Een bom die democratie bracht
Vooruitblikken in het verleden
De regering van caudillo Franco op 3 november 1969. Luis Carrero Blanco staat op de eerste rij, links van Franco.
foto © Karl Drabbe
Op 20 december vond Carrero Blanco, de opvolger van Franco de dood in een ETA-aanslag. Het onthoofdde het stervende regime en legde de weg open voor de transitie naar een democratie in Spanje.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet was een koude winterdag in Madrid toen Luis Carrero Blanco op 20 december 1973 terugkeerde van een eucharistieviering. Carrero Blanco was een half jaar tevoren door de Spaanse dictator generaal Franco tot premier benoemd en was daarmee de gedoodverfde politieke erfgenaam van het Spaanse staatshoofd. Rond halftien reed zijn wagen door de Calle de Claudio Coello toen plots de grond onder de wagen het begaf. Een zware explosie slingerde de wagen tientallen meters in de lucht over de daken van de huizen om aan de andere kant op een binnenkoer te belanden. De chauffeur en de meerijdende lijfwacht waren op slag dood, Carrero Blanco overleed enkele uren later in het ziekenhuis. De explosie was uiteraard niet zomaar een ongeval. Een commando van de ETA had de aanslag zorgvuldig voorbereid. Ze hadden gedurende twee weken een gang onder de weg gegraven. De tunnel werd volgeladen met explosieven die op het moment dat de wagen er over reed tot ontploffing werden gebracht. Alleen maar omdat Carrero Blanco elke dag nauwgezet hetzelfde uurschema volgde was een dergelijke goed voorbereide aanslag succesvol.
De Baskische afscheidingsorganisatie ETA was op dat moment een kleine vijftien jaar oud, maar was pas eind jaren 60 met gewelddadige aanslagen begonnen. Intern zat de organisatie sterk verdeeld tussen een groep die volop voor de gewapende strijd wilde gaan en een meer doctrinaire groep marxisten-leninisten die via een brede mobilisatie van Baskenland een socialistische staat wilden maken – een populaire zinsbegoocheling in die tijd. De aanslag op Carrero Blanco was een wraakoefening voor de executie van een aantal Baskische separatisten. Het was één van de eerste dodelijke aanslagen van de ETA, maar meteen ook een aanslag met verstrekkende gevolgen.
Een stervende dictator
Vanaf de jaren 70 was het Franco-regime gepreoccupeerd door de nakende dood van de caudillo. Dat de 80-jarige generaal het niet lang meer zou trekken was duidelijk, wie hem zou opvolgen was dat minder. Het nationalistische kamp waarmee Franco in 1939 de burgeroorlog in zijn voordeel had beslecht was steeds een amalgaam van verschillende fracties geweest. Dat hadden ze trouwens gemeen met het republikeinse kamp waar anarchisten, socialisten, communisten en autonomisten vaak meer over elkaar heen rolden dan dat ze het nationalistische kamp bevochten. Bij die nationalisten vochten, zij aan zij, fascisten, nationaal-syndicalisten, conservatieve antimarxistische katholieken en monarchisten, die dan op hun beurt nog eens verdeeld waren over welke troonpretendent ze steunden. Spanje onder Franco werd een éénpartijstaat, steunend op een Movimiento Nacional die zowat alle aspecten van de maatschappij overvleugelde. Maar die eenpartijstaat betekende natuurlijk niet dat er geen verschillende facties en verschillende politieke strekkingen bestonden. Zo boette bijvoorbeeld de fascistische vleugel aanzienlijk aan macht en invloed in naargelang de jaren vorderden, de welvaart toenam en een nieuwe middenklasse ontstond. Wat wel overeind bleef: tot in de laatste dagen bleef de regering van Franco een zeer repressief regime.
Carrero Blanco, tijdens de burgeroorlog opgeklommen tot stafchef van de marine en een nauw medewerker van Franco, was één van die mensen die dat repressief regime van 1943 tot aan zijn dood als procureur mee gestalte gaf. In 1967 werd hij vicepremier. Alhoewel hij dus in de kern van het repressieapparaat zat, speelde hij ook een cruciale rol in het terugdringen van de invloed van de fascistische politici op het Franco-regime. Hij behoorde tot de conservatieve katholieke strekking, met onder meer zeer sterke banden met Opus Dei. Hij was één van de zogenaamde “technocraten” die het bestuur van het land moderniseerden en vooral ook een vrije of vrijere markteconomie voorstonden, met als ultieme doel de aansluiting van Spanje bij de Europese Economische Gemeenschap, de voorloper van de EU. Anderzijds heeft men hem nooit echt kunnen betrappen op veel sympathie voor een grotere politieke liberalisering. Of het dus ooit tot grotere politieke vrijheid zou zijn gekomen is zeer de vraag. Gezien zijn leeftijd – hij zou bij het overlijden van Franco 71 jaar geweest zijn – zou zijn regeringsperiode wellicht niet heel lang hebben geduurd.
Democratische transitie
De moordaanslag ontnam het Franco-regime definitief iedere overlevingskans. Zijn opvolger Carlos Arias Navarro had misschien wel de wil om de regering van Franco voort te zetten, maar niet de politieke macht om dit ook te doen. Dat kwam vooral door de opvolger van Franco als staatshoofd, koning Juan Carlos, nochtans zelf door Franco als nieuw staatshoofd aangeduid. Juan Carlos stuurde wel aan op politieke liberalisering, en zo werd Arias Navarro de eerste premier die, in feite tegen zijn zin, de strakke teugels van het politieke systeem moest lossen. De echte liberalisering werd ingezet onder zijn opvolger Adolfo Suarez, die daarvoor in 1977 beloond werd met een verkiezingsoverwinning bij de eerste vrije verkiezingen in Spanje sinds de burgeroorlog. Onder zijn leiding werd een grondwet uitgewerkt die op 27 december 1978 door Juan Carlos ondertekend werd. Voor Spanje was die grondwet toen een grote stap voorwaarts in de democratische transitie. Het is echter diezelfde grondwet die momenteel de Catalaanse democratie fnuikt en als repressieapparaat wordt gebruikt.
Op de dood van Carrero Blanco na verliep de transitie van het rechtse eenpartijregime naar een pluralistische en liberale democratie zonder geweld. Begin jaren 70 telde Europa naast Spanje nog twee dergelijke regimes, in Portugal en in Griekenland. In Griekenland was na een staatsgreep een militaire junta aan de macht gekomen, het zogenaamde kolonelsregime, die onder druk van massale studentenprotesten in 1973 terug van het toneel verdween.
Pioniers in Europa
In Portugal was al langer een autoritaire leider aan de macht. In de jaren 20 had de militaire junta er de hoogleraar Antonio de Oliveira Salazar tot minister van Financiën benoemd om het staatshuishouden terug op orde te brengen. In 1932 werd hij premier. Is een hoogleraar als autoritair leider al uitzonderlijk, hij was wellicht de enige die ooit een gezamenlijke opstand van fascisten en marxisten heeft moeten afslaan. Salazar bleef minister tot hij dusdanig dement werd dat hij in 1968 vervangen werd door Marcello Caetano, ook een hoogleraar overigens. Salazar heeft nooit geweten dat hij als regeringsleider opzij werd geschoven, men heeft hem tot aan zijn dood in de waan gelaten dat hij nog steeds de macht had. Portugal was ondertussen meegesleept in langdurige en bloedige koloniale oorlogen die enorm drukten op de Portugese samenleving. Portugal was historisch de eerste koloniale mogendheid, en tegelijk het land dat het langst en hardnekkigst aan zijn kolonies heeft vastgehouden. Het was dan ook symbolisch dat pas twee jaar nadat Groot-Brittannië van Hongkong afscheid had genomen Portugal op 20 december 1999 Macau overdroeg aan China.
De Anjerrevolutie die in 1973 een einde maakte aan de regering van Caetano vormde voor de machthebbers in Madrid een schrikbeeld dat ze absoluut wilden vermijden. De transitie naar democratie in Oost- en Centraal-Europa die zich dertig jaar geleden afspeelde staat in ons geheugen gegrift. De beelden van de mislukte staatsgreep in Rusland, de Fluwelen Revolutie in Tsjecho-Slowakije, de val van de Berlijnse Muur… ze behoren tot ons collectieve memorie. De democratisering die zich vijftien jaar voordien afspeelde waarbij een aantal rechtse autoritaire regimes gearchiveerd werden is een pak minder bekend. Niettemin waren ze minstens zo bepalend voor heel wat Europeanen.
Tags |
---|
Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.
‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’
Ward Hermans sloot zich als soldaat aan bij de Frontbeweging en bleef nadien Vlaams-nationalist bij de Frontpartij, het Verdinaso en het VNV. Hij stond aan de wieg van de Algemeene-SS Vlaanderen