echter ook politici die expliciet tegenspreken dat we in oorlog zouden zijn. Neem nu John Crombez, in hetzelfde interview waarin hij aankondigde dat hij niets meer wou verbloemen: ‘Je kunt alleen in oorlog zijn met een volk of een staat. Tenzij Bart De Wever IS erkent als een staat, kun je dus niet met hen in oorlog zijn’. Misschien lijkt het een semantische discussie – niemand ontkent dat de terreurgolf teruggedrongen moet worden – maar dat is het niet. Het antwoord op de vraag of we in oorlog zijn, bepaalt de stellingnames in alle andere discussies over veiligheid en samenleven.
À la guerre comme à la guerre
Wie gelooft dat we in oorlog zijn, die vindt ook dat we oorlogsmaatregelen moeten nemen. In oorlog wordt terughoudendheid een luxe die niemand zich kan permitteren. In oorlog wordt de veiligheid van bevolking verheven boven alle andere beslommeringen. Bepaalde vrijheden en zelfs de democratie en de rechtsstaat als geheel worden voor de duur van de oorlog naar de achtergrond verwezen. Iedereen begrijpt én aanvaardt dat een land in oorlog zich niet kan vermeien in steriele debatten over juristiek of procedure. De wetten van de oorlog zijn simpel en hard: wie aarzelt, krijgt slaag. Wie onder vijandelijk vuur vasthoudt aan alle verworvenheden uit vredestijd, verliest de strijd. Wie weigert te doen wat in oorlog noodzakelijk is, laat zich als een lammetje slachtofferen. Als we in oorlog zijn, moeten we ons wapenen en moeten we onze wapens ook gebruiken. Zelfs als dat niet leuk is, zelfs als dat soms indruist tegen onze geliefde procedure. À la guerre comme à la guerre. Het is in oorlog nooit anders geweest.
Wie niet gelooft dat we in oorlog zijn, die vindt dat we vooral rustig moeten blijven. Al onze inspanningen moeten gericht zijn op het vermijden van oorlog. De klemtoon van het beleid moet dus liggen op het bedaren van de gemoederen. Alles wat begrepen kan worden als een provocatie, moet worden vermeden. Zogenaamde ‘oorlogsstokers’ moeten streng toe- en tegengesproken worden. Er kan onder geen beding geraakt worden aan onze uitgebreide rechten en vrijheiden, zelfs als onfrisse personages misbruik maken van die vrijheiden – dat is nu eenmaal de prijs die we betalen voor ons model. Er is tijd en ruimte om ons te verliezen in academische debatten en filosofische gedachtenwisselingen. Het kot staat immers niet in brand. De strijd tegen de terroristen moet gevoerd worden, maar met de middelen van vredestijd. Zelfs visuele verwijzingen naar oorlog, zoals bijvoorbeeld soldaten in de straat, roepen haast allergische reacties op. We moeten toch zeker geen tweede Israël worden – dat land is al decennia in oorlog.
We moeten als samenleving de discussie over de oorlogstoestand beslechten. Alleen als we het allemaal eens zijn over wat er aan de hand is, kunnen we beslissen wat er moet gebeuren. Als het oorlog is, moeten we Bart De Wever wel volgen in zijn verwoede voornemens. Als het geen oorlog is, moeten we Bart De Wever wel tegenspreken. Het lijkt alsof we in veel discussies van de laatste weken de oorlogsvraag steevast overslaan. Nochtans is het de kern van alle meningsverschillen. Niemand wil besluiteloos zijn in oorlogstijd. Niemand wil roekeloos zijn in vredestijd. Nu alleen nog overeenkomen welke tijd er vandaag is aangebroken.
Schemerzone
Wie niet – nooit – twijfelt, is Islamitische Staat. Als Europa al geen oorlog voert tegen Islamitische Staat, dan voert Islamitische Staat zeker en vast wel oorlog tegen Europa. Waar en wanneer het zelfs een beetje mogelijk is, zal Islamitische Staat bloederig toeslaan in het vrije Westen. Dat dit niet dagelijks gebeurt, is enkel en alleen toe te schrijven aan de beperkte mogelijkheden van IS en aan het onzichtbare werk van de vele veiligheidsdiensten – maar dus niet aan enige piëteit vanwege de jihadi’s. Oorlog zoals we die kennen uit onze geschiedenisboekjes – met troepenbewegingen, slagvelden, schaarste, vernieling – blijft voorlopig beperkt tot de strijdtonelen in het Midden-Oosten. De brute oorlogshandelingen van elke dag bereiken ons enkel in de vorm van video en foto – beelden die hoogstens een paar dagen blijven plakken. De westerse mogendheden gaan de grondoorlog niet aan en dus vallen er aan onze zijde ook geen militaire slachtoffers. Op geen enkel ogenblik slaagt Islamitische Staat erin om onze dagelijkse bevoorradingslijnen te verstoren, onze bevolking in ondergrondse bunkers te drijven of ons normale leven onmogelijk te maken. De oorlog blijft abstract en ver van ons bed.
Europa en Islamitische Staat zijn verwikkeld in een nieuw soort oorlog. We worden (nog) niet frontaal geraakt en we vallen (nog) niet frontaal aan. In het Frans heet zo een ‘schemeroorlog’ drôle de guerre, in het Duits Sitzkrieg (‘zittende oorlog’) en in het Engels zelfs ronduit phoney war (‘nepoorlog’). Het is makkelijk om dit soort oorlog te verwarren met – weliswaar getroubleerde – vredestijd. Het is moeilijk om een democratie te bewapenen tegen een vijand die zich weinig laat zien en relatief weinig laat voelen. Dit betekent niet dat de vijand niet beestachtig is, de dreiging niet reëel, de uitdaging niet enorm. Het betekent wel dat de publieke opinie snel geneigd is om de situatie te onderschatten. Ondanks alle opschudding net na een aanslag, is er in Europa nog altijd geen echte roep om doortastende maatregelen. Slechts weinig mensen pleiten om felle besluiters volmachten toe te kennen, om de grondoorlog te openen tegen IS, om de vijfde colonne in eigen land op te sporen en op te sluiten. Er zal nog veel nodig zijn om een comfortabele meerderheid te overtuigen van het bestaan van een echte oorlogssituatie. Dus komen er ook na de terreurzomer geen grote beleidswijzigingen. De geschiedenis zal oordelen of dat ons geluk, dan wel onze blunder is.
Daniël Walraeve (1988) is het pseudoniem van een brave historicus die eigenlijk maar één onhebbelijk trekje heeft: hij is een onverbeterlijke consument van traditionele media. Elke dag leest hij zowat alle kranten en elke dag wordt hij dan weer vreselijk boos om een of ander editoriaal of ander naïef opiniestuk. Hij kan er zelf echt niets aan doen, tenzij er af en toe een stukje over plegen voor Doorbraak. Stokpaardjes zijn ideologie, identiteit en samenleven.
Met een communautaire campagne graaft De Wever zijn eigen graf. Dat vertikt hij.
Adrien de Gerlache doet ervaring op bij de marine en raakt na een reis naar Groenland geobsedeerd door de Zuidpool. Zijn door Leopold II gesteunde Zuidpoolexpeditie was niet voor koorknapen.