Geen vos die zijn streken verliest: Frits van Oostrom over de Reinaert
Genereus met kennis, uiterst vaardig verteld
Illustratie uit de Franse versie, de Roman de Renart.
foto © WikiMedia Commons
‘De Reinaert’ is Frits van Oostroms recentste studie over de beroemde vos: op uiterst vaardige manier verteld en genereus met kennis.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementFrits Van Oostroms nieuwste worp — De Reinaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk — is verschillende boeken in één. In minder vaardige vertelhanden kan dat een ernstig probleem zijn. In die van de grootste historisch letterkundige van de Lage Landen duidelijk niet.
Vier boeken in één
Het nieuwe boek van Van Oostrom is tegelijk de biografie van een tekst, de geschiedenis van de wetenschappelijke studie van die tekst en een even grondig als deskundige lectuur van de 3494 verzen die Van den vos Reynaerde in een nieuwe editie achterin dit dikke boek krijgt. Vier boeken in één voor de geïnteresseerde lezer dus, en wat dat laatste betreft: dat zijn er 35 meer dan de 3469 die het dierenepos op Wikipedia krijgt.
Dat verschil in lengte zegt meteen iets over het wezen van middeleeuwse teksten. Die zijn doorgaans tot ons gekomen in een andere vorm dan de ‘oorspronkelijke’, ‘door de auteur’ bedoelde. Middeleeuwse teksten stammen uit een tijd van voor de boekdrukkunst. Ze circuleerden in verschillende handschriften. Wie ooit een tekst met de hand heeft gekopieerd, weet hoe snel verschrijvingen, verfraaiingen en verdraaiingen het gevolg zijn van een dergelijk schrijfproces.
Nieuwe editie
Zoals we in de proloog tot Van den vos Reynaerde lezen, werd de oorspronkelijke Reinaert geschreven door ene ‘Willem’. De versies (meervoud!) die we vandaag hebben, zijn niet van de hand van die Willem, maar van kopiisten die zijn tekst (of een kopie daarvan) hebben overgenomen. Die versies lopen in grote lijnen gelijk, maar verschillen ook op bepaalde punten.
Twee handschriften dienen doorgaans als de basis voor de wetenschappelijke edities van het middeleeuwse meesterwerk, en ook hier is dat geval. Al geeft Van Oostrom (samen met co-editeur Ingrid Biesheuvel) aan dat hij ook andere overgeleverde versies gebruikte. Het resultaat is een versie van de tekst die, naar beiden menen, zo dicht mogelijk de tekst van de genaamde Willem benadert (zonder de pretentie te hebben ermee samen te vallen).
Wie was Willem?
Over wie die Willem was, bestaat ten andere geen zekerheid. Van Oostrom gelooft ook niet dat we die ooit zullen hebben. Velen hebben getracht de identiteit van de briljante auteur te ontmaskeren. Volgens de ene ging het om een monnik in de abdij van Boudelo in het land van Waas (een streek waaraan in de verzen van de Reinaert herhaaldelijk wordt gerefereerd), volgens de andere was de tekst duidelijk het product van een kenner van de lokale rechtspraak, mogelijk iemand die actief was aan het Gentse hof.
J.W. Muller, hoogleraar te Utrecht en Leiden, de eerste die een proefschrift over de Reinaert schreef, was ervan overtuigd dat de tekst zoals we die kennen het resultaat was van twee schrijvershanden: de genaamde Willem maakte volgens hem af wat ene Arnout (zijn naam valt ook in de proloog) was begonnen.
Ook Jan-Frans Willems had in zijn editie van 1836 (nog voor Muller) op die mogelijkheid gewezen. Inhoudelijk bestaat het verhaal dat in de Reinaert wordt verteld immers uit twee delen. Het eerste, waarin Reinaert op de hofdag van Koning Nobel van allerlei beschuldigd wordt, gaat terug op een Franse bron, de Roman de Renart. Het tweede (Reinaert komt aan op het hof en lult zich uit de beschuldigingen) kent in deze vorm zijn gelijk niet in de Europese Reinaert-materie.
Leermeesters
Willems en Muller zijn maar twee van de namen over wie Van Oostrom het heeft in de delen van zijn boek die gewijd zijn aan de anderhalve eeuw studie die de Reinaert voorlopig heeft opgeleverd. In die passages passeren de groten van de laaglandse mediëvistiek: de gerenommeerde filoloog Wytze Gerbens Hellinga, die in de vos een rebelse vrijbuiter zag, Van Oostroms leermeester Wim Gerritsen, die wees op de Europese traditie waarin de Reinaert stond en Klaas Heeroma die in De andere Reinaert de tekst las als een wraakfantasie van Willem tegenover zijn collega-dichters.
Met evenveel bewondering heeft Van Oostrom het ook over minder beroemde, maar daarom niet minder interessante onderzoekers als Gerard Arendt en Helena Antoinette Kroon. Die laatste — een studente van Muller — ontdekte in de slotverzen van de Reinaert als bij toeval het acrostichon ‘Bi Willeme’ (‘door Willem’, ironisch genoeg verdwijnt die in de editie Van Oostrom-Biesheuvel), terwijl de eerste in zijn in Keulen verdedigd proefschrift als een van de eersten wees op de fraaie interne structuur van de tekst. Wie Willem ook was, hij wist hoe je een verhaal vertelt en componeert.
Liefhebbers
Het siert Van Oostrom dat hij zijn weidse blik over de studie van de Reinaert ook laat gaan over de inspanningen van niet-academici. Zo wijst hij bijvoorbeeld op het werk van Isidoor Teirlinck, vader van Herman, die een wezenlijke bijdrage leverde aan het onderzoek naar de plaatsbepaling van de tekst, waarvan we vandaag aannemen dat hij ergens op de as Hulst-Land van Waas-Gent tot stand kwam.
Van Oostroms respect is niet minder groot voor het werk van verschillende generaties liefhebbers die in talrijke Wase genootschappen de herinnering aan de Reinaert levend hebben gehouden. Onder hen de onvermoeibare Rik Van Daele, hoofdredacteur van het Reinaert-jaarboek Tiecelyn.
Parnassus
Met De Reinaert heeft Frits van Oostrom zijn status als primus inter pares nog maar eens bevestigd. Met eerdere bekroonde boeken over Maerlant (in zowat alles de tegenhanger van de auteur van de Reinaert) en Jan Van Brederode (Nobel Streven) en met de twee delen over de middeleeuwse letterkunde die hij bijdroeg aan de Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur stond hij al hoog op de Parnassus van de mediëvistiek.
Genereus met kennis, genereus ook in de vermelding van al die voorgangers op wier schouders hij kan staan, slaagt Van Oostrom er in dit boek opnieuw in zijn passie voor het materiaal dat hij bestudeert op de lezer over te dragen. Dat is vooral het geval in de delen van het boek waarin hij de tekst leest, interpreteert, en becommentarieert — in een bevlogen stijl die zeker niet al zijn leermeesters en collega’s gegeven is.
Geen underdog
Een slotbedenking nog: de ondertitel van dit boek — Leven met een middeleeuws meesterwerk — draagt ook een vijfde boek in zich, dat Van Oostrom ons hier nog niet geeft. Een bibliomemoire waarin we de schrijver horen vertellen over hoe die ene tekst hem tijdens zijn leven in niet-academische kwesties (het existentiële bestaan, zeg maar, buiten de professionele context) heeft begeleid en geholpen, doen lachen en wenen.
Ook dat boek zou ik graag lezen. Niet alleen omdat het de auteur zou kunnen uitdagen de mantel van de wetenschapper iets meer af te leggen dan hij in dit boek doet. Maar vooral omdat het ons mogelijk iets dichter zou brengen bij de al bij al perverse kern die in het verhaal van de venijnige vos vervat zit. Deze vos is niet zomaar een underdog die onze sympathie wekt: hij geniet van de wreedheden waarmee hij zijn vijanden bejegent. Wij met hem? Ik vermoed van wel.
Het boek De Reinaert, leven met een middeeeuws meesterwerk is hier te koop.
Tags |
---|
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
‘Middlemarch’ van George Eliot is een klassieker der klassiekers: een meesterwerk waarin de droom van een huwelijk gaandeweg ontmaskerd wordt.
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.