Finland: onafhankelijk in 1918
De eindeloze Eerste Wereldoorlog: omwentelingen in Oost-Europa, 1918-1923 (2)
Maarschalk Carl Gustaf Mannerheim stond aan de wieg van het onafhankelijke Finland.
foto ©
11/11/1918 was het einde van de Groote Oorlog, echter enkel in het Westen. In Midden- en Oost-Europa sleepte ze verder aan, en waaierde uit in diverse burgeroorlogen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementNa de wapenstilstand van 11 november 1918, was er aan het oostfront in Midden- en Oost-Europa voorlopig van vrede nog geen sprake. De strijd woedde verder. Veel perspectieven waren er niet. De toekomst was onbestemd en angstaanjagend. Bij deze kriskras door elkaar lopende oorlogen kwamen, in de periode 1918-1923, nog eens vier miljoen mensen om het leven; dat is meer dan het totale aantal gesneuvelden van Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten samen tijdens de Eerste Wereldoorlog.
In deze zomerreeks willen we de onmiddellijke naoorlogse situatie beschrijven in achtereenvolgens de Baltische landen, Finland, Polen en Hongarije.
Grootvorstendom
Als autonoom grootvorstendom nam Finland, met een eigen grondwet en regering, binnen het Russische tsarenrijk een uitzonderingspositie in. De tsaar die als grootvorst van Finland fungeerde werd door een gouverneur vertegenwoordigd. Zo kon het land tijdens de Grote Wereldbrand neutraal blijven en diende het niet aan Russische zijde te strijden — wel werden de Finse ministers door Russische vervangen. In totaal streden 1500 Finnen als vrijwilligers aan Duitse en Russiche zijde. Daarnaast zond de Finse overheid in 1915 via Zweden 2000 vrijwilligers naar Duitsland om er in het keizerlijke leger opgeleid te worden en gevechtservaring op te doen. De Finse overheid was onder de indruk van de Duitse prestaties op het slagveld, en besefte maar al te goed dat het land vroeg of laat over een eigen leger diende te beschikken. De Finnen werden door de Duitsers gegroepeerd in een eigen bataljon jagers of lichte infanterie. Deze vrijwilligers vormden later de stam waaruit het Finse leger ontstond.
Toen Finland echter in 1918 zijn onafhankelijkheid uitriep, brak er een hevige burgeroorlog, ook Vrijheidsoorlog genoemd, uit. De oorlog tussen de ‘roden’ (socialisten en communisten) en de ‘witten’ (conservatieven, nationalisten, boeren…) kostte in amper drie maanden tijd het leven aan meer dan 36.000 mensen of 1 procent van de bevolking. Het was meteen een van de bloedigste burgeroorlogen van de 20ste eeuw. Hieronder brengen we u het verhaal van deze strijd.
Lenin
Het uitbreken van de Februarirevolutie in 1917 en nog meer de bolsjewistische Oktoberrevolutie van hetzelfde jaar vormden de rechtstreekse aanleiding voor het uitroepen van de Finse onafhankelijkheid op Sinterklaasdag van 1917. De burgerlijke instanties vreesden immers dat als zij de onafhankelijkheid niet zouden uitroepen, het land vanuit Rusland overspoeld zou worden met communistische propaganda. Propaganda die zou leiden tot een radicalisering en militarisering van de eigen socialistische arbeidersbeweging (partij en vakbonden). Door een algemeen voedseltekort heerste er immers overal onrust en ontevredenheid onder de arbeiders in de steden in het zuiden van het land.
Vanuit Petrograd zegde Lenin de Finse socialisten alle steun toe en erkende hij formeel de Finse onafhankelijkheid (31 december 1917). Gevolg was dat de Finse socialisten in een bolsjewistisch bad terecht kwamen. Vooral de hongerige arbeiders en hun gezinnen, een tijdlang voorzien van Russische voedingswaren, luisterden met een welwillend oor naar communistische propagandisten. Heel wat arbeiders raakten werkloos omdat door een gebrek aan bestellingen vanuit Rusland de Finse wapen- en papierfabrieken zonder werk kwamen te vallen. Een voor een sloten ze hun deuren of werkten ze op halve kracht. Het hitste de gemoederen verder op. Plunderingen van voedselvoorraden en winkels waren aan de orde van de dag.
In de steden werden burgerlijke milities gevormd en op het platteland boerenwachten. Ze kregen een semimilitaire opleiding. De sterke Russische garnizoenen (in totaal 75.000 soldaten), die zowat overal in het land aanwezig waren, vormden eigen arbeiders- en soldatenraden. De Russische soldatenraad van Helsinki liet weten dat ze de taken van de politie overnam. Hierdoor kwam de werking van de stedelijke politie lam te liggen. Enkel wie zich tot het socialisme bekende, mocht verder zijn taak uitoefenen. Deze beslissing wakkerde de onrust nog verder aan. De eerder gematigde socialistische leiders verloren geleidelijk aan hun greep op de zich radicaliserende arbeiders, die eigen milities of ‘rode gardes’ vormden. Schermutselingen tussen anti-Russische activisten en gewapende Russische patrouilles waren niet meer uitzonderlijk te noemen. Om hun macht op de arbeidersbeweging te kunnen behouden, riepen de leiders een algemene staking uit die het land plat legde. In heel Finland werd de stakingsoproep opgevolgd. Langzaam gleed het land af naar burgeroorlogachtige toestanden. Deze maatschappelijke veranderingen voltrokken zich in de schaduw van de amper verworven onafhankelijkheid.
Duitse hulp
De algemene staking leidde ook tot gewelddadige confrontaties tussen Finse nationalisten en rode gardisten (socialisten en bolsjewisten). Na het uitroepen van de onafhankelijkheid en het losscheuren van het land van het revolutionaire Rusland, grepen socialisten en bolsjewisten de macht, met Lenin op de achtergrond. Hals over kop diende de gewezen Siberische banneling en eerste minister Pehr Evind Svinhufvud (1861-1944) met zijn regering bestaande uit senatoren uit Helsinki weg te vluchten. In Helsinki werd een ‘volkscommissariaat’ ingericht dat Finland wilde reformeren tot een Socialistische Radenrepubliek, meteen erkend en gesteund door Lenin en zijn kliek.
De rode strijdmacht telde amper 5 à 10 procent Russische vrijwilligers, meestal instructeurs. De meerderheid van de rode gardisten bestond uit socialisten. Hierdoor konden de sociaaldemocratische leiders weer de dienst uitmaken. Een tijdlang hadden ze de controle over de steden en de weinige industriële centra in het zuiden van Finland in handen. De industrialisering van het land stond nog in haar kinderschoenen.
Eenmaal van hun eerste schrik bekomen, namen de leden van de senaat of de nieuwe wettige vertegenwoordigers van het land weer het heft in handen. Ze namen contact met de Duitse regering en het leger en kregen onmiddellijk de toezegging van wapen- en voedselleveringen, alsook de belofte dat een deel van de Finse soldaten in het Duitse leger naar huis konden terugkeren. Een week later kwamen de eerste honderd Finse ‘jagers’ weer thuis. Na een paar dagen bij hun familie, werden ze als instructeurs in dienst genomen van het nieuwe Finse leger in opbouw. De Duitsers leverden (machine)geweren, munitie, kanonnen en ander wapentuig. Andere wapens kochten de ‘witten’ van corrupte en oorlogsmoeë Russen.
Al op 9 januari 1918 deed de Finse witte regering andermaal een beroep op Duitse hulp. Kaiser Wilhelm II. raadpleegde zijn belangrijkste generaals Hindenburg en Ludendorff. Zij adviseerden hun keizer om de Finnen alle hulp te verschaffen die ze nodig hadden maar Lenin en co niet te fel te bruuskeren. Immers de onderhandelingen die zouden leiden tot de vrede van Brest-Litovsk waren toen volop bezig. De Duitsers zonden daarop alle Finse vrijwilligers naar huis plus een konvooi schepen met voldoende wapens en uitrustig. Daar bovenop kwam even later nog een complete Duitse divisie, de zogenaamde Ostseedivision, 11.000 man sterk, onder leiding van generaal-majoor Rüdiger von der Goltz, die we eerder al ontmoetten in het Balticum.
Mannerheim
Wel zocht Svinhufvud (in het Nederlands letterlijk ‘zwijnskop’) een geschikte bevelhebber voor zijn Witte Leger. Sommigen stelden een Duitse generaal voor maar daar wilde de bij uitstek Finse nationalist, die Svinhufvud was, niets van weten. Op 16 januari 1918 vroeg hij de naar Finland teruggekeerde tsaristische luitenant-generaal Carl Gustaf Emil Mannerheim (1867-1951) als opperbevelhebber van de Finse strijdkrachten. Mannerheim was een beroepsmilitair met dertig dienstjaren. In zijn eigen thuisland was hij volstrekt onbekend. Tijdens de laatste zomer (1917) had hij zich vertrouwd gemaakt met de Finse kwestie, en wilde zijn steentje bijdragen. Hij moest dan ook niet lang nadenken toen Svinhufvud hem vroeg.
Bij zijn kennismaking met de regering in ballingschap bleek duidelijk dat sommigen liever een andere bevelhebber gezien hadden. Het tij keerde echter vlug. Mannerheim kreeg ook de leiding over een zogenaamd militair comité. In feite was er nog niets voorhanden. Dankzij zijn organisatietalent, zijn bekwaamheid en mensenkennis slaagde hij er in relatief korte tijd in om een troepenmacht, hoofdzakelijk bestaande uit vrijwilligers afkomstig van het platteland, op de been te brengen. Het was voor hem echter een bittere teleurstelling toen Zweden weigerde militaire hulp te verschaffen. Hij had immers alles gezet op een pro-Scandinavische politiek. Enigszins tegen zijn zin aanvaardde hij de Duitse hulp, waarmee zijn tegenstanders binnen de regering het pleit wonnen. Om de pil ietwat te vergulden werd hem als hoogste in dienst ook het opperbevel over de Ostseedivision toegezegd. De Duitsers legden er zich bij neer. Mannerheim was realist genoeg om te beseffen dat zijn land niet anders kon dan een pro-Duitse koers te varen.
Burgeroorlog
Al op 27 januari 1918 ondernam het zwak bewapende en nog pover opgeleide Finse leger enkele verrassende acties tegen Russische garnizoenen. De Russen werden overrompeld en met vreugde haalde men de goed voorziene wapendepots leeg. Dat was het begin van de Vrijheidsoorlog, de strijd tussen Witten en Roden. Tevens ook van de rode revolutie in Finland. De roden stonden onder commando van Ali Aaltonen, luitenant in het Russische leger, en voerde in de zuidelijk gelegen steden Helsinki, Viborg, Turku, Lappeenrata, Pori en Tampere een schrikbewind tegen de burgerbevolking. Later kregen de rode gardisten van hetzelfde laken een broek.
Onmiddellijk brak in het zuiden van het land een algemene ambtenarenstaking uit die het openbare leven nagenoeg lam legde. Arbeiders, waaronder velen die nauwelijks geletterd waren, dienden in ijltempo hun taken over te nemen. Het leidde tot chaotische toestanden. Ook sloten alle banken hun deuren wat dan weer een financiële ineenstorting tot gevolg had. De socialisten konden hun geplande economische hervormingen hierop niet doorvoeren.
Niettegenstaande de druk die op hem uitgeoefend werd, wilde Mannerheim niet overhaast te werk gaan. Midden februari achtte hij zijn troepen nog niet voldoende opgeleid en sterk genoeg om al ten strijde te trekken. Tegelijkertijd wilde hij, nog vooraleer Duitse eenheden geland waren, bewijzen dat zijn Finse soldaten wel degelijk tot zelfstandige operaties in staat waren. De tijd drong.
De burgeroorlog vond plaats in de ijzige Finse winter. Beide partijen konden elk ongeveer 70.000 mannen en vrouwen in de strijd werpen. Van een aaneengesloten front was geen sprake. Daarvoor was het winterse terrein niet toegankelijk genoeg. Het leeuwendeel van de gevechtshandelingen vonden plaats langs de schaarse nationale wegen, in de eerste plaats de spoorwegen die de grote steden met elkaar verbonden. Verkeers- en spoorwegknooppunten waren dan ook van essentieel belang. Om het bezit van deze strategisch belangrijke punten werd vaak hard gevochten. Meestal kwamen de witten die beter opgeleid, gemotiveerd en bewapend waren, als overwinnaars uit deze gevechten.
Tampere
Midden maart 1918 achtte de inmiddels tot generaal der cavalerie bevorderde Mannerheim de tijd rijp om zijn leger ten aanval te voeren. Na de inname van een aantal ‘rode’ steden vormde de strategisch belangrijke vesting- en industriestad Tampere het einddoel. De industrieel belangrijkste stad van Finland was stevig in handen van de roden, die het tot hun belangrijkste bolwerk uitgebouwd hadden. Na de omsingeling van Tampere werd de stad langzaam maar zeker de keel dichtgeknepen. Het kwam tot niets en niemand ontziende straatgevechten waarbij geen gevangenen gemaakt werden. Terreur werd met tegenterreur beantwoord. De verliezen aan beide zijden waren hoog. Nergens werd zo hard en hevig gevochten tijdens de Finse burgeroorlog als in Tampere. Op 6 april was de stad in handen van Mannerheims troepen. De witten verloren 600 soldaten en de roden 1800. Na de inname van de stad liet Mannerheim een paar duizend ‘rode’ gevangenen terechtstellen, als wraak voor de terreurdaden van de roden.
Inmiddels was de Ostseedivision van generaal von der Goltz op 3 april geland in Hanko. Het daar aanwezige rode commissariaat liet zich compleet verrassen, en reageerde paniekerig. De krijgservaren Duitsers ontmoetten slechts geringe weerstand. Op 12 april bevrijdden ze Helsinki, gesteund door een sterk vlooteskader van de keizerlijke marine, en konden de leden van de senaat uit ballingschap terugkeren. Twee dagen later volgde er een Duitse overwinningsparade in de hoofdstraten van Finlands hoofdstad. Ietwat voorbarig toch. Tot einde april werd er immers nog hard gevochten. De roden dienden thans tegelijk tegen het leger van Mannerheim en de Duitsers te vechten. Het was een bij voorbaat verloren strijd. Na de val van Tampere was hen daarbij de moed in de schoenen gezonken.
Koninkrijk Finland
Op 5 mei 1918 was de Vrijheidsoorlog achter de rug. Op zijn beurt kon generaal Mannerheim aan het hoofd van zijn leger op 16 mei triomfantelijk Helsinki binnenrijden. Hij, de voorheen onbekende tsarengeneraal, werd door de Finnen bewonderd en vereerd als een nationale held. Het was in aanzienlijke mate dankzij zijn inzet en militair kunnen dat de jonge staat zich had kunnen handhaven.
De Duitsers hadden eveneens een aanzienlijk aandeel in de overwinning van de witten. Door hun ingrijpen en koene landingen in de rug van de vijand was er vroegtijdig een einde aan de oorlog gekomen. De Finse regering was maar al te dankbaar voor de gepresteerde hulp, en schoeide zijn leger volledig op Duitse leest.
Het Finse parlement verzocht Friedrich Karl von Hessen, de zwager van de Duitse keizer, koning van Finland te willen worden. Van 9 oktober tot 14 december 1918 was Finland effectief een koninkrijk. Na de Duitse nederlaag, de Novemberrevolutie en de ineenstorting van de monarchie vond men het idee van een eigen Fins koninkrijk toch niet meer zo aantrekkelijk. In wederzijds overleg vond ook de Duitse prins het geraadzaam om af te treden, en in 1919 werd een republikeinse grondwet aangenomen.
In december 1918 verlieten de laatste Duitse soldaten Finland richting Letland. Zij verloren in het land van de duizend meren een driehonderdtal manschappen (doden, vermisten en gekwetsten).
Tot slot
In totaal eiste de burgeroorlog 36.640 mensenlevens. Daarvan waren er 9403 tijdens de gevechtshandelingen gevallen, 9720 werden terechtgesteld en 13.446 kwamen door ziektes (Spaanse griep!), honger en andere ontberingen om in de naoorlogse gevangenkampen. Daarnaast werden 67.500 rode strijders tot gevangenisstraffen veroordeeld. Ook werden er 1650 burgers door de roden gelyncht.
De burgeroorlog leidde tot een diep verdeelde maatschappij en een zwaar vernederde arbeidersklasse. Het grootste deel van de socialistische leiders hadden hun heil in de vlucht naar Petrograd gezocht. In eigen land werd de socialistische partij jarenlang genegeerd. Pas in 1937 kon ze een eerste maal weer deel uitmaken van een regering.
_____
Literatuur:
- Gerwarth, Die Besiegten: das blutige Erbe des Ersten Weltkriegs. München, 2017
- S. Hentilä, 1918: das deutsche Finnland: die Rolle der Deutschen im finnischen Bürgerkrieg. Regensburg, 2018
- J. Verstraete, Maarschalk Mannerheim. Kortrijk, 1998
Tags |
---|
Pieter Jan Verstraete (1956) is bibliothecaris in Kortrijk maar wijdt zich al zijn hele leven aan de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging. Hij is de biograaf van o.a. Hendrik J. Elias, Odiel Spruytte, Reimond Tollenaere, Leo Vindevogel en tientallen militanten uit de Vlaamse Beweging. Momenteel werkt hij aan een monumentale biografie van Staf De Clercq.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.