Het Escorial slopen?
Troepen van de Falange voor het koninklijk paleis El Escorial, oktober 1942.
foto © Reporters
Historische monumenten verbieden is ook onze geschiedenis verarmen. Luc Rasson overpeinst de omgang met ons materiële verleden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHoe moet een democratie omgaan met symbolen in de openbare ruimte die een dictatoriaal regime ophemelen? De voorbije twee dagen publiceerde ik nog maar eens een paar stukken over mijn ‘zwart toerisme’ in Spanje, waar ik op zoek ga naar de — ondertussen ‘verboden’ — relicten van zijn franquistische verleden. Bij elk bezoek aan Spanje merk ik dat de Ley de la memoria histórca niet overal even nauwgezet wordt nageleefd. In Duitsland zijn ze na de oorlog meteen verwijderd. In de Baltische landen vind je vandaag geen standbeelden, straatnamen of opschriften meer die herinneren aan het Sovjetregime. Oekraïne heeft onlangs, zoals Spanje, een wet gestemd die gebiedt alle verwijzingen naar het communistische regime weg te halen. Maar in Sint-Petersburg, Kirgizië of Wit-Rusland staan op het ogenblik dat ik dit schrijf de standbeelden van Lenin nog overeind. In Italië zie je nog in elke stad de architecturale stempel van het fascisme: denk maar aan de EUR-wijk in Rome. Dat een democratie monumenten sloopt die antidemocratische regimes verheerlijken is te begrijpen, zeker als het land nog bezaaid is met massagraven van slachtoffers van de dictatuur, zoals het geval is in Spanje. Toch is zuivering van het geheugen een problematische onderneming. Want de opruiming van alle verwijzingen naar de dictatuur houdt niet in dat het donkere verleden is uitgewist. Het verleden is koppig: kijk maar hoe Duitsland, ook al is de openbare ruimte er gezuiverd, blijft worstelen met de beladen erfenis van het nationaalsocialisme. Overigens, Franco’s dictatuur is niet de enige zwarte bladzijde in Spanjes geschiedenis. De vrouw in Alcocero had het over de verdrijving van joden en moren. En de inquisitie? En de verovering van Amerika? Hoeveel monumenten in Spanje verwijzen niet naar die feiten in een geest van verheerlijking? Zullen we dan maar het Escorial slopen?
Herinneringspolitiek
Een dubbele bedenking, ten slotte. Aan de basis van de herinneringspolitiek zoals die vandaag in Spanje wordt gevoerd ligt een goede bedoeling: recht doen aan de herinnering van de slachtoffers van het regime, van zij die 40 jaar lang zijn genegeerd door de dictatuur. Maar het gebeurt dat zo’n politiek voorbijgaat aan de nuances. Het gevaar bestaat namelijk dat de complexiteit van het verleden vervaagt en een ‘game of non-distinction’[1] wordt waar bijvoorbeeld een Abilio Calderón en een Juan Yaguë op hetzelfde vlak worden gesteld: een lokaal politicus, vooral actief in de twee eerste decennia van de 20ste eeuw en die geen bloed aan zijn handen had, en een militair die complotteerde tegen de wettelijke democratie en die verantwoordelijk was voor de moord op duizenden burgers. Kun je die twee historische figuren op dezelfde wijze veroordelen? De ironie wil overigens dat de herinnering aan Calderón volledig is verdwenen uit de openbare ruimte terwijl de generaal nog altijd uitvoerig wordt gehuldigd in zijn geboortedorp.
De politiek van de memoria histórica verplicht ons na te denken over de fundamentele vraag hoe we een leven beoordelen. Moet je de levensloop van een historisch figuur zien als een monolitisch blok of als een complex, meervoudig, eventueel gefragmenteerd geheel? Is het mogelijk een eenduidig oordeel te vellen over personen die een historische rol van betekenis hebben gespeeld? In Palencia heeft men geoordeeld dat de lange carrière van Abilio Calderón definitief bezoedeld is door de laatste drie jaar van zijn leven. Is dat rechtvaardig? Wat Juan Yaguë betreft, hoe verzoen je de lokale, valoriserende perceptie van de man met die van de nakomelingen van zijn slachtoffers in Badajoz? Beide herinneringen zijn legitiem. En als iemand ooit de ley de la memoria histórica zou inroepen in verband met het mausoleum van generaal Martinez Anido, de man die het akkoord sloot met de Gestapo, dan zou het nuttig zijn te herlezen wat historicus Hugh Thomas, auteur van een standaardwerk over de Spaanse burgeroorlog, schrijft over Martínez Anido. Hij wijst erop dat de generaal geen goede verhouding had met Franco, dat hij een tegenstander was van de fascistische tendensen binnen de ‘nacionales’ en dat hij ‘één van de meeste menselijke ministers was in de omgeving van Franco’.[2] Trouwens, op 28 juni 1938 nam hij ontslag als veiligheidsminister, uit verontwaardiging over de wreedheid van de repressie tegen republikeinen.[3] Een rechtvaardige herinneringspolitiek moet blijk geven van respect voor de meervoudigheid van de herinnering en pogen zich in te leven in de historische context met al zijn grijze zones.
In januari 2020 verschijnt van Luc Rasson een boek over zijn ‘zwart-toeristische’ omzwervingen door Italië, Frankrijk en Spanje: Het lijk van de dictator.
_____
[1] Ik ontleen deze term aan kunstenaar Nikita Kadan die de politiek van ‘decommunisering’ in Oekraïne een ‘game of non-distinction’ noemt, omdat ze de verschillende stromingen (anarchisme, socialisme, bolsjewisme…) binnen het communisme ontkent. Zie Rainer Fuchs (éd.), Project of Ruins, Museum moderner Kunst Stiftung Ludwig, Wien, 2019, p. 9. Ik dank Daniël Lampaert die mijn aandacht trok op deze kunstenaar.
[2] Hugh Thomas, La guerre d’Espagne juillet 1936 – mars 1939, Paris, Robert Laffont, 1985 (1961), vertaald door Jacques Brousse e.a., p. 577.
[3] https://www.laopinioncoruna.es/espana/2014/04/06/general-corunes-cuya-familia-salvo/828823.html (10 september 2019)
Personen |
---|
Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.
De instorting van het Derde Rijk ging gepaard met een golf van zelfmoorden, niet alleen uitgevoerd door hooggeplaatste nazi’s.
Lode Wils overleed op 10 december. Luc Pauwels blikt terug op zijn bijzondere werken.