Kleinere gemeenten zijn beter af dan fusiegemeenten
Peter Reekmans
foto © Belga
Zijn gemeentefusies wel een goede zaak? Onderzoek toont aan dat kleinere gemeenten het vaak beter doen.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAls de coronacrisis en de recente waterramp ons één ding geleerd hebben, dan is het net dat het vooral de (kleinere) gemeenten zijn die in dit land als enige beleidsniveau voldoende slagkracht hebben. Het is hoog tijd dat er eindelijk fors ten strijde wordt getrokken tegen het politiek opportunistisch discours voor gemeentefusies. Want de enige reden waarom verschillende traditionele partijen op termijn een nieuwe fusie van gemeenten willen is enkel eigenbelang.
De hoofdreden is dat deze partijen nog amper nieuwe mensen kunnen aantrekken en in alle 300 gemeenten in Vlaanderen moeilijk nog een verkiezingslijst kunnen vullen. Jarenlang een compleet wereldvreemd beleid voeren heeft nu eenmaal een stevige prijs voor quasi elke Wetstraatpartij.
De schaamte voorbij
Het is geen toeval dat in Vorselaar, Glabbeek, Knokke en Zuienkerke, vier gemeenten uit de top vijf in de Vlaamse gemeentemonitor, de inwoners nog wel groot vertrouwen hebben in hun gemeentebestuur. Deze vier kleinere gemeenten worden bestuurd door een lokale partij met een duidelijke volstrekte meerderheid. Uit deze grootschalige enquête van de Vlaamse overheid blijkt bovendien dat het vertrouwen van de Vlamingen in de federale overheid nog amper 11 % is en het vertrouwen in de Vlaamse overheid met 16 % niet veel groter is. Dat uitgerekend onze hogere overheden die meer dan ooit uitgespuwd worden door hun eigen volk de pretentie hebben om de slagkracht van het laagste bestuursniveau in twijfel te trekken, is eerder de schaamte voorbij.
Laat het nu net de gemeenten zijn die in de coronacrisis continu het geblunder rond de onduidelijke regels lokaal moesten bijsturen om een draagvlak ervoor te behouden. Laat het nu net de (kleinere) gemeenten zijn die hun bevolking mondmaskers bezorgden, waar de hogere overheden met veel gestuntel pas maanden later in slaagden. En laat het nu net de lokale besturen zijn en niet onze negen ministers van gezondheid die van de vaccinatiecampagne een succes maakten.
Het kost meer en je krijgt minder
Maar ook bij de recente waterramp stonden de Vlaamse en Waalse gemeenten er bij de eerste noodhulp aan hun inwoners gewoon alleen voor. Gelukkig zijn er nog gouverneurs die de gemeenten in tijden van crisis een beetje ondersteunen, want van het legertje ministers in dit land moet je al lang geen daadkracht meer verwachten. In een normaal land dat getroffen wordt door een ongeziene natuurramp zit een minister van Binnenlandse Zaken in de cockpit van het crisiscentrum en stuurt deze met zijn/haar diensten de hulpacties aan. In ons land zitten we opgezadeld met een onervaren minister van Binnenlandse Zaken die in de media durft toeteren dat het Rode Kruis en de gemeenten de noodhulp onder elkaar moeten regelen.
Dat er geen enkele journalist is die dan de vraag stelt: ‘Minister wat is uw rol en deze van de federale regering in deze ramp?’, toont aan hoe weinig kritisch onze media vandaag zijn. En dat de vorige minister van Binnenlandse Zaken amper drie jaar geleden maar liefst vier van de zes kazernes van de Civiele Bescherming gesloten heeft in het kader van de brandweerfusie bewijst ook nog eens hoe pienter de Wetstraatpartijen zijn. De brandweerfusie werd de gemeenten opgelegd en voor deze draak van een hervorming betalen ze jaarlijks ruim 50% meer voor de werkingskosten zonder dat de dienstverlening omhoog ging. Een mooi voorbeeld hoe efficiënt de politiek fusies realiseert: het kost meer en je krijgt minder. Het wegvallen van de nabijheid van de Civiele Bescherming wordt vandaag zo goed en zo kwaad als mogelijk opgevangen door de gemeentebesturen. De oplossing is dus niet minder gemeenten, maar wel véél minder ministers en parlementsleden.
Financiële gezondheid
Maar ook over de financiële gezondheid van de kleinere en grotere gemeenten valt een en ander te vertellen. Het zijn vooral de grotere gemeenten en steden die het financieel al jaren niet meer aankunnen, terwijl uitgerekend zij al jaren veel meer middelen uit het Gemeenten- en Stedenfonds ontvangen dan de kleinere gemeenten. Deze doen het vandaag allemaal veel slechter dan de talrijke plattelandsgemeenten die steeds bescheiden en voorzichtig met de publieke financiën omsprongen. Als je de schuld per inwoner en financiële slagkracht van de 300 Vlaamse gemeenten bekijkt dan zal je merken dat de top 50 van financieel gezonde gemeenten enkel bestaat uit kleinere gemeenten.
Voorstanders van gemeentefusies beperken zich voornamelijk tot de voorbeelden van Nederland, waar een gemeente gemiddeld 40.000 inwoners telt en Denemarken, waar een gemeente gemiddeld 56.000 inwoners telt. Steeds wordt er gezwegen over bijvoorbeeld het Duitse en Franse model die deze stelling volledig overhoop gooiden. Onze gemeenten zijn ook helemaal niet zo klein. Van alle EU-landen zijn er maar negen die gemiddeld grotere gemeenten hebben dan Vlaanderen. België behoort nu al tot de landen met een relatief groot inwonersaantal per gemeente. Duitsland, Oostenrijk en Noorwegen hebben veel meer kleine gemeenten dan Vlaanderen. Duitsland heeft gemiddeld slechts 6.700 inwoners per gemeente en 77% van de Duitse gemeenten heeft minder dan 5.000 inwoners, terwijl dit in Vlaanderen maar 4% is.
Een gigantische meerkost
Als we dan toch over efficiëntie en slagkracht spreken, dan staat Duitsland op de eerste plaats in Europa. Er zijn maar twee Europese landen waar de gemeenten het met minder middelen doen dan in Vlaanderen. Dat zijn Luxemburg en Griekenland. Intussen bewijzen studies in Nederland en Denemarken dat hun gemeentefusies het overheidsbeslag niet konden terugdringen, integendeel zelfs. Gemeentefusies in Nederland zorgden niet voor lagere uitgaven en al zeker niet voor betere voorzieningen voor de inwoners. Uit een studie in 2014 van Maarten Allers en Bieuwe Geertsema van het onderzoekinstituut COELO (Centrum voor onderzoek van de economie van de lagere overheden) van de Rijksuniversiteit Groningen blijkt echter dat gemeentelijke fusies om financiële redenen zinloos zijn.
De gemeentelijke voorzieningen blijken er bovendien niet beter van te worden. In de periode dat het onderzoek liep, van 2001 tot 2012, zijn 197 gemeenten gefusioneerd. Zij werden omgevormd tot 75 nieuwe gemeenten. De gemiddelde gemeente heeft in Nederland nu 40.000 inwoners en de voorziene besparing van een miljard euro werd een gigantische meerkost voor de Nederlandse begroting. Allers en Geertsema vergeleken de uitgaven per inwoner in de periode 2012-2013 tussen gemeenten die wel en niet gefusioneerd werden na een fusie. Uit de fusies van de afgelopen tien jaar blijkt dat zonder uitzondering de nieuwe grotere gemeenten meer kosten dan de gemeenten waar ze uit voortkomen.
Visie, inzet, zuinigheid, daadkracht en bestuurskwaliteit
De bestuur– en slagkracht van een gemeente heeft dan ook absoluut niets te maken met de grootte van een gemeente. Belangrijker is de visie, inzet, zuinigheid, daadkracht en bestuurskwaliteit van de lokale bestuurders. Gemeentebesturen klein of groot die hun stiel kennen worden beloond, al de rest wordt terecht afgestraft.
Als de coronacrisis en de recente waterramp ons één ding geleerd hebben dan is het dat er gelukkig nog 300 Vlaamse gemeenten zijn met een gemeentehuis dichtbij de mensen of de volkswoede tegen de Wetstraat was vandaag al niet meer te overzien.
Categorieën |
---|
Personen |
---|
De auteur is burgemeester van Glabbeek, gewezen volksvertegenwoordiger en fractievoorzitter in het Vlaams Parlement.
Jonah Penninck (CD&V): ‘De waarden van Kerstmis kunnen nooit helemaal verdwijnen.’
De reislust voert uw schrijver naar de Maas en Brussel, waar hij onthaald wordt door een villa, kunstschilders en een schaamteloos jonge fotograaf.