Grondwettelijk Hof handicapt politiewerk
Is vrijheid belangrijker dan veiligheid?
Liever een dode van wie de bestemmeling van een e-mail niet is bijgehouden, dan een levende van wie dat wel is gebeurd?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDonderdag vernietigde het Grondwettelijk Hof de wet van 30 juli 2013. Die wet zette de ‘dataretentierichtlijn’ van de Europese Unie uit 2006 gedeeltelijk om in ons Belgisch recht. Door die wet worden de telecombedrijven verplicht om de bestemmelingen van e-mails en sms’jes gedurende een jaar bij te houden omdat die data nuttig kunnen zijn in de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad.
1. Wat zegt de wet precies?
De telecomsector (internetproviders, telefoniebedrijven e.d.) moet een reeks gegevens bijhouden gedurende 12 maanden. Van de EU mocht een termijn van 24 maanden, maar België koos voor 12.
Welke gegevens? Antwoord: wie bent u, met wie hebt u getelefoneerd, gesms’t of gemaild, waar bent u op dat moment, met welk toestel hebt u deze berichten verstuurd? De inhoud van deze boodschappen moet niét worden bijgehouden.
Waarom? De EU vindt deze richtlijn nodig in de strijd tegen identiteitsfraude (waarbij iemand onder uw naam bv. aankopen doet), terroristische aanslagen en het leegplunderen van internetbankrekeningen. België wil dat die gegevens worden bijgehouden om de strijd tegen de georganiseerde misdaad, tegen het terrorisme en tegen de kwaadwillige oproepen naar noodnummers te vergemakkelijken.
Wie kan deze gegevens inzien? Alleen een onderzoeksrechter en de veiligheidsdiensten kunnen de gegevens onder strikte voorwaarden en controle opvragen in het kader van hun opdrachten.
De telecombedrijven krijgen geen financiële compensatie omdat ze meer opslagruimte moeten creëren, want ‘veel van deze gegevens worden nu al voor marketingdoeleinden bijgehouden en de opslagruimtes vertegenwoordigen slechts een heel klein deel van hun kosten’, zo stelde Johan Vande Lanotte, toenmalig minister voor Consumentenzaken, in zijn toelichting.
2. Wat vond het Grondwettelijk Hof?
Dat vernietigde de wet in zijn geheel. Reden: de wet is té algemeen. Ze geldt voor alle inwoners van België, ook voor personen die in de verste verte niets met georganiseerde misdaad of terrorisme te maken hebben. Ze is zelfs van toepassing op mensen met een beroepsgeheim. De wet geldt voor alle telecommunicatiemiddelen zonder onderscheid en zonder verband met de bewuste misdrijven.
Er is verder geen enkel verband tussen de gegevens die moeten worden bewaard en een bedreiging van de openbare veiligheid. Er is geen beperking tot een bepaalde periode, een bepaalde geografische zone, een bepaalde kring van personen die bij deze zware misdrijven betrokken zouden kunnen zijn.
Er is ook geen enkele materiële of procedurele voorwaarde voor de toegang tot die data. En de bewaartijd verschilt niet al naargelang de soorten gegevens of hun mogelijk nut voor het ophelderen van een misdrijf of al naargelang de persoon.
Kortom: volgens het Grondwettelijk Hof staat het middel (bewaren van telecomgegevens) helemaal niet in verhouding tot het doel (strijd tegen de georganiseerde misdaad, het terrorisme e.d.) en dus is de schending van de privacy te verregaand en niet nodig in een democratische samenleving.
3. Wat valt hierover te zeggen?
– Om aan de eisen van het Grondwettelijk Hof te voldoen zouden politie en inlichtingendiensten (of sterker: de telecombedrijven zelf) op voorhand moeten weten wie de zware criminelen en terroristen zijn. Maar dat weten ze nu eenmaal niet, ze hebben geen kristallen bol. Ze weten niet op voorhand wie een internetbankrekening gaat plunderen of wie een terroristische aanslag gaat plegen. Precies om dàt te weten, precies om die misdrijven op te helderen en in bepaalde gevallen te kunnen voorkomen, moeten de data van iedereen worden bewaard. Precies om dàt te weten was de wet nodig.
Trouwens, als het parlement zou bepalen dat alleen maar de gegevens van bepaalde groepen zouden worden bewaard, zoals het Grondwettelijk Hof suggereert, dan zou ditzelfde Grondwettelijk Hof de wet wellicht vernietigen wegens discriminatie.
– De slachtoffers van een terreuraanslag, van mensenhandel of van computerhacking zullen niet tevreden zijn met de visie van het Grondwettelijk Hof. De politiediensten al evenmin. Zij vonden bij de bespreking van de wet de termijn van 12 maanden te kort. De EU had de mogelijkheid geboden om tot 24 maanden te gaan.
Stel dat de politie moet nagaan wie een internetbankrekening heeft gekraakt en geld heeft gestolen. Volgens de Federal Computer Crime Unit kon tussen 2007 en 2012 met een bewaringstermijn van 12 maanden slechts in 61% van de gevallen een antwoord verstrekt worden op hun vragen. Met een termijn van 18 maanden zou dat toch op 78% komen.
Tijdens debatten over deze richtlijn in 2008 vond volksvertegenwoordiger Hugo Coveliers (VLOTT) dat de data zouden moeten bewaard worden tot de verjaringstermijn voor misdrijven is verlopen. Dat is op het eerste gezicht de logica zelf, maar daarmee zou de termijn wel op dertig jaar komen.
De termijn is zo kort omdat de lobby van de telecombedrijven bij de EU zo’n korte termijn heeft afgedwongen: ze vreesden namelijk te veel kosten te moeten maken om al die data te bewaren.
– Is deze schending van de privacy zo vreselijk dan?
Als privégegevens worden bewaard wordt de privacy geschonden. Maar is de huidige schending werkelijk onaanvaardbaar in een democratie?
Het gaat niet om de inhoud van de communicatie, dus niet om de inhoud van de mails of de sms’jes. Maar slechts om de bestemmeling. Dat zijn (miljarden) gegevens waarmee een gewone burger amper iets kan doen. Het gaat trouwens om gegevens waar de gewone burgers of bedrijven niét aan kunnen.
Alleen de onderzoeksrechter en de inlichtingendiensten kunnen deze gegevens onder zeer strikte voorwaarden en slechts uitzonderlijk opvragen. Ze moeten daarvoor iemand verdenken van zware criminaliteit, terrorisme e.d. Als ze die data opvragen staan ze bovendien onder controle van een onafhankelijke rechtbank (de Kamer van Inbeschuldigingstelling) of van een onafhankelijke commissie (voor de inlichtingendiensten). Er is verder nog controle op de uitvoerders door allerlei inspectiediensten (Algemene Inspectie, Comité P).
Men mag bovendien niet vergeten dat een eventueel gerechtelijk onderzoek van bijgehouden mailtjes ook de onschuld van bepaalde verdachten kan aantonen.
Is het niet wat overdreven om hier dan te gewagen van een onaanvaardbare schending van de privacy? ‘Et alors?’, zou Mitterand zeggen.
De consequenties van het arrest van het Grondwettelijk Hof zijn evenwel enorm. In één van haar toenmalige communiqués zegde de Liga voor Mensenrechten, die het geding opstartte, dat ‘vrijheid belangrijker is dan veiligheid’. Dat klinkt mooi, maar het gaat erg ver. Het is duidelijk ook de teneur van het arrest. Liever een dode (door een terreuraanslag bv.) van wie de bestemmelingen van mails niét zijn bijgehouden dan een levende van wie dat wel is gebeurd. Het Grondwettelijk Hof heeft de mond vol over verhouding van middel tot doel, maar mijns inziens zijn door dit arrest de prioriteiten zoek.
– Het Grondwettelijk Hof gedraagt zich – in navolging van de internationale hoven van Luxemburg en Straatsburg – steeds meer als ‘un gouvernement des juges’. Het speelt onder het mom van rechtsbescherming en toetsing aan de Grondwet zelf voor wetgever. En niet alleen dat.
Het Hof heeft de democratie zeker geen dienst bewezen door de Liga voor Mensenrechten in dit dossier te volgen. Zaken waarover de Belgische verkozenen des volks na vele jaren van moeizame onderhandelingen eindelijk een akkoord hadden bereikt, worden afgeschoten omdat een minderheidje dat zich zelf principiëler en ‘verlichter’ vindt dan de andere mensen, hiermee niet akkoord gaat. Zo bepaalt de minderheid de inhoud van de wet en dat is nu net het omgekeerde van democratie. Of nog: afwegingen van mensenrechten (hier: het recht op privacy versus het recht op veiligheid en het recht op leven) dienen te gebeuren door mensen die verkozen zijn, niet door rechters.
Dat is belangrijk omdat door de introductie van het proportionaliteitsbeginsel (‘het gebruikte middel moet in verhouding staan tot het doel’) en het subsidiariteitsbeginsel (‘een middel mag alleen maar gebruikt worden als alle andere, minder ingrijpende middelen hebben gefaald’) in het strafrecht, in bepaalde gevallen een zeer ruime interpretatie aan sommige maatregelen kan worden gegeven. Het komt de parlementsleden toe om die interpretatie te maken, niet de raadsheren van het Grondwettelijk Hof. Net zoals politici zich dienen te onthouden van inmenging in het gerecht, moet de magistratuur zich onthouden van inmenging in de politiek.
– Politie, inlichtingendiensten en gerecht worden ernstig gehandicapt door dit arrest. Ze worden om de haverklap bekritiseerd omdat zware criminelen de dans ontspringen door procedurefouten, maar ze mogen evidente technologische middelen niet gebruiken. Uiteindelijk komt de veiligheid van de burger hierdoor in het gedrang.
Dit verzet tegen het bewaren van mails kadert in een verzet tegen het gebruik van moderne technologieën door politie en inlichtingendiensten. Hetzelfde verzet zien we tegen het gebruik van camera’s en tegen het bewaren van DNA-stalen. Bij dit verzet worden soortgelijke argumenten gehanteerd als die van het Heilig Officie tegen de boekdrukkunst in de renaissance, zoals ik eerder aantoonde. Het verzet is in wezen reactionair en gaat uit van de idee dat politie en inlichtingendiensten per se met oubollige middelen moeten werken.
– Het is echter ook onaanvaardbaar en zelfs beangstigend als onderzoeksrechters zouden zeggen: wij passen dit arrest van het Grondwettelijk Hof niet toe. Een veel betere actie zou een staking zijn. Als de onderzoeksrechters en de inlichtingendiensten nu eens een jaar lang alle telefoontaps zouden stopzetten. De minister van Justitie zou heel blij zijn met deze kostenbesparing. Mogelijk ontploft er wat later dan wel een vuile bom in Antwerpen, waardoor de stad voor 10.000 jaar onbewoonbaar wordt. Maar dat is niet erg. De privacy van de slachtoffers én die van de daders is dan tenminste toch gerespecteerd.
Foto (c) Reporters
Categorieën |
---|
Personen |
---|
John De Wit was journalist van Gazet van Antwerpen, waar hij vooral Justitie volgde.
Tentoonstelling in Trier laat in drie musea, op informatieve wijze en zonder populaire versimpeling, de val van het Romeinse wereldrijk zien.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.