Kunnen we nog een weg uit? (III)
Enkele dagen de media grondig volgen, kan de mentale gezondheid ernstige schade toebrengen. Leidt die bezigheid al niet tot een depressie en moedeloosheid, dan toch minstens tot stevig verlies aan vaste grond onder de voeten
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementAlsof het de bedoeling was één van de stellingen van vorige bijdrage te bevestigen, drukte De Standaard op de dag dat ik deel II op het net losliet (19 november) een verslag af van een debat dat werd georganiseerd naar aanleiding van het emeritaat van Paul De Grauwe. ‘Dat zoveel intelligente mensen met eenzelfde einddoel voor ogen, zo van mening kunnen verschillen over de manier waarop de Eurozone moet worden gered, bewijst hoe ingewikkeld de zaken liggen’, lezen we in het verslag woorden die werden uitgesproken door Martin Wolf, internationaal gerespecteerd chef van de economische commentatoren van de Financial Times.
Veilig achterop
Het idee dat technocraten de ene heilige waarheid in pacht hebben, leeft natuurlijk vooral bij niet-technocraten. Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de denktank Itinera, schrijft daarover in De Standaard van 24 november: ‘In mijn ervaring wensen vooral buitenstaanders graag de discussie op de spits te drijven, terwijl economen onderling eigenlijk wel beseffen dat de ander niet noodzakelijk een idioot is of een verborgen agenda heeft, omdat hij een andere visie verdedigt.‘
Dat blinde geloof in de technocratie betreft, zoals eerder gezegd, een noodkreet van de burgers die steeds minder geloven dat de democratie oplossingen kan bieden en daarmee meteen minder geloven in zichzelf. Ze worden als het ware bange kinderen die wachten op de alles oplossende vader.
Wellicht verwoordde Paul Van Vliet nog het best de sfeer die vandaag heerst in zijn lied: ‘Ik heb soms van die akelige dagen; Dat alles me te groot wordt en te veel; En wat ik aangehaald heb, kan ik slecht verdragen; En alles wat ik nog moet doen, dat grijpt me naar de keel; Ik word al zenuwachtig wakker; Dat wordt alleen maar erger door dat driftige gejakker; En een koffer vol verantwoordelijkheid waaraan ik me vertil; En honderdduizend dingen die ik eigenlijk niet wil; En ik moet nog zo veel doen, ik moet nog zo veel doen; Kan ik nou vandaag niet weer eens even net als toen.
Veilig achterop bij vader op de fiets; Vader weet de weg en ik weet nog van niets; Veilig achterop, ik ben niet alleen; Vader weet de weg, vader weet waarheen; Ik weet nog hoe het rook, ik weet nog hoe het was; Met m’n armen om ‘m heen, m’n wang tegen z’n jas; Vader weet de weg en ik weet nog van niets; Veilig achterop bij vader op de fiets.’
‘Een koffer vol verantwoordelijkheden waaraan ik me vertil.’ Het lijkt toch wel een treffende beschrijving van de onzekerheid van de burger, die bij verkiezingen een stem moet uitbrengen.
In een voldragen en volwassen democratie horen de kiezers te bepalen welke politici – en dus welke keuzes – meer en welke minder gewicht in de weegschaal mogen werpen bij het uitstippelen van het beleid. Technici dienen er mee voor te zorgen dat de verkozen opties op de technisch beste manier worden uitgevoerd.
Vandaag neemt de roep echter toe om de regeringsmacht toe te vertrouwen aan technocraten. Dit zou vanuit democratisch oogpunt alleen enigszins aanvaardbaar kunnen zijn als de rol van de wetgevende macht (het parlement) en die van de uitvoerende (de regering) weer correcter wordt ingevuld. Het parlement hoort het politieke forum te zijn dat de lijnen uitzet, terwijl de regering de taak voor haar rekening neemt die beslissingen uit te voeren. In de praktijk liggen de verhoudingen echter totaal anders, met een uitvoerende macht die de wetgevende helemaal domineert. Zo lang dat het geval is, moet een technocratische regering vanuit democratisch oogpunt radicaal verworpen worden.
Kern van het politieke debat
Waarover gaat het politieke debat? In essentie betreft het drie vragen.
- Wat doen we verplicht samen (via de overheid) en wat doen we zelf of vrijwillig samen (via de privésector, bestaande uit gezinnen en bedrijven)?
- Hoeveel geld haalt die overheid daar voor op (met andere woorden: wat is het beslag dat de overheid legt op de inkomsten van het land)?
- Hoe verdelen we die lasten over de bevolking?
Samengevat gaat het dus over de kwesties hoeveel geld de overheid binnenhaalt (en bij wie) en waar ze die opgehaalde middelen aan besteedt. De kiezer is vrij daar een voorkeur over uit te spreken, maar hij/zij draagt ook de gevolgen van die keuze.
De bekende slagzin ‘No taxation without representation’ ontstond toen een breuk werd ervaren tussen beide zijden van de democratische medaille; de keuze maken en er voor opdraaien. We verlaten ons nog eens op Wikipedia: ‘Het motto No taxation without representation (geen belasting zonder vertegenwoordiging) werd de slogan van de kolonisten in de Dertien koloniën in de aanloop naar de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog.
Aanleiding voor deze onafhankelijkheidsoorlog was het verhogen van de belastingen in de Amerikaanse kolonie door moederland Engeland. De kolonisten hadden echter geen enkele inspraak in het Britse bestuur over de Amerikaanse kolonie. Het idee was dat diegene die de belasting betaalden ook iets te zeggen hadden over de bestemming van het geld en daarmee over het bestuur van het land. Engeland wilde echter niet toegeven aan deze eis om de kolonisten een vaste afvaardiging in het Britse parlement te geven.’
Dit conflict kan zich ook minder zuiver voordoen. Paul Krugman, Nobelprijswinnaar economie in 2008, schrijft in De Morgen van 12 november: ‘Door de euro in te voeren, hebben Spanje en Italië hun status verlaagd tot die van ontwikkelingsland dat in andermans munt moet lenen en daardoor geen bewegingsruimte heeft. Omdat de landen van de eurozone zelfs in een noodsituatie geen geld kunnen drukken; krijgen ze financieringsproblemen die landen met een eigen munt niet kennen.’
Het probleem ‘no taxation without representation’ doet zich hier niet in een zuivere vorm voor. Ook de Spanjaarden, Italianen en Grieken hebben hun zeg in de Europese besluitvorming en maakten het Europese beslissingsproces mee door. Hetzelfde geldt voor de Duitsers, die zich vandaag graag opstellen als de slachtoffers van de schuldencrisis.
Vrijbuiters
We hebben hier te maken met een variatie op het genoemde thema, misschien ‘representation without taxation’ te noemen? De landen die vandaag in de slechtste papieren zitten, konden in het verleden mee genieten van de effecten van de invoering van de Euro (lenen tegen relatief lage rentes), maar bleven grotendeels zelf bepalen hoe ze gebruik maakten van het opgehaalde geld. Iedere economist is het er over eens dat een muntunie niet kan werken als die niet georganiseerd is in een politieke unie. Het Euro-project heeft die wetenschappelijke consensus – soms bestaat die dus toch – met voeten getreden.
Dankzij de economische soliditeit van vooral Duitsland konden de zogenaamde PIIGS-landen (Portugal, Ierland, Italië, Griekenland, Spanje) goedkoper lenen, maar door daar buitensporig gebruik van te maken en die middelen niet optimaal te benutten, hebben ze de betrouwbaarheid van het systeem zelf fundamenteel aangetast. Er werd zwaar gezondigd tegen een basiskenmerk van de democratie, zoals die werd verwoord door Peter Van Nuffelen, hoofddocent geschiedenis van de oudheid aan de Universiteit van Gent, die we al eerder aanhaalden: ‘de klassiek-Griekse nadruk op de morele verantwoordelijkheid van elk van ons: geen inspraak zonder verantwoordelijkheid. In een democratie heeft het volk het recht zich te vergissen. Maar zoals Thucydides toont, moet het de gevolgen daarvan dragen.’
Een decennium lang bevonden de PIIGS-landen zich in de positie van een vrijbuiter. Omdat ze hun politieke en economische keuzen zo lang konden financieren met rentes die ze niet zelf moesten ‘verdienen’, bleven de gevolgen van hun beleidskeuzes te lang onder de radar en moesten ze de gevolgen lange tijd niet dragen. We kunnen het vergelijken met een ziekte. Als de pijnstiller te goed werkt, blijven patiënten hun ongezonde levensstijl te lang voortzetten. Mochten ze sneller geconfronteerd worden met de gevolgen van het gekozen beleid, werd er sneller ingegrepen.
De Belgische les
Een betere kennis in Europa van het Belgische fenomeen, was leerzaam geweest. In dit land kon voor Wallonië een beleid gevoerd worden waarbij de Waalse bevolking te weinig moet opdraaien voor de kost ervan. De rekening wordt grotendeels doorgeschoven naar Vlaanderen. De Belgische sociale zekerheid, die werkt als pijnstiller, maar niet als geneesmiddel, zorgde er voor dat de Waalse bevolking onvoldoende werd geconfronteerd met de gevolgen van het gevoerde beleid. Dat biedt de enige mogelijke verklaring waarom de PS de verkiezingen in Wallonië blijft winnen, hoewel het gevoerde beleid economisch faalde en dus tegen elke logica in. De PS verzekerde de aanvoer van door Vlaanderen betaalde pijnstillers, wat de Waalse kiezers ongevoelig maakte voor de ziekte zelf. Het adagium ‘it’s the economy stupid’ werkte in Wallonië dan ook niet, want hier gold het motto ‘it’s the transfer stupid’. Het gebrek aan geneesmiddelen bleef verstopt achter de levering van pijnstillers.
België wordt wel eens het laboratorium van Europa genoemd. Spijtig genoeg is het dat ook geweest. Op korte termijn kan Wallonië beschouwd worden als de grootste genieter van het Belgische feit, zoals de PIIGS-landen dat leken te zijn van de Euro. Maar op langere termijn heeft het Wallonië blind gemaakt voor de fundamentele zwaktes en de indruk gewekt dat maatregelen voor economische relance niet acuut waren, net zoals dat voor de PIIGS-landen het geval was in de Eurozone.
26 november 2011
Wordt vervolgd
Eerdere bijdragen:
http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/kunnen-we-nog-een-weg-uit-i
http://www.doorbraak.be/nl/nieuws/kunnen-we-nog-een-weg-uit-ii
Peter De Roover was achtereenvolgens algemeen voorzitter en politiek secreteris van de Vlaamse Volksbeweging , chef politiek van Doorbraak en nu fractievoorzitter voor de N-VA in de Kamer.
Peter De Roover verantwoordt de keuze van de N-VA om in Vlaanderen een Zweedse coalitie op de been te helpen, zonder het Vlaams Belang.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.