Schrijver: een zwaar beroep
schrijver
foto © Pexels
Is schrijver een zwaar beroep? Oudere kenners van de Literatuur zullen glimlachen en een uitspraak citeren van Simon Vestdijk. Die kon het weten. Hij had een rij boeken van wel anderhalve kilometer op zijn actief. Schrijven, zei Vestdijk, is gemakkelijk. Je kunt er blijven bij zitten. Dat is waar. Een Schrijver is een gezeten burger. Ik heb maar weinig beoefenaars van de …
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIs schrijver een zwaar beroep? Oudere kenners van de Literatuur zullen glimlachen en een uitspraak citeren van Simon Vestdijk. Die kon het weten. Hij had een rij boeken van wel anderhalve kilometer op zijn actief. Schrijven, zei Vestdijk, is gemakkelijk. Je kunt er blijven bij zitten.
Dat is waar. Een Schrijver is een gezeten burger.
Ik heb maar weinig beoefenaars van de edele schrijfkunst gekend die, zoals dat in de negentiende eeuw een klerkengewoonte was, rechtstaande schreven bij een tafeltje op hoge poten. Eigenlijk heb ik het maar één keer zien doen, niet in een schrijfmuseum, maar in de werkelijkheid van een krantenredactie, in de sinds lang vervlogen tijd toen een redactie nog wel eens een opstelraad werd genoemd en een journalist een dagbladschrijver. Kun je nagaan, zeggen ze in Nederland.
Krassende pennen
De opstelraad was die van Het Handelsblad van Antwerpen, in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog gevestigd in een oud wit pand aan de Lijnwaadmarkt, met bemoedigend uitzicht op enkele café‘s die tegen de zijwand van de kathedraal geplakt waren en daar nog altijd vast hangen. Ik heb niet bij die krant gewerkt, maar ik ging er wel eens een collega bezoeken. Als men even zweeg (wat op een redactie zeldzaam was), kon je daar het authentieke geluid horen van krassende pennen die zich voortbewogen over de achterkant van tot kopijpapier versneden affiches, strooibiljetten en ander drukwerk. Je moest in die dagen zuinig zijn op schrijfpapier.
Vestdijk leefde in een tijdsgewricht (heerlijk woord, je komt het nog zelden tegen) toen alle serieuze letterkunstenaars met een pen schreven. Dat ging ze goed af. Als er over hun werk werd bericht, las je altijd dat er al zo of zoveel romans “uit hun pen waren gevloeid”. Alsof ze uit een onuitputtelijke bron kwamen gesproedeld, uit een enorme magische vulpen. Dat beeld is er al lang uit gehamerd door de schrijfmachine en daarna door de computer definitief uitgeschakeld.
Pennenridders
Als je zou denken dat de mechanisering niet alleen de trage pen maar ook een daarmee gepaard gaande geestelijke bezadigdheid en bedachtzaamheid naar het letterenmuseum heeft verwezen, dan heb je ’t mis voor. Dan heb je nooit gezien hoe driftig ook een pen kan worden. Dan heb je nooit meegemaakt hoe luidruchtig ‘het schrijfproces’ kon verlopen in het oudste witte pand van een opstelraad. Dan heb je nooit een zittende of staande Pennenridder in een steekspel met politieke en zelfs andere tegenstrevers zien vooruit stormen met zijn pennenstok als een vervaarlijke lans voor zich uit.
Het goede leven zorgt ervoor dat ik vaak in de Sinjorenstad en op de Lijnwaadmarkt mag komen. Dan kijk ik op naar een van de huisgevels in de rij van wijlen Het Handelsblad en dan zie ik in mijn verbeelding daar een jonge vurig doordravende ridder achter een raam op een tweede verdieping zitten aan een wankel tafeltje. Hij schrijft dat de inktpot ervan staat te daveren en de papieren bijna in brand vliegen van hartstocht. Ik herken Gerard Walschap in de jaren twintig, uit het seminarie pas in de wereld der mensen teruggekeerd en daar op een kamertje eenzaam werkend als lid van een opstelraad voor een nieuw weekblad, dat Het Vlaamsche Land moest begeleiden in de vaart der volkeren. Er moest aan dat huis al lang een gedenkplaat hangen.
Een vlotte schrijver
Walschap is heel zijn lange en vruchtbare loopbaan blijven schrijven met een vulpen die overliep van inkt. Ik geloof niet dat hij ooit zelf een bladzijde getikt proza heeft afgeleverd. Zijn vulpen liep sneller dan een toetsenklavier. Het geheim van een echte vlotte schrijver, zo legde hij mij eens uit, bestaat erin, dat zijn pen altijd blijft “rollen”. Dat woord gebruikte hij. Een echte Schrijver mag niet stoppen. Hij is tot levenslang veroordeeld.
Als ik nu, daar voor zijn eerste jongemannenflatje, naar hem opkijk, stel ik mij voor dat hij zich lustig zit te mengen in de discussies over de Zware Beroepen van tegenwoordig. Gerard, roep ik naar boven, is schrijven een zwaar beroep? Ik hoor hem ja antwoorden en hij begint meteen zijn levenslange polemieken te evoceren, die als het ware uit zijn pen en dus uit zijn hart vloeiden. Het was niet altijd gewone inkt.
Gaston Durnez (1928) is dichter, proza- en cursiefjesschrijver en journalist. Hij was heel zijn professionele leven verbonden aan de krant De Standaard, waarvan hij de tweedelige geschiedenis schreef, naast tientallen andere boeken. Tevens is hij oud-redacteur van Ons Erfdeel.
De tentoonstelling van Adriaen Brouwer in Oudenaarde bevalt Gaston Durnez zeer, en hij brengt nog een andere Vlaamse meester in herinnering.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.