Poolse regisseur Skolimowski experimenteert erop los met zijn films: ezel in de hoofdrol
Radicale, empathische cinema
EO.
foto ©
De ezel EO ontmoet zowel goede als slechte mensen op zijn levenspad net zoals Balthazar in Bressons meesterwerk Au Hasard Balthazar.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementLigt het aan het water of aan het eten dat Polen zoveel beroemde regisseurs heeft voortgebracht? Aan de Poolse keuken misschien met de stoofschotel bigos en pierogi, de gevulde ravioli? Of gewoon aan hun worsten, de ‘Polska kielbasa’?
Of heeft de filmschool van Łódź, in 1948 opgericht, daar ook iets mee te maken? Łódź is een van de belangrijkste filmhogescholen ter wereld waar bekende regisseurs als Polański, Skolimowski, Kieślowski, Munk, Wajda en Zanussi afstudeerden. Roman Polański (1933), de Pools-Franse acteur en cineast van Joodse afkomst, is wereldwijd de meest vermaarde uit de school van Łódź maar in het pantheon van de Poolse cinema komt zijn naam niet voor. Daar staat Krzysztof Kieślowski (1941-1996), internationaal bekend om de filmcycli Trois couleurs en zijn 10-gebodenfilm Dekaloog, op de eerste plaats. Waar staat de legendarische regisseur van EO, Jerzy Skolimowski (1938) op die lijst? Als zesde, gevolgd door de enige ‘grande dame’, Agnieszka Holland (1948) cineaste van de sterk onderschatte film Mr Jones over de Oekraïnse holocaust, de Holodomor.
Topsterren
Skolimowski kennen we van een twintigtal andere films waaronder Deep End (1970), The Shout (1978), Moonlighting (1982), The Lightship (1985) en Essential Killing (2010) de bekendste zijn. In 1967 maakte hij de Belgische filmkomedie Le Départ met twee topsterren: Jean-Pierre Léaud, het alter ego van François Truffaut, de Antoine Doinel in Les Quatre Cents Coups en vier andere films uit de Doinel-cyclus. Zijn tweede topster was de hoofdstad Brussel. De film was goed voor een Gouden Beer op het filmfestival van Berlijn.
De 84-jarige Skolimowski is niet alleen filmmaker maar ook acteur, onder meer in Cronenbergs Eastern Promises (2007) en scenarioschrijver van onder andere Polanski’s nieuwe zwarte komedie The Palace met Mickey Rourke, John Cleese en Fanny Ardant, verwacht eind 2023. Skolimowski is ook dichter en kunstschilder en een bijzonder sympathieke gesprekspartner. Tien jaar geleden zat ik samen met hem in de filmjury van Las Palmas en was hij niet te beroerd om reclame te maken voor Roskams Rundskop (2011).
Radicale cinema
Skolimowski is een regisseur die durft te experimenteren met radicale cinema. In Essential Killing (2010) krijgen we een zeer controversieel hoofdpersonage, een Afghaanse jihadi (Vincent Gallo) op de vlucht in een sneeuwlandschap, moordend zonder noemenswaardige context, zonder enige moraal en zo goed als zonder dialogen.
EO gaat nog enkele stappen verder en was de meest bizarre, controversiële en onvoorspelbare inzending van de officiële competitie Cannes 2022. Een film met een ezel als protagonist, vandaar de titel EO, een onomatopee die het balken, het iaën nabootst. Nu hebben er de jongste jaren wel heel wat dieren een hoofdrol gekregen. In Kosakovskiy’s Gunda (2020) en Andrea Arnolds Cow (2021) ging het respectievelijk over het dagelijkse leven van zeug Gunda en melkkoe Luna, maar dat waren documentaires.
Er zijn ook het IJslandse horrordrama Lamb (2021) en de Brits-Amerikaanse thriller Pig (2021), waar Nicolas Cage er alles aan doet om zijn truffelvarken, tijdens een inbraak door onbekenden ontvoerd, terug te vinden. Maar een fictiefilm gefilmd vanuit het standpunt van de ezel EO, een circusezel die door dierenbeschermers ‘bevrijd’ wordt en, o ironie, hierdoor zijn thuis verliest en allerlei omzwervingen moet maken, misbruikt door onmenselijke individuen, zo’n film is een unicum. Tenminste als je nooit Robert Bressons zwart-wit meesterwerk Au Hasard Balthazar (1966) hebt gezien. Dan pas besef je dat EO de hedendaagse versie, de aanvulling van, de hommage aan Balthazar is.
Religieuze connotaties
In de jaren zestig moest de homoseksuele schrijver van De Avonden (1947), de katholiek Gerard Reve met een uitgesproken Moeder Mariaverering, zich voor de rechter verantwoorden wegens godslastering. ‘Als ik me de wedergeboorte Gods voorstel, dan zie ik die niet in de mens. Het zou in een lam kunnen zijn, maar ik vind een ezel liever.’ Was het niet de ezel die de hoogzwangere Maria naar Bethlehem en later haar zoon naar Jerusalem bracht?
Toen Bresson de ezel Balthazar, ook de naam van één van de drie wijzen, als hoofdpersonage nam, paste dat perfect in zijn filosofie. Die zou je kunnen samenvatten als ‘minder is meer’: ascetisch minimalisme met visuele puurheid, zelden muziek, en de zuiverheid van een transcendentale stijl, waarover de Amerikaanse cineast Paul Schrader euforisch schrijft en praat.
Uit den boze
Acteren is uit den boze: geen nep profs, maar amateurs die ‘modellen’ waren. Introverte, bescheiden mensen en close-ups van hun handen. Niet wat ze krampachtig trachten te tonen, maar wat ze verbergen voor het cameraoog is authentiek. Een ongetrainde ezel die niet antropomorfisch is en die niet doet alsof, die is wat hij is. Hij kan zowat iedereen zijn die in dit leven weinig vreugde maar veel leed kent. Hij is ‘toevallig’, ‘bijvoorbeeld’ Balthazar.
Robert Bresson (1901-1999), met slechts dertien films op veertig jaar en met klassiekers als Journal d’un curé de campagne (1951), Un condamné à mort s’est échappé (1956), Pickpocket (1959), Mouchette (1967) en Le Diable probablement (1977), wordt de invloedrijkste Franse filmmaker geacht, doordrongen van een christelijke spiritualiteit. Ook de broers Dardenne zijn schatplichtig aan hem. Au Hasard Balthazar wordt als zijn magnum opus gezien, een filmopenbaring die voor velen, zoals de Oostenrijkse regisseur Michael Haneke, als de perfecte film wordt beschouwd. Wie interesse heeft kan altijd terecht op The Beginner’s Guide to Robert Bresson.
Geen gecoachte emoties
Vanaf de eerste Bressoniaanse sobere beelden in Au Hasard Balthazar hoor je schapen blaten en zie je de geboorte en de doop van de ezel gestreeld door het liefkozende meisje Marie, vertolkt door de toen onbekende Anne Wiazemsky, van 1967 tot 1979 echtgenote en muze van Jean-Luc Godard.
‘Is er ook plaats voor de dieren in de hemel?’, lijkt Au Hasard Balthazar te suggereren, en wanneer de film eindigt met Balthazar omringd door de schapen van het begin, lijkt het antwoord wel ‘ja’. Wanneer Marie niet langer kan zorgen voor haar lievelingsezel die ze versiert met bloemenkransen, komt hij terecht bij andere eigenaars die niet zo vriendelijk zijn en die de zeven ondeugden verpersoonlijken: een bakkerszoon steekt EO’s staart in brand om hem aan te porren en in een circusnummer moet hij de Ezel met een Wiskundeknobbel spelen. Getroffen door een verloren kogel, afgeschoten door douaniers die het op smokkelaars hadden gemunt, zoekt hij zijn weg terug naar Marie. In de meeste films wordt ons alles voorgekauwd, worden onze emoties netjes gecoacht en horen we Pavloviaans te reageren. Niets van dat alles bij Bresson!
Wij zijn allen EO’s
Zeker geen remake, maar EO volgt wel een gelijkaardige ezel in een nogal chaotisch, episodisch verhaal met een minimum aan dialoog waarin we defaitistisch moeten aanvaarden dat de wereld het niet goed voorheeft met ons, mensen en dieren. Beide films gebruiken een ezel om commentaar te geven op ons menselijk bestaan. Bij Bresson is er een lieve Maria, bij Skolimowski een Kasandra (Sandra Drzymalska) die samen met EO optreedt in een circusnummer en hem later opzoekt om hem te vertroetelen met wortelpasteitjes.
Kasandra is zowat de enige troost voor de ezel die de mascotte wordt van een voetbalclub en meestal te doen heeft met smokkelaars, wrede pelshandelaars en een bizarre priester die zich verontschuldigt voor het eten van ezelvlees-salami. Ook diens Italiaanse moeder, een wat bizarre cameo voor Isabelle Huppert, kan wel borden stukslaan maar niets doen voor de ezel. Alleen Kasandra brengt hoop, vanaf het begin waar we de ezel niet zien gedoopt worden, maar wel liefdevol omhelsd door het jonge meisje.
Daar ligt nu precies het grote verschil tussen beide films. Veteraan Skolimowski neemt totaal afstand van Bressons ascetische, pure cinema die zo neutraal mogelijk geacteerd werd. En dat vanaf het begin waar we getuige zijn van een met een rode filter gefilmde scène van een ware liefdesscène tussen EO en Kasandra, ondersteund door Paweł Mykietyns elektronische techno-score. We krijgen daarna dikwijls EO’s standpunt, zoals de paarden die hij ziet voorbij galopperen en zijn fantasieën over de kusjes die hij van Kasandra krijgt.
Echt surrealistisch wordt het wanneer EO wordt afgeranseld door hooligans en verandert in een viervoetige robot. Spectaculair gefotografeerd door Mychal Dymek, won EO de prijs van de jury, ex aequo met Charlotte Vandermeersch en Felix van Groeningens Le otto montagne (2022). Toen Jerzy Skolimowski de prijs ontving van Alice en Alba Rohrwacher, liet hij niet na zijn acteurs uitvoerig te bedanken: de zes ezels Hola, Tako, Marietta, Ettore, Rocco en Mela die EO vertolkten.
Karel Deburchgrave is filmrecensent en was voorzitter van het filmtijdschrift Filmmagie. Hij is de auteur van 'Shakespeare in scène' gezet en filmdocent in diverse filmmusea en cultuurcentra in Vlaanderen en Nederland. Hij studeerde Germaanse filologie (UFSIA en KU Leuven) en is Fulbright alumnus van de Universiteit in Minneapolis-St. Paul.
Na 36 jaar keert regisseur Tim Burton terug met een vervolg op zijn iconische horrorkomedie ‘Beetlejuice’ uit 1988.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.