JavaScript is required for this website to work.
post

Europees Mensenrechtenhof treedt buiten bevoegdheden

Sander Roelandt14/5/2013Leestijd 5 minuten

Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), opgesteld binnen de Raad van Europa, werd in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog gezien als ultieme controle op misbruik van staatsmacht. De naleving ervan wordt gecontroleerd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg, niet te verwarren met het Hof van Justitie van de EU in Luxemburg. Er komt zowel kritiek uit politieke hoek als uit de juridische wereld op de geleidelijke bevoegdheidsuitbreiding van de rechters.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Het Verenigd Koninkrijk keert niet alleen de rug naar de Europese Unie, maar ook naar de Raad van Europa. Binnen de Britse conservatieven klinkt steeds luidere kritiek op de houding van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. David Cameron zei in 2010 bijvoorbeeld dat de uitspraak van het Hof dat gevangenen stemrecht moeten krijgen, hem misselijk maakte. In maart van dit jaar kondigde Theresa May, de conservatieve minister van Binnenlandse Zaken, aan dat de Tories overwegen om het VK terug te trekken uit het verdrag, indien ze in 2015 een absolute meerderheid halen. De grootste kritiek komt er omdat het Hof de uitlevering van terroristen door het Verenigd Koninkrijk aan bijvoorbeeld de Verenigde Staten tegenhoudt.

Ook in Nederland is al een paar jaar een debat aan de gang over de verreikende invloed van het EHRM. Enkele Nederlandse liberale fractieleden publiceerden in 2011 een stuk in de Volkskrant waarin ze pleitten om het Europees Hof aan banden te leggen. ‘Door zich steeds meer te mengen in democratisch gelegitimeerde politieke besluiten van de lidstaten, dreigt het Hof zijn geloofwaardigheid en draagvlak te verliezen’, schreven de liberale VVD’ers. Belgische kritiek kwam vooral uit de juridische wereld op de Salduz-wet rond de verplichte bijstand van een advocaat bij het eerste verhoor van een verdachte. De wet kwam er na het Salduz-arrest uit Straatsburg.

Salduz

In mei 2001 werd de 17-jarige Yusuf Salduz door de Turkse politie gearresteerd op verdenking van deelname aan een onwettige demonstratie ter ondersteuning van de Koerdische afscheidingsbeweging PKK. Tijdens het politieverhoor heeft hij een bekentenis afgelegd, die hij later introk. De jongeman beweerde dat hij tijdens dat politieverhoor met geweld onder druk was gezet. Zijn veroordeling tot twee en een half jaar cel was vooral gebaseerd op die eerste verklaringen die hij zonder advocaat had afgelegd. Salduz trok naar Straatsburg, waar de rechters oordeelden dat het recht op juridische bijstand geldt vanaf het moment dat de ondervraging door de politie begint. De uitspraak van het Hof geldt in de praktijk ‘erga omnes’, wat betekent dat alle 47 staten van de Raad van Europa verplicht zijn om hun wetgeving in lijn te brengen met het arrest, met een enorme financiële kost tot gevolg.

Er zijn voor- en nadelen aan de Salduz-wet. Fundamenteler is echter de vraag of het Hof met dit arrest zijn bevoegdheden niet overschrijdt. De Nederlandse publicist Thierry Baudet denkt dat het niet aan het Mensenrechtenhof is om de breed omschreven fundamentele mensenrechten los van de nationale context te gaan interpreteren. Hoe ver gaat ‘het recht op juridische hulp’? Moet dat recht in elk van de 47 EVRM-staten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd? De omstandigheden in Turkije zijn toch niet altijd te vergelijken met hoe het er aan toe gaat in Nederland of België? Frank Schuermans, advocaat-generaal bij het Hof van Beroep in Gent, meent dat het Salduz-arrest ons een Angelsaksisch rechtsmodel opdringt dat haaks staat op ons bestaande rechtssysteem.

Jurist Matthias Storme is wel te vinden voor het opnemen van enkele Angelsaksische elementen in ons rechtssysteem, maar vindt dat onze nationale parlementen daarover het laatste woord moeten hebben. Storme ziet de ‘evolutieve interpretatie’ van het Mensenrechtenverdrag als een belangrijk probleem. ‘Nationale rechters moeten een wet kunnen interpreteren volgens de veranderde context, maar wat het onverkozen orgaan in Straatsburg doet, gaat veel verder. De politiek kan die interpretaties namelijk niet terugdraaien’. Dat stoort ook Thierry Baudet: ‘Er is geen wetgever die de interpretatie van grondrechten door het Hof kan bijsturen met nadere juridische bepalingen. Omdat het Europees Hof boven iedere staatsmacht uittorent, bewaakt niemand de bewakers.’ (NRC Handelsblad, 13 nov. 2010).

Rechterlijke Revolutie

Marc Bossuyt, die vroeger Belgisch vluchtelingencommissaris was en momenteel voorzitter van het Grondwettelijk Hof, hekelde de voorbije jaren – in eigen naam – in enkele interviews en wetenschappelijke artikels de onterechte bevoegdheidsuitbreiding door het EHRM. Zo verwijst hij naar een arrest van het Hof dat stelde dat de Franse gehandicaptentoelage van iemand die nog nooit had bijgedragen tot de sociale zekerheid, toch een eigendomsrecht was. ‘Als sociale steun een eigendomsrecht is geworden, dan zijn de rechters van Straatsburg erin geslaagd ook van wie niets bezit een eigenaar te maken. Dat was Marx zelfs niet gelukt!‘ (GvA, 11 mei 2010).

Bossuyt ziet het Hof zover gaan dat hij over een ‘rechterlijke revolutie’ spreekt. Het hof heeft in zijn ogen geleidelijk zijn bevoegdheden nodeloos uitgebreid inzake de wetgeving rond de sociale zekerheid (pensioenen, uitkeringen voor gehandicapten …). Dit zijn sociale rechten die sterk samen hangen met de prioriteiten die in een democratie worden gelegd. ‘We hebben altijd erkend dat het de democratische rol is van de nationale parlementen om te beslissen over het besteden van de schaarse middelen. Dat gebeurt onder de controle van het eigen grondwettelijke hof. De grote vraag is of de staten nu hun bevoegdheden niet aan het verliezen zijn in dit domein’, klonk het in Le Vif/Express (23 dec. 2011).

Asielrechtspraak

Voorzitter Bossuyt ziet ook een probleem rond asiel en migratie. De rechter meent dat de rechtspraak in asielzaken een efficiënt asielbeleid door de lidstaten bemoeilijkt of zelfs verhindert. Het Hof is té ondernemend, het zet zich op de stoel van de nationale instanties die over een asielverzoek moeten oordelen en beslist in hun plaats. Zo stelt het Hof bijvoorbeeld dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor ‘indirecte’ schendingen van de mensenrechten. Staten worden door het Hof veroordeeld, niet omdat zij zelf de klager hebben gefolterd, maar omdat zij hem willen overbrengen naar een andere staat die dat mogelijk zou doen. Ook wanneer de staat de klager heeft teruggestuurd naar zijn herkomstland waar hij later niet werd mishandeld, wordt de staat toch veroordeeld omdat dat had (of misschien nog zou) kunnen gebeuren. Voor zijn analyse steunt het Hof zich ook meer en meer op secundaire bronnen zoals verslagen van ngo’s. Die organisaties  hebben echter een eigen agenda en dat ziet het EHRM onvoldoende, vindt Bossuyt. Ten slotte bekritiseert Bossuyt ook de banalisering van ‘artikel 3’ van het EVRM, die iedere foltering en mensonterende behandeling verbiedt. Het Hof verlaagt voortdurend de toepassingsdrempel van dat artikel. In januari 2012 werd België bijvoorbeeld veroordeeld op basis van het verbod op marteling omdat een Iraakse asielzoeker – in België veroordeeld voor banden met Al-Qaeda en mensensmokkel – werd teruggebracht naar Irak. De man kreeg 10 000 euro om vrijwillig terug te keren naar zijn thuisland, maar aangezien hij bij aankomst drie weken werd gevangen gezet, veroordeelde het Mensenrechthof België op basis van het fameuze artikel 3. Bossuyt vindt dat drie weken gevangenis in Irak niet gekwalificeerd kan worden als foltering of onmenselijke behandeling en dat België daarvoor niet kan worden veroordeeld. Griekenland werd in 2001 zelfs veroordeeld voor marteling omdat het een 15-jarige Afghaan twee dagen vasthield in een overbevolkt gesloten centrum voor illegalen op het eiland Lesbos. ‘Het arrest van het Hof impliceert dat de Griekse staat in voldoende behoorlijke huisvesting moet voorzien voor asielzoekers op alle mogelijke eilanden waar ze, zonder toestemming of voorafgaande kennisgeving voor kiezen om te arriveren’, klinkt het vol ongeloof bij Bossuyt in de European Constitutional Law Review.

Kleine ommekeer?

Mede door de kritiek van Marc Bossuyt kwam er binnen de juridische wereld een grondig debat op gang over wat het Hof wel en niet kan doen. De taak van het Hof is eigenlijk subsidiair: het komt na de nationale wetgever, die als enige politiek verantwoordelijk is, en na de nationale rechtscolleges. Zijn eigenlijke taak is na te gaan of de nationale wetgeving van een verdragsstaat en de gevolgde rechtsprocedures wel in overeenstemming zijn met het EVRM. Het Hof brengt echter steeds meer rechtsregels waaraan een mensenrechtenaspect zit onder zijn bevoegdheid, ook al hebben de verdragsstaten dat niet gewild.

Het Hof lijkt zich wel bewust van de weerstand waarop zijn optreden botst. Onder de recente arresten uit de laatste twee jaar zitten enkele voorzichtige uitspraken. In andere arresten blijft het Hof echter erg actief optreden. We kunnen dus nog niet spreken over een duidelijke ommekeer.

[kaderstukje]

EVRM? EHRM?
Binnen de Raad van Europa werd in 1950 het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) opgesteld. Wie meent dat zijn of haar rechten geschonden zijn door een staat die partij is, kan naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg trekken. Uitspraken van het Hof zijn bindend.

Tags
Personen

Sander Roelandt (1989) is medewerker in het Europees Parlement en volgt er verschillende economische commissies.

Meer van Sander Roelandt
Commentaren en reacties