De opkomst van het nationaal-opportunisme
Snoepen uit de communautaire frigo
De uitvoerder en de bedenker van het Vlaams nationaal-opportunisme?
foto © Reporters
Het Vlaams-nationalisme is een huis met vele kamers en vele frigo’s. Naar gelang het uitkomt mag de ene dan wel de andere worden opengedaan.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet Vlaams-nationalisme heeft al verschillende gedaantes aangenomen. En met de grote doorbraak op politiek vlak zien we de opkomst van nog een nieuwe versie: het nationaal-opportunisme, zopas nog prachtig naar voren gebracht door de minister van Financiën, Johan Van Overtveldt.
In oorsprong is het Vlaams-nationalisme cultureel en sociaal. Er werd geijverd voor een gelijkwaardige behandeling van de Vlaamse taal en cultuur binnen het Belgische kader en voor de ontvoogding van de Vlaamse werkmens die onder het juk van de Franstalige bourgeoisie leefde.
In de Eerste Wereldoorlog kreeg die strijd een extra steun in de rug van de Duitse bezetter, die met zijn Flamenpolitik de Vlaamse zaak misbruikte om verdeeldheid te zaaien bij de Belgische bevolking en vooral de onderhuidse onvrede bij de soldaten aan te wakkeren. Het Vlaams-nationalisme werd zo omgevormd tot zogenaamd ‘activisme’.
Net na de Eerste Wereldoorlog nam het pacifistisch nationalisme de overhand, via de Frontpartij waarin Vlaamse veteranen een volwaardige plaats opeisten op het politieke toneel voor Vlamingen en voor het Nederlands om te voorkomen dat de verschrikkingen van de loopgraven zich nog eens zouden voordoen.
Als een lamp op een mot
Met de algemene opkomst van het nationalisme in de jaren 1930 flakkerde opnieuw de idee op dat het Vlaams-nationalisme ook zijn plaats in de internationale politiek moest opeisen. De macht van de fascisten en nationaalsocialisten werkte als een lamp op een mot en het Grootgermaans-nationalisme zag het licht. Verkeerd gegokt, alweer, en sindsdien sleept het Vlaams-nationalisme een loodzware collaboratie-zonde mee.
Het zou het minderwaardigheidsgevoel van de Vlaming nog meer voeden, het gevoel van iedereen is tegen ons en alles en iedereen is erop uit ons, de Vlamingen, te beledigen en te kleineren. Het kaakslagflamingantisme bloeide steeds meer op bij elke politieke of andere confrontatie. De eerlijkheid gebiedt er wel bij te vermelden dat dit enkel de grootste groep betrof. Naast de kaakslagflaminganten waren er ook wel brulflaminganten en zelfs straatvechtflaminganten, in de woelige tijden van Komen en Voeren.
Naarmate de economische macht van Vlaanderen groeide, kwam ook het besef dat wij misschien toch niet zo minderwaardig zijn als we zouden denken. De aandacht verlegde zich dan naar de financiën, met extra nadruk op hoe die luie Walen toch continu op de Vlaamse kap leven via de jaarlijkse miljardentransfers. Deze focus op geld, werkzaamheidsgraad, uitgaven voor sociale zekerheid, enzovoort kreeg de naam centennationalisme.
Afpaknationalisme
Een minder opvallende vorm van Vlaams-nationalisme is het afpaknationalisme. Die was altijd wel aanwezig, maar kreeg pas de jongste jaren, onder invloed van de migrantencrisis, een meer prominente plaats. Dat is het nationalisme dat ervan uitgaat dat men de Vlamingen van alles wil afpakken: Brussel wil ons grondgebied afpakken, de Walen pakken ons ons geld af, de vreemdelingen pakken ons onze normen en waarden af, de poco’s pakken ons onze cultuur en tradities af,…
Maar recent, sinds het Vlaams-nationalisme een prominente plaats heeft verworven op het politieke toneel, heeft zich een nieuwe vorm gemanifesteerd: het nationaal-opportunisme. Dat is niet zozeer een eigen nieuwe vorm, maar maakt -geheel trouw aan de eigen eigenheid- gebruik van alle voorgaande vormen, al naargelang het het beste uitkomt. Het hangt ook zeer nauw samen met het frigoflamingantisme, waarbij het communautaire op bevel van de politieke baas niet ter sprake mag gebracht worden. Tenzij de omstandigheden er om vragen. Bij nakende verkiezingen, bijvoorbeeld. Of om op tijd en stond de achterban te sussen. Of wanneer het beleid niet de beloofde resultaten heeft opgeleverd.
Een mooi voorbeeld van nationaal-opportunisme kregen we zopas nog van minister van Financiën Johan Van Overtveldt. Om zijn verwezenlijkingen te tellen, heb je zelfs geen handen nodig. Dus pakte hij uit met de uitspraak dat ‘mochten er even veel Walen en Brusselaars aan het werk gaan als Vlamingen, de begroting wél in evenwicht zou zijn’. Nu kunnen we Van Overtveldt niet meteen prijzen als de grootste flamingant in deze regering. Zijn uitspraak kwam er dan ook nogal geforceerd en ingestudeerd uit.
Maar ze ressorteerde wel meteen effect: van alle kanten en hoeken kwamen ze allemaal uit de frigo tevoorschijn: de kaakslagflaminganten die het schandalig vinden dat Vlamingen zo hard moeten werken en Walen zo lui mogen zijn, de centennationalisten met cijfers en grafieken over wat die luie Walen ons kosten, de afpaknationalisten die vinden dat het nu wel gedaan moet zijn met ons geld af te pakken, de brulnationalisten die vinden dat het hoog tijd is om alles terug te pakken en de cultuurflaminganten die vinden dat het nu wel welletjes is geweest met die neologismen.
Met de verkiezingen in het vooruitzicht ligt er duidelijk een mooie toekomst in het verschiet voor het nationaal-opportunisme.
Tom Garcia (1967) is zelfstandig reclameman met grote interesse voor migratie, integratie en gemeenschapsvorming. Hij is bezieler en kernlid van Vlinks.
100 jaar geleden stierf de linkse activist Herman Van den Reeck. Hij raakte zwaargewond door een politiekogel tijdens een Vlaams-nationale betoging. Daarmee werd hij een icoon van een aparte generatie.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.