JavaScript is required for this website to work.
post

Het historische geweten zuiveren?

Spanje en de herinnering aan Franco (2)

Luc Rasson28/9/2019Leestijd 6 minuten
Yagüe, een dorp in Castilië, genaamd naar een belangrijk medestrijder van
Franco. De dorpsnaam wordt niet gewijzigd.

Yagüe, een dorp in Castilië, genaamd naar een belangrijk medestrijder van Franco. De dorpsnaam wordt niet gewijzigd.

foto © Luc Rasson

Niet overal in Spanje wordt de Ley de la memoria histórica tot in de puntjes nageleefd. Luc Rasson gaat op zoek naar relicten van het franquistische verleden.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

De wet op het historisch geheugen die in 2007 werd gestemd door de regering van socialist José Luis Zapatero gebiedt de verwijdering van alle opschriften, symbolen, monumenten die het regime van Franco ophemelen. Tijdens mijn omzwerving in Castilië in augustus 2019 merk ik dat de wet slechts gedeeltelijk wordt nageleefd. In mijn vorige bijdrage bezocht ik bijvoorbeeld Alcocero de Mola, een dorp dat in zijn naam vandaag nog altijd hulde brengt aan een van de opstandige generaals van juli 1936. Op anderhalf uur rijden van Alcocero, in de provincie Soria, bevindt zich een andere gemeente waarvan de naam verwijst naar een collega van Mola: San Leonardo de Yaguë. Juan Yaguë Blanco (1891-1952) was falangist en bevelhebber van de troepen die in augustus 1936 Extremadura veroverden. Hij kreeg er de bijnaam ‘slachter van Badajoz’: in die stad werden minstens 3800 burgers slachtoffer van de repressie[1]. Hij was voorstander van deelname aan de oorlog aan de kant van nazi-Duitsland en het fascistische Italië. Na 1945 was hij luchtmachtminister en commandant van de militaire regio Burgos. Kortom, een voorbeeldige carrière in de fascistische vleugel van het Francoregime. Als de wet van het historisch geheugen op iemand van toepassing is, dan wel op hem. Maar wanneer ik in augustus 2019 rondkuier in het dorp, bots ik overal op zijn naam. Het theater annex bioscoop heet Juan Yaguë; het ziekenhuis draagt dezelfde naam; het gemeentehuis bevindt zich op het Juan Yaguë-plein; een reusachtig bord waarop ik in grote letters lees ‘Muy noble y leal villa de San Leonardo de Yaguë’, stelt de belangrijkste bezienswaardigheden voor. In het centrum van het stadje, ten slotte, staat een gedenksteen van ongeveer vier meter hoog waarop ik lees: ‘A Juan Yaguë Blanco/ Hijo de esta villa/ San Leonardo de Yaguë, julio 2009’. De datum slaat me met verstomming. Volgens artikel 15 van de Ley de la memoria histórica moeten alle borden, gedenktekens, monumenten die de opstand van 1936 of de repressie onder de dictatuur ophemelen worden verwijderd. De wet werd uitgevaardigd in 2007. Maar het gedenkteken werd in 2009 geplaatst: daagt San Leonardo de Yaguë opzettelijk de wet uit?

FrancoLuc Rasson

Het sobere monument voor de falangistische bevelhebber Yagüe Blanco, die ook zijn naam aan het dorp gaf.

Daar wil ik meer over weten en ik loop de toeristische dienst binnen. Ik word ontvangen door Begoña, flamboyante ambassadrice van haar dorp. Ze laat me niet los gedurende twee uur. Zonder dat ik het vraag, leidt ze me rond op een tentoonstelling over het 175-jarig bestaan van de Guardia Civil. Eindelijk slaag ik erin de vraag te stellen die op mijn lippen brandt: hoe is het mogelijk dat het dorp openlijk de franquistische generaal blijft huldigen? De vraag slaat haar niet uit haar lood. Ze opent een plan van het dorp en toont om te beginnen het huis waar de generaal woonde en waar vandaag nog altijd zijn afstammelingen verblijven. Vervolgens wijst ze naar twee wijken die samen bijna de helft van de oppervlakte van het dorp uitmaken: sociale woningen gebouwd op initiatief van generaal Yaguë. De luxe, zo verzekert ze mij, was ongehoord voor de tijd: elektriciteit, badkamer, volledig uitgeruste keuken. Ik wil weten wanneer precies die huizen werden gebouwd en Begoña begrijpt waar ik naartoe wil: ze werden gebouwd begin jaren 1940, onder meer door republikeinse krijgsgevangenen. Ze kregen strafvermindering door te werken – dat was ook het geval van de krijgsgevangenen die op de werf van de Valle de los Caídos werkten. Ze verzekert dat de werkomstandigheden over het algemeen goed waren. Trouwens, een aantal van de gevangenen trouwden met meisjes in het dorp en bleven hier wonen. Voor Begoña is het duidelijk: ‘Al deze werken werden uitgevoerd dankzij iemand die van zijn dorp hield’.

En het gedenkteken dat hulde brengt aan Yaguë, in volle centrum? Ze legt me uit dat er sinds 1958 een ander monument op dezelfde plaats stond, een dat veel heroïscher was. Ze toont me een foto met een reusachtig beeldhouwwerk dat er in mijn ogen realistisch socialistisch uitziet. Een tiental figuren, waaronder een falangist en een Marokkaans soldaat, volgen de generaal die zelfverzekerd de weg wijst. Op de zijkanten van het monument lees je ‘Paz y trabajo’ (Vrede en arbeid) en ‘Todo por la patria’ (Alles voor het vaderland). Maar in oktober 2008 werd het beeld van de generaal onthoofd. Men vond het hoofd terug in… maart 2019. Ondertussen was het heldhaftige monument al verdwenen: in mei 2009 werd het weggehaald, in toepassing van de wet op het historisch geheugen. Maar, wie het alsnog wil bewonderen, kan dat doen: het werd steen voor steen heropgebouwd in Melilla, de Spaanse enclave in Marokko, waar je overigens ook nog het laatste standbeeld van Franco kan zien. Blijkbaar wordt de wet op het historisch geheugen niet overal met dezelfde ijver toegepast.

Hoe kan het, ten slotte, dat twaalf jaar na de wet op het historisch geheugen, een dorp de naam van een franquistisch generaal blijft dragen? In 2016 klaagde advocaat Eduardo Ranz, specialist in kwesties van historisch geheugen, de gemeente aan en eiste dat de naam Yaguë zou verdwijnen. Maar de rechtbank van Soria weigerde in te gaan op het verzoek, verwijzend naar een gemeenteraad van San Leonardo in april 2016 waar unaniem – socialisten inbegrepen – werd beslist om de naam van het dorp niet te wijzigen. De lokale politici argumenteerden dat de hulde aan Yaguë geen betrekking heeft op zijn militaire functie maar enkel op de weldoener van het dorp. Vandaar dat het huidige, sobere gedenkteken dat het protserige franquistische monument vervangt de generaalstitel niet vernoemt en enkel verwijst naar de ‘hijo de la villa’, de zoon van het dorp.

 Geheugenstrijd in het kerkhof

Is de wet van het historisch geheugen ook van toepassing op begraafplaatsen, waar in principe alle politieke passies zijn uitgedoofd? Dit is geen theoretische vraag: op het Madrileense kerkhof van Almudena bijvoorbeeld, is een monument dat hulde brengt aan piloten van het Duitse Legión Condor gedeeltelijk ontmanteld. Wanneer ik rondloop op het Cementerio del Carmen in Valladolid stel ik nog eens vast dat kerkhoven niet ontsnappen aan geheugenconflicten. Ik onderscheid meteen verschillende historische lagen: een centrale franquistische ruimte en recente plekken waar slachtoffers van de dictatuur worden gehuldigd, want op deze begraafplaats bevindt zich een van de grootste massagraven van het land: duizend slachtoffers van wie 247 werden opgegraven.

Ik loop langs een mooie dreef, geflankeerd door cipressen. Dit is het symbolisch hart van de begraafplaats: hier bevindt zich het pantheon van bekende figuren van Valladolid, onder hen schrijvers Miguel Delibes en Rosa Chacel. Aan de twee uiteinden van de dreef zie ik grafmonumenten die een fascistisch allure hebben. Het eerste doet denken aan een bunker in de vorm van een granaat met op de top een vierdubbel kruis. Bij de ingang van het mausoleum houden twee granieten soldaten de wacht met het geweer tussen de benen. Ik lees de naam van de mij onbekende generaal Martínez Anido. Na enig zoekwerk verneem ik dat deze militair werd geboren in 1862 en veteraan was van de koloniale oorlogen in de Filipijnen en in Marokko. Hij was onder meer vleugeladjudant van koning Alfonso XIII, minister van binnenlandse zaken onder de dictatuur van Primo de Rivera en vanaf het begin van de burgeroorlog tot zijn dood in december 1936, veiligheidsminister van Franco.[2] In die hoedanigheid tekende hij een samenwerkingsverband met de Gestapo. Aan het andere uiteinde van de dreef staat een grafmonument dat nog imposanter is, in de stijl van een Griekse tempel. Hier ligt Onésimo Redondo (1905-1936), bijgenaamd de ‘Caudillo van Castilië’. Hij was falangist, antisemiet, vertaler van de Protocollen van de wijzen van Sion en viel in een hinderlaag bij het begin van de burgeroorlog. Op internet lees ik dat falangisten hier vandaag nog huldevieringen organiseren. De laatste vond plaats twee weken voor mijn bezoek. De grafmonumenten van Martínez Anido en Redondo verheerlijken zonder enige twijfel figuren die een actieve rol speelden in de burgeroorlog. De eerste was medeverantwoordelijk voor de repressie, ook al was hij toen al zeer oud. De tweede stierf jong maar speelde een belangrijke rol op ideologisch vlak. Volgens de letter van de wet zouden deze mausolea moeten verdwijnen, maar ze zijn beiden goed onderhouden. Enkel de grote vuilnisbak die naast het graf van de generaal staat brengt een ironische noot.

Maar ook de republikeinse herinnering heeft nu een plaats op het kerkhof. Ik zie om te beginnen een gedenkteken dat minder bombastisch is dan de franquistische. Op een eenvoudige bakstenen muur lees ik ‘Aan alle slachtoffers van de burgeroorlog – 1936-1939’ maar naast het bord staat enkel PSOE en UGT – de socialistische partij en vakbond. Bovendien staat er een buste van Pablo Iglesias, de oprichter van de PSOE. Huldigt dit gedenkteken ‘alle slachtoffers’ of enkel de socialistische? Op een tiental meter wordt er een tweede monument gebouwd. Bedoeling is dat de 247 al opgegraven slachtoffers van de franquistische repressie er een laatste rustplaats vinden. Je ziet de witte muur waarop hun namen zullen worden aangebracht. Maar de Asociación por la recuperación de la memoria histórica wil niets meer te maken hebben met het monument. De gemeenteraad van Valladolid heeft namelijk beslist dat de buste van Pablo Iglesias er een plaats zal vinden. Volgens de Asociación gomt men zo de ideologische verscheidenheid uit die de slachtoffers van het franquisme kenmerkte. Zelfs op deze begraafplaats blijken, 80 jaar na het einde van de burgeroorlog, de historische verschillen binnen de republikeinse linkerzijde nog niet uitgewist.

Morgen, in deel 3, enkele beschouwingen over de wet op de historische herinnering en het grijze verleden dat vele Europese staten met elkaar delen.

_____

[1] Volgens Paul Preston, The Spanish Holocaust. Inquisition and Extermination in Twentieth-Century Spain, London, Harper Press, 2013 (2012), p. 321.

[2] Zie: https://www.researchgate.net/publication/287646780_Martinez_Anido_Militar_y_Represor (8 september 2019).

Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.

Commentaren en reacties