In memoriam Willy Roggeman (1934-2023): een leven geschreven
Willy Roggeman
foto © JP
Op 15 april overleed Willy Roggeman, schrijver, dichter, jazzmuzikant en schilder. Hij werd in alle intimiteit begraven. Een portret.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOp 15 april overleed in de stadskliniek van Aalst de Vlaamse schrijver, jazzcriticus en jazzmuzikant Willy Roggeman. Hij werd net geen 89. Exact een week later – op 22 april – werd hij in de striktste intimiteit begraven in zijn geboortestad en woonplaats Ninove. Als enige publieke kennisgeving golden twee sobere overlijdensberichten die in het weekend van 23 en 24 april in De Morgen en De Standaard verschenen.
Geleende tijd
Het was in veel opzichten de wens van de overledene. Wie kende hem immers nog? Wie wist dat hij nog leefde? Welk verschil kon de aankondiging van zijn overlijden nog maken? Dat hij nog altijd onder de levenden was, was een half medisch mirakel: de dokters hadden hem rond zijn twintigste voorspeld dat hij met zijn zwakke hart niet ouder dan veertig zou worden.
Bijna vijftig jaar lang leefde Willy Roggeman op wat de Engelsen ‘borrowed time’ noemen, met een doodsangst in lijf, leden en hoofd die enkel verdreven kon worden in het schrijven, voor hem een existentiële zowel als een artistieke praktijk. Van die vijftig jaar heb ik Willy net geen dertig jaar gekend. Honderden brieven schreven we elkaar in de loop van die drie decennia. In nogal wat van zijn brieven klaagde hij over zijn fysieke gestel, ‘het karkas’ dat krakend zijn scherpe geest ondersteunde.
Postumiteiten
Elke nieuwe tekst waar hij aan werkte en waarover hij in zijn brieven berichtte, noemde Willy met grote stelligheid de laatste. Het was geen pose, maar een diepe overtuiging. Zijn vader was ook niet oud geworden (hij overleed aan MS toen Willy 25 was) en dat hij de genen van zijn sterke moeder had, kon hij op grond van de grote psychologische afstand die er tussen hen beiden bestond, niet geloven.
Ik leerde Willy kennen toen de redactie van Yang in 1995 de schrijver uitnodigde een nummer van het tijdschrift samen te stellen met ongepubliceerd werk. We wisten dat Willy Roggeman nog heel wat teksten in portefeuille had sinds hij aan het begin van de jaren tachtig van de vorige eeuw was opgehouden met publiceren. Met schrijven was hij nooit opgehouden – dat deed hij ten andere het voorbije jaar pas toen bleek dat het fysiek en mentaal echt niet meer lukte.
Willy nam het voorstel van Yang indertijd graag aan: we doopten het nummer in overleg Postumiteiten en openden het met een ironiserend overlijdensbericht, waarin we met het plezier het ‘nog steeds in leven zijn’ wilden meedelen van een schrijver van wie het literairhistorische belang buiten kijf stond, maar van wie velen zich de naam niet meer herinnerden. We noemden zijn leermeesters (Gottfried Benn, Alain, Herman Uyttersprot, Paul Valéry) en vierden de wedergeboorte van een schrijver die heilig geloofde in de idee dat de auteur dood moest zijn opdat zijn werk echt kon leven.
Verzameld werk
Ik wil het belang van Postumiteiten zeker niet overschatten. Veel aandacht kreeg het nummer bij zijn verschijnen niet, maar het blijkt er achteraf wel voor te hebben gezorgd dat er na 2000 nog nieuw werk van Willy Roggeman kon verschijnen: twee kloeke verzamelbundels met alle tot dan toe verschenen poëzie (De gedichten 1953-2002 en De gedichten 2003-2019) bij respectievelijk Manteau (2004) en het balanseer (2021).
Bij die laatste uitgeverij verschenen nog verschillende boeken (verhalend autobiografisch proza (Betoverende katastrofe (2008)), essayistiek (Practicum of het steriele schrijven (2009), poëziekritiek (Arabesken met zot Polleken (2014)), alsook een dubbel-lp met opnames uit de jaren 1970 van Roggemans jazz-ensemble en nieuw solowerk op sopraansax (2012).
De grote trots die Willy voelde bij al die recente publicaties ging steevast gepaard met nieuwsgierigheid naar de verkoop ervan. Hij was ervan overtuigd dat niemand (bij wijze van spreken) hem nog kende en hij stond er dan ook verbaasd over dat een uitgever überhaupt nog werk van hem wou uitgeven. Bij elke nieuwe uitgave stuurde Willy me steevast een voorstel om een meerdelig verzameld werk op de markt te laten brengen – zes volumes, zeven volumes, waarom geen acht?
Tijd en Mens
Bij zijn overlijden laat Willy Roggeman een verzameld werk van honderdtwintig titels na, waarvan het merendeel niet werd gepubliceerd. Elk van die teksten is met elke andere verbonden: Roggeman was de maker van een oeuvre, dat het verdient om in de toekomst grondig en in zijn totaliteit bestudeerd te worden.
Al bij zijn eerste stappen als schrijver kwam hij meteen in het centrum van de Vlaamse literatuur terecht. Met de goedkeuring van Louis Paul Boon en Hugo Claus debuteerde hij halverwege de jaren vijftig als dichter in Tijd en Mens, het blad der bladen.
Willy was op dat moment net twintig geworden, student Germaanse in Gent, waar hij zich door de inspiratie van Herman Uyttersprot ging verdiepen in het werk van Rilke, Kafka en de Duitse expressionisten. Generatiegenoot Paul Snoek nam in die studentenjaren ook gedichten van Willy op in Gard Sivik. In de jaren zeventig en tachtig werd hij een mentor voor Stefan Hertmans en Huub Beurskens.
Meer dan schrijver
Roggeman was meer dan schrijver alleen. Hij was ook jazzcriticus en leider van een eigen jazzensemble: het Willy Roggeman Jazz Lab. Minder bekend is dat Roggeman ook beeldend werk maakte, ‘paintings on paper’, zoals hij die schilderijen noemde. Een aantal daarvan waren recent te zien in een tentoonstelling in het Oud Stadhuis van Ninove dat aan Roggemans leven en werk was gewijd.
Het materiaal van de tentoonstelling (‘Een leven geschreven’) kwam uit het rijke archief van de auteur dat zich sinds 2008 in de Gentse Universiteitsbibliotheek bevindt. Veel van dat materiaal werd nooit eerder ontsloten: foto’s die de jeugd van de schrijver documenteren, de ‘paintings on paper’ die hij op verschillende sleutelmomenten in zijn artistieke ontwikkeling maakte, maar ook fragmenten uit niet eerder gepubliceerde teksten waarin Willy terugkijkt op zijn leven – het leven dat hij al schrijvend vorm en betekenis heeft gegeven.
Blijvende interesse
Voor wie de tentoonstelling in Ninove miste, is er nog goed nieuws: in de marge van de herdenkingsactiviteiten rond Kunstkring Celbeton (1957-1975) is in Dendermonde vanaf 12 mei een kleine variant van de expo te zien in Jazz Centrum Vlaanderen. En later dit jaar (november-december) komt ze ook in het Gemeenschapscentrum Felix Sohie van Hoeilaart.
Willy zelf kreeg dat heuglijke nieuws nog mee op zijn ziekbed. Hij was tegelijk verguld met en verbaasd over de blijvende interesse van individuen die zijn werk – of het nu over de literatuur gaat dan wel over de jazz – als een toonbeeld van absolute integriteit zien in een tijd waarin artistieke en commerciële overwegingen moeilijker dan ooit van elkaar te onderscheiden zijn.
In een mooi in memoriam op Facebook loofde Stefan Hertmans zijn vroegere mentor om zijn humor, zijn principiële artistieke houding en zijn ‘uiterst sensitieve intelligentie’. Het zijn drie tekenende kenmerken van de vriend die ik nooit zal vergeten.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.