Excuseer, ik ben niet objectief!
foto ©
Ja, excuseer mij, ik ben niet objectief, ik ben een journalist.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementSinds altijd hoor ik zeggen dat wij, perslui, niet objectief zijn en ik beaam dat verwijt. Als het een verwijt is. Ik zie het eerder als een erkenning van een bijzondere eigenschap.
Let wel, ik zou graag voluit objectief willen zijn. Zoals vele collega’s dat ongetwijfeld willen (Ons beroep zit vol mensen van goede wil. Wij helpen er overal de straten mee plaveien). Maar wij zijn veroordeeld om niet te slagen. Het kan gewoon niet en, ondanks het feit dat u geen journalist bent, u kunt het ook niet. Het is de mens niet gegeven objectief te zijn. Dat is nu eenmaal een feit waar geen alternatief voor is. Ik heb het gecheckt. Dubbel.
Ik roep nu een man ter hulp, een historicus, die veel voor kranten heeft geschreven: wijlen E. Troch, een van de betere hoofdredacteuren die ik ooit heb gehad. Op onze zeldzame rustige momenten van redactionele bezinning, als wij tijd hadden om onze koffie uit te drinken zonder dat een telefoontje ons kwam onderbreken, herhaalde hij graag zijn oude wijsheid: “Objectiviteit kunnen wij op deze wereld niet bereiken, maar wij kunnen ernaar streven.” Wij noemden ons dan ook wel eens de Strevers. Hij voegde eraan toe: “Wij kunnen wel proberen een eerlijke krant te maken.” Wat hij ook weer wat nuanceerde: “Een zo eerlijk mogelijke krant.” E. Troch was een West-Vlaming, uit Oostende dan nog, maar hij kon nuanceren.
Hij schreef in de krant over buitenlandse politiek en hij streefde naar internationaal niveau. In Vlaanderen getuigde dat toen van stoutmoedig optimisme. In onze binnenlanden werd hij er vaak op aangevallen. Het was in de tijd van de Koude Oorlog die bezig was zich op te warmen. Niveau lag moeilijk, op de rand van het vuur. Troch zijn linkeroog was ook wat sterker dan zijn rechteroog en dat konden velen niet zien. Linkse ooglapjes waren in de mode.
Soms probeer ik mij voor te stellen wat hij, mocht hij nu leven, zou geschreven hebben over de trumpistische wereldbeschouwing en over de twitterstijl van een roepende op de Mall. “Die man kent zijn dossier niet”, zou Troch nuchter gezegd hebben. Dossier, dat was een van zijn kernwoorden. Als wij, zijn onstuimige jonge redacteuren, met geniale ideeën voor de dag kwamen, vroeg hij minzaam: “Ken je je dossier?” Ja, het zal jullie misschien verbazen, maar die hoofdredacteur van ons wilde weten, of wij wisten waarover wij schreven. Op grote ogenblikken gewaagde hij van Historische Kritiek!
De term fact checking was nog geen pasmunt op de toenmalige redacties. Post-truth kende niemand. Wel bestonden er kronieken waarin wij geen echte verslaggeving zagen, maar een licht krankzinnige vorm van schrijfkunst die haar betekenis precies voorbij de werkelijkheid vond. Zonder die afwijking was bijvoorbeeld een sportrubriek, vooral in de Ronde van Frankrijk, niet leefbaar. (Merkwaardig, tussen haakjes, hoe het Engelse woord voor waarheid in Antwerpen al lang verworden is tot “truut”)
“Alternatieve feiten” bestonden er zeker, ook en niet het minst in de politieke sfeer, maar onze politici gaven daar een andere naam aan. Toen de eerste televisiedebatten oplaaiden, groeide bij ons bijvoorbeeld de mythe van de Betrouwbare Cijfers. Zodra een van de pratende politici even naar adem moest snappen, sprong een andere politicus op en vroeg, met schalkse stem: “Ik weet niet, geachte collega, waar U uw cijfers vandaan haalt, maar WIJ beschikken over Andere Cijfers. En die zijn duidelijk…” Er volgde een lange optelsom die onmiddellijk de lachlust opwekte van de tegenstrevers. De kranten spraken dan grinnikend over “de Dans der Cijfers”. Zelf beschikte de pers natuurlijk over de Betere Andere Cijfers. Er was ook altijd iemand die tussendoor riep: “Met statistieken kun je alles bewijzen!” Op elke redactie zat een oude veteraan die zich in een eenzaam hoekje bezighield met het narekenen van al wat er aan getallen in de openbaarheid werd gegooid. Je kon hem soms sardonisch horen lachen. Zeker als hij te maken kreeg met wat de economen zeer bezorgd “de helse spiraal van prijzen en lonen” noemden.
Cijfers zijn altijd de eerste slachtoffers van de politieke rekeningen geweest. Hun flexibele inzetbaarheid werd de woelige eeuwen door geapprecieerd door alle overheden. Wie vandaag verwonderd of geschokt en vol schrik terugkijkt naar de lege plekken op de Mall in Washington, waar een persvoorlichter ten aanschouwe van heel de wereld een parallelle werkelijkheid bouwt en verdedigt, goochelend met tientallen duizenden aan- en afwezigen, wel, die moge ik herinneren aan de Belgische minister van binnenlandse zaken die ooit, toen een der grootste protestmanifestaties uit de Schoolstrijd van de jaren Vijftig door de hoofdstad trok, in de nationale radio-omroep liet verkondigen dat Brussel zo leeg was als een uitgeblazen ei.
Ach, er moeten dikke boekenreeksen met zulke historische voorbeelden te vullen zijn, met bijgevoegde CD’s vol “Trump and circumstance”.
Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.
De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.