Herman is aanwezig
De mnemotechnische kracht van gedichten
Herman heeft dementie.
foto © Hippopx
Herman, die dementie heeft, bewijst het: de poëzie is de kunst van het geheugen en de dichter is degene die de herinnering levend houdt.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk wil graag iets vertellen over Herman. Ik leerde Herman kennen in een samen-lees-project dat ik aan de Universiteit Gent coördineer in een plaatselijk rust- en verzorgingstehuis. Om de zoveel tijd gaat een van onze studenten, in afwisseling met een medewerkster, een kortverhaal voorlezen bij een groep flinke tachtigers en negentigers. Herman is af en toe bij de groep. Herman zit in een dementie-traject, niet in de vroege fase, zeg ik er maar meteen bij.
Voorlezen
Ik leerde Herman kennen toen ik voorafgaand aan dat project een lezing mocht geven bij een klein groepje bewoners. Herman was een van hen: een aandachtige, attente, lieve man, die er jonger uitziet dan hij vermoedelijk is. Herman is kunsthistoricus van opleiding, vertelde de begeleidster me, maar ze voegde er meteen aan toe dat de kans groot was dat hij niet echt aanwezig zou zijn. Dat hij mogelijk in slaap zou vallen. Ik verzekerde haar dat ik dat niet erg vond. Ik grapte dat het me aan de universiteit wel vaker overkwam dat deze of gene twintigjarige in mijn publiek moeite had om de aandacht erbij en de ogen open te houden.
In mijn lezing wilde ik de bewoners vragen naar hun ervaringen met literatuur. Lazen ze graag of net niet? Deden ze dat vroeger meer dan nu? Wat waren hun specifieke problemen met lezen? Wat waren hun voorkeuren? ‘Ik zie niet goed’, zegden een paar van de aanwezigen meteen: ‘Daarom lees ik niet meer.’ ‘Wat zou je ervan denken als iemand kwam voorlezen?’, vroeg ik, ‘Dan kun je gewoon luisteren.’ ‘Ik hoor niet goed’, zei een ander. ‘Maar de persoon die komt voorlezen zal de teksten meebrengen en je krijgt ook een kopie’, zei ik, ‘Dus jij kunt meelezen.’
Herman is erbij
Op het einde van mijn lezing las ik een gedicht voor — van de in die week overleden Stijn De Paepe. En toen leerde ik Herman kennen. Hij trad spontaan in gesprek met mij. Hij legde uit waarom hij het gedicht mooi vond. Welke herinneringen het bij hem opriep — en dat tot grote, maar warme verwondering van de begeleidster, die me achteraf vertelde dat ze niet goed begreep wat er op dat moment gebeurde: Herman had al maanden weinig of niets gezegd. Afwezigheid was zijn schijnbare permanente habitus geworden. Maar plots bleek een gedicht in staat zijn geheugen te doen oplichten.
Sindsdien is Herman er telkens bij wanneer er in het rusthuis een leessessie is. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat dat niet altijd even goed verloopt als die eerste keer. Met verhalen heeft Herman het moeilijk: te veel woorden, te veel zinnen, te veel gebeurtenissen. In verhalen raakt hij de draad kwijt. Of hij ziet de draad gewoon niet, en dat frustreert hem enorm. Hij is beschaamd dat hij niet mee kan doen. En hij voelt zich schuldig dat hij niet de verwachtingen niet kan inlossen die de gelegenheid in zijn ogen creëert.
Hij verontschuldigt zich dan ook omstandig en wordt nerveus. De laatste keer dat ik hem zag, heb ik hem halverwege de samen-lees-sessie naar zijn kamer gebracht. Hij was in de war, en bleef zich verontschuldigen. ‘Ik hoop dat u me begrijpt’, bleef hij maar zeggen. Ik probeerde hem gerust te stellen door hem te zeggen dat ik hem wel degelijk begreep. Maar eigenlijk weet ik niet zeker of dat wel zo is. Wat ik wel weet, is dat de gedichten hem begrijpen.
De muzen
Hoe dat precies komt, is in grote mate materie voor kenners van het menselijk brein, en dat ben ik niet. Maar het heeft ook te maken met wat poëzie is en doet. Sinds de oudheid is de poëzie de kunst van het geheugen, de dichter degene die de herinnering levend houdt. De redenering heeft op het eerste gezicht iets banaals: gedichten zijn gemakkelijk te onthouden, omdat ze uit niet al teveel woorden bestaan. En wanneer de gedichten al wat langer zijn, dan heeft de poëzie het ritme en het rijke klankenpatroon die als geheugensteuntjes dienen. Mnemotechnische middelen noemt men dat: een techniek die aan de herinnering appelleert en ze ook vorm geeft.
Voor de oude Grieken waren de muzen dochters van de godin van de herinnering, Mnèmosunè. Het belang van die muzen kan niet worden onderschat. Zij zorgden ervoor dat de dichter een bijzondere connectie had met alles wat niet zichtbaar was. Zij zorgden er ook voor dat wat de dichter zei, voor waar werd aangenomen. Het Griekse woord voor ‘waarheid’ betekent letterlijk: datgene wat niet vergeten mag worden.
In het Westen zijn dichters degenen gebleven die voor de levendigheid van het geheugen zorgen — van individuen zowel als van collectieven. Ze doen dat niet alleen door wat ze zeggen, maar ook door de manier waarop ze dat doen. In een taal die blijft spreken, telkens wanneer we het gedicht zeggen, ook al is de auteur ervan al eeuwen dood. Een goed gekozen beeld, een welgemikt klankpatroon: de taal van de dichter zet ons blijvend aan het denken, en dus aan het herinneren.
Het Lezerscollectief
Poëzie doet wonderlijke dingen met het geheugen van de mens. Verschillende leesbegeleiders van Het Lezerscollectief, die wekelijks samen-lees-groepen begeleiden, hebben wat dat betreft getuigenissen te over. Lees in een groep een gedicht voor en de herinneringen komen. Gedichten zijn als vuursteentjes: breng ze in wrijving met een mensenbrein en de kans dat het geheugen ontvlamt is groot.
Gedichten kunnen ook vlammetjes veroorzaken in een geest waaruit het vuur al enige tijd gedoofd lijkt. De jongste decennia is er heel wat onderzoek gedaan naar de bruikbaarheid van poëzie voor mensen die problemen hebben met hun geheugen. Dementie — in allerlei vormen en gradaties — is een veelvoorkomende aandoening bij het oudere deel van de bevolking.
Samen luisteren en samen vertellen
Dat poëzie ook in die gevallen wonderlijke dingen kan doen met het geheugen van een mens, toont de praktijk van Het Lezerscollectief evenzeer aan. Op de jaarlijkse netwerkdag ontmoette ik verschillende leesbegeleiders. Hun getuigenissen klinken unisono: een uurtje samen een kortverhaal en bijpassend gedicht lezen roept bij iedereen herinneringen op. Samen Lezen leidt tot samen luisteren en samen vertellen: iedereen maakt vanuit de teksten die aan bod komen zijn of haar eigen verhaal.
De kortverhalen die in dergelijke sessies normaal gezien worden gebruikt, werken vaak minder goed voor lezers met gevorderde dementie. Te veel informatie die door het kortetermijngeheugen niet goed kan worden verwerkt. Gedichten hebben dan een beter effect, wellicht omdat ze zich meer op het langetermijngeheugen richten. Heeft dat te maken met het feit dat vele ouderen vroeger op school gedichten uit het hoofd moesten leren? Mogelijk wel. Maar er is meer.
Gedichten die de mens in volle waardigheid vieren
In de pas verschenen bundel Zolang we maar samen kunnen reizen (Poëziecentrum) staan gedichten verzameld die in de praktijk van Het Lezerscollectief al vaak hebben bewezen wat ze waard zijn. Alle dichters uit die bundel noemen leidt te ver, maar er staan prachtige verzen in van Rutger Kopland, Marc Tritsmans, Mustafa Kör, Vasalis en Hanny Michaelis. Het geheel is wondermooi geïllustreerd door Penelope Deltour. Het zijn gedichten die werken: de redactie heeft ze net om die reden geselecteerd. Die werking beperkt zich overigens niet tot de engere context van lezers met dementie. Goede gedichten laten zich zelden reduceren tot een thema of een welbepaald segment van het publiek. Daarom vinden we gelegenheidsgedichten doorgaans een minder interessant genre: dat zijn verzen die zich enkel richten op een gebeurtenis, of op een heel beperkte groep lezers.
De gedichten in deze bundel zijn geen gelegenheidsgedichten. En als ze het al zijn, dan is de gelegenheid die ze memoreren er een die ons allemaal aanbelangt: het zijn gedichten die de mens in volle waardigheid vieren, als wezen dat spreekt, zingt, zich herinnert. Zolang er — om de woorden van het fraaie gedicht van Maud Vanhauwaert te citeren waarmee deze bundel opent — een ‘zolang’ is. Zolang de dichter onze verbeelding en ons denken prikkelt, zo lang zullen we op reis kunnen gaan. In de wereld van de verbeelding, de wereld van onze herinneringen, de wereld van de poëzie.
Deze bijdrage is de neerslag van de inleiding die ik gaf bij de presentatie van de bundel op 17 november in de KANTL te Gent. De bundel kwam tot stand in een samenwerking tussen Het Lezerscollectief, Poëziecentrum en de Orde van den Prince.
Tags |
---|
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.