Grof geld verdienen
Praag en de herinnering aan het communisme (1)
foto © Luc Rasson
Zwart toerisme, Luc Rasson beschrijft graag donkere plekken uit ons verleden. Deel 1 van een driedelige reeks over Praag en het communisme.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnement‘De kapitalisten zullen ons het touw verkopen waarmee we hen zullen opknopen’. Deze uitspraak toegeschreven aan Lenin heeft furore gemaakt, vooral dankzij het ironische licht dat het verdere verloop van de geschiedenis erop heeft laten schijnen. Want ondertussen is gebleken dat de geschiedenis van het communisme zelf een product is geworden waarmee kapitalisten zich zonder scrupule verrijken. Dat stel ik vast wanneer ik in januari en oktober 2018 Praag bezoek, op zoek naar sporen van het regime dat gedurende 40 jaar de plak zwaaide in het voormalige Tsjecho-Slowakije.
Iedereen die de hoofdstad van Bohemen en Moravië bezocht weet dat die prachtige stad een cultureel pretpark is geworden. Ze wordt overrompeld door toeristen uit de hele wereld. Wie de Karelsbrug wil oversteken moet zich schuifelend een weg banen door de massa en de ‘hrad’ – het kasteel waar K. in Kafka’s roman niet binnen geraakt – wordt vanaf de vroege uurtjes ingepalmd door groepen uit de hele wereld. De communistische dictatuur die het land in zijn greep hield tussen februari 1948 en 1990 interesseert de meeste van deze bezoekers niet. Toch worden ook die zeldzame toeristen bediend. Er bestaat in Malastraná, de wijk van het kasteel, een ‘KGB-Museum’; op de Námesty Republiky of plein van de republiek kun je een ‘Museum of Communism’ bezoeken; en je kunt ook deelnemen aan een ‘Prague Communism and Nuclear Bunker Tour’.
Het communisme in Praag
In deze eerste bijdrage wil ik het hebben over de rondleiding. Op de schreeuwerige website – ‘Look behind the iron curtain!’ – die versierd is met hamer en sikkel lees je dat de dictatuur paranoïde was en geobsedeerd door spionage en geweld. Je zal alles te weten komen over die tijd – maar, voegt de site er dreigend aan toe, je zal ‘de angst en de gevolgen’ erbij moeten nemen – wat dat ook mag betekenen.
Om halfdrie op een zachte oktobernamiddag meld ik me aan de balie vlakbij de Mále Námesty, in het hart van de oude stad, niet ver van de beroemde astronomische klok. Een tiental personen – Noren, Amerikanen, Britten – blijken belangstelling te hebben voor het thema. Onze gids is Karolina, een energieke bachelorstudente geschiedenis. Met gezwinde pas neemt ze ons op sleeptouw door de stad. Af en toe blijft ze staan en vertelt ze met kennis van zaken de grote lijnen van het verhaal: de machtsovername door de communisten in februari 1948 onder leiding van Klement Gottwald, de implementatie van een stalinistische politiek, de collectivisering, de repressie, het experiment van het ‘socialisme met een menselijk gelaat’, de brutale sovjet-interventie van augustus 1968, de ‘normalisering’ en ten slotte de fluwelen revolutie van 1989.
Vogelvluchttoerisme
Ik ben een beetje ontgoocheld: ik had een wandeling verwacht langs plekken die een rol speelden in de geschiedenis van die 40 jaar, maar Karolina toont ons slechts twee geheugenplaatsen. Het voormalige hoofdkwartier van de ‘Štátna bezpečnost’ of StB – de geheime dienst – op Na Perstyne, een gebouw dat dateert van voor de oorlog maar dat na de communistische machtsovername versierd werd met vier monumentale standbeelden van realistisch-socialistische signatuur. Ik herken de klassieke types: een landbouwer, een mijnwerker, een boerenvrouw en een intellectueel die, een boek in de hand, in de verte kijkt – waarschijnlijk ontwaart hij ergens de dageraad van de communistische utopie.
Vervolgens brengt Karolina ons naar Narodní Trida, de straat waar op 17 november 1989 het treffen plaats vond tussen politie en betogers dat de fluwelen revolutie op gang bracht. Vandaag is er een plaat bevestigd met de datum op en daarboven een tiental handen die uit de muur komen. Ze drukken wanhoop uit en lijken om hulp te vragen. Maar daar houdt de wandeling in het stadscentrum op. De studente geschiedenis brengt ons bijvoorbeeld niet naar Bartolomejskastraat waar de geheime politie verdachten ondervroeg en folterde; ze toont het federale Tsjechoslowaakse parlement niet, bovenaan het Wenceslasplein, naast het Nationaal museum.
Op dat plein vonden overigens alle politieke aardverschuivingen van de 20ste eeuw plaats: hier werd de republiek uitgeroepen op 28 oktober 1918, hier sprak Gottwald in februari 1948 het volk toe – wat zou leiden tot de communistische dictatuur, hier stak Jan Palach zichzelf in januari 1969 in brand. Ten slotte was het plein het centrum van de fluwelen revolutie in 1989: je kunt er het balkon zien van uitgeverij Melantrich – vandaag is er een Marks & Spencer gevestigd – vanwaar Vaclav Havel op 23 november 300.000 mensen toesprak. Maar dat valt allemaal buiten deze toer van het communistische Praag.
In de bunker
Het wordt me snel duidelijk dat de nadruk ligt op het tweede, meer sensationele, deel van de ‘Prague Communism and Nuclear Bunker Tour’. Karolina nodigt ons uit tram 9 te nemen. Na een tiental minuten stappen we uit net voor het kerkhof van Olsany – daar waar zowel Klement Gottwald als Jan Palach rusten. De sfeer is hier heel anders dan in het oude, door toeristen bezette centrum. Een grauwe buitenwijk met sovjetallures. We steken een soort autoweg over en komen bij een betonnen, met graffiti overschilderde, muur. Onze gids opent een zware metalen deur.
Voor we binnen mogen vraagt ze ons of iemand claustrofobisch is. Niemand reageert. Dan nog is Karolina niet gerust. Voor ze ons binnenlaat vraagt ze op licht dramatische toon of we mentaal en lichamelijk klaar zijn. Blijkbaar hoort het bij haar taak om het avontuurlijke aspect van dit bezoek te onderstrepen – waarschijnlijk in de lijn van de ‘angst en de gevolgen’ waarover sprake op de website. We dalen af in de bunker, 85 treden lager. Met die claustrofobie valt het best mee: de ruimtes zijn redelijk groot, op geen enkel ogenblik voel ik me benauwd. Tenslotte konden hier duizenden mensen schuilen. We lopen door lange, koude gangen. Een ziekenboeg. Vijf toiletten – voor 5000 mensen! Je mag er niet aan denken hoe het hier zou aan toe gegaan zijn in het geval van een atoomoorlog.
Propaganda in de 21e eeuw
In vitrines zie ik een minimuseum van het communisme: propagandamateriaal – boeken, brochures, affiches, beeldjes, foto’s, bustes van de onvermijdelijke Lenin. Honderden gasmaskers – daar was alvast geen gebrek aan in het socialistische Tsjechoslowakije. Ik stel vast dat een gasmasker voor baby’s het hele lichaam omvat. Mijn oog valt op een stadsplan van Praag met aanduiding van de verschillende besmettingszones in de hypothese dat een atoombom pal op de oude stad zou worden gedropt.
In sommige ruimtes worden situaties nagebootst: een controlepost waar twee militairen met gasmasker de wacht houden, een schuilplaats voor een familie, ook met gasmasker. Af en toe geeft de gids duiding. De insteek is kritisch en ironisch: de bunker zou tot niets gediend hebben want achteraf is gebleken dat ze eventuele straling niet tegenhoudt. De maandelijkse oefeningen die hier in de jaren 1950 werden gehouden waren een manier om de antiwesterse paranoia te onderhouden. Tot slot haalt Karolina enkele kalashnikovs boven en nodigt ons uit ze ter hand te nemen. Dat is blijkbaar een verplicht nummertje in dit soort rondleidingen: ook in het KGB-museum zal dit gebeuren.
Het historisch geheugen ontsnapt niet aan de commerciële recuperatie. In Praag zie je het laatste stadium van het communisme: grof geld verdienen – 600 kronen of 24 euro per persoon – door toeristen te entertainen met sensationele kicks. Het verhaal dat je daarbij hoort is schematisch. De goeden en de slechten staan er zonder nuance tegenover elkaar.
Bespiegelingen
Dat de bunkers de antiwesterse paranoia voedden is misschien waar, maar je zou het argument ook kunnen omdraaien: was het geen teken van wijsheid om op een hoogtepunt van de Koude Oorlog, tegenover een reële dreiging, ervoor te zorgen dat burgers bescherming konden vinden tegen een eventueel Armaggedon – ook al zou die bescherming relatief zijn geweest? Natuurlijk was het regime een dictatuur die indruiste tegen elementaire mensenrechten maar het zou interessant zijn te horen in welke mate het kon rekenen op een vorm van instemming, zeker in de eerste jaren, toen ook latere dissidenten als Milan Kundera, Pavel Kohout of Ivan Klima het stalinisme omhelsden.
Het zou ook boeiend zijn iets te horen over de manier waarop burgers omgingen met de hen opgelegde beperkingen, welke tactieken ze uitdachten om verboden en geboden te omzeilen. Een dictatuur kent niet alleen hevige voor- en tegenstanders: het is ook belangrijk na te gaan wat de vaak afwachtende grijze massa doet en denkt. Er bestaan ondertussen voldoende studies die wijzen op de neiging die mensen hebben om zich niet zomaar neer te leggen bij beperkingen – zelfs niet in een autoritaire context.
Op één ogenblik zegt Karolina iets dat niet past in het zwart/wit verhaal. Wanneer ik haar vraag of er vandaag nog mensen zijn met heimwee naar die tijd antwoordt ze bevestigend: het leven was eenvoudiger toen, er was geen werkloosheid– hoewel vijf mensen de job van één persoon deden. Gas en elektriciteit waren gratis. Kortom, besluit ze, ‘the standard of living was higher than today’. Ik ga ervan uit dat dat een uitschuiver was.
Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.
De instorting van het Derde Rijk ging gepaard met een golf van zelfmoorden, niet alleen uitgevoerd door hooggeplaatste nazi’s.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.