Thomas Mann, de schrijver die zichzelf wegtovert
Colm Tóibín schrijft weergaloos biografische roman over Thomas Mann
foto ©
In ‘De tovenaar’, de biografische roman over Thomas Mann, vertelt Colm Tóibín weergaloos en empathisch over de uitersten die Mann vormden.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementOver Thomas Mann zijn de meningen stevig verdeeld. Velen vinden hem samen met Robert Musil de grootste in het Duits schrijvende romancier van de vorige eeuw. Meesterschrijvers Bertolt Brecht en Vladimir Nabokov — bien étonnés de se trouver ensemble — vonden zijn boeken vervelend en langdradig. Voor Brecht waren ze te ernstig, te weinig politiek. Voor Nabokov waren ze té politiek en heel zeker ook te ernstig.
Veilig in het midden
Mann had hoe dan ook het juiste schrijversprofiel om ooit de Nobelprijs Literatuur te krijgen: een meesterlijk stilist die toch niet te experimenteel was. Voldoende maatschappelijk betrokken, maar ook hier veilig in het midden. Niet te behoudsgezind, niet te progressief. Een man van het enerzijds en het anderzijds, van een goede geut moraal en een ferme scheut artistiek besef. Geen kunst om de kunst, maar ook geen platte propaganda.
De hoogste letterkundige erkenning viel Mann al te beurt in 1929. Hij was amper 54, maar had wel al de roman geschreven die velen nog altijd zijn beste vinden — De toverberg (1924). Het Nobelprijscomité roemde hem nochtans vooral voor de familieroman Buddenbrooks (1901). Daarin beschrijft hij versleuteld de geschiedenis van zijn eigen familie, een uit het Noord-Duitse Lübeck afkomstig koopmansgeslacht. Het is een verhaal van neergang, van twijfel aan vastgeroeste waarden. De jonge Thomas wilde al heel vroeg schrijver worden, geen zakenman.
Tovenaar
Wie over de vroegste fase van Manns carrière alles wil weten, kan ik van harte de lectuur van het eerste deel van Peter de Mendelssohns (onafgewerkt gebleven) biografie aanraden: Der Zauberer. Das Leben des deutschen Schriftstellers Thomas Mann (1975). In dat kloeke boek gaat het over het leven van de auteur tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Aan bod komen: de jeugd in Lübeck die gedomineerd werd door de vroege dood van Thomas’ vader, de verhuizing naar München met zijn moeder, twee zussen en een oudere broer (de latere schrijver Heinrich Mann): de eerste stappen in de literatuur.
De tovenaar is ook de titel van het nieuwe boek over Thomas Mann dat de Ierse auteur Colm Tóibín net publiceerde. Het is geen biografie, maar een roman, al blijkt Tóibín Manns leven wel nauwgezet te volgen. Achterin zijn boek geeft hij zijn bronnen weer: een lange lijst met titels waarin – opvallend — het werk van De Mendelssohn wel ontbreekt.
Roman versus biografie
Het loont meer dan de moeite om De tovenaar naast Der Zauberer te leggen, of naast een van de vele andere biografieën die er van Mann bestaan. Niet om na te gaan waar Tóibín een loopje neemt met de historische werkelijkheid, wel om beter te zien wat er in deze roman aan de hand is.
Anders dan de biograaf mag de romancier zich inbeelden wat de mens die hij beschrijft denkt of voelt. In een biografie staan feiten centraal, in een roman ervaringen. Als een biograaf interpreteert, dan doet hij dat op basis van verifieerbare bronnen — de gebiografeerde kan niets denken dat niet in een dagboek of een brief staat. De romanschrijver heeft die bronnen mogelijk ook voorhanden, maar hij heeft ze eigenlijk niet vandoen.
Jongensliefde
Tóibín is niet aan zijn proefstuk toe. In 2004 schreef hij al een roman over het leven van Henry James (The Master), de reus die er aan het begin van de twintigste eeuw op zijn eentje voor zorgde dat de Amerikaanse roman modern werd. James en Mann zijn geen generatiegenoten (de Amerikaan is een kwarteeuw ouder), maar ze delen veel: een leven dat hen wegbracht van hun geboortegrond, het streven naar een stijl die meer suggereerde dan hij zei, een complex gevoelsleven dat ze in hun leven minder konden exploreren dan in hun geschriften.
James bleef zijn leven lang ongetrouwd, terwijl Mann al vroeg in het huwelijk trad, met Katia Pringsheim, dochter van een rijke Duitse familie. Maar zowel James als Mann verkozen de herenliefde — net als Tóibín zelf. Door De tovenaar heen weeft hij korte scènes waarin Mann zich gefascineerd weet door de aanbik van jongemannen — op school, op het strand, in een van de vele hotels waarin hij verblijft. Er ontstaan gesprekken, er zijn korte aanrakingen, er is de suggestie van mogelijk meer. Katia weet het en lijkt ermee te kunnen leven. Tóibín schetst het allemaal weergaloos.
Familieleven
Een sterke vroege scène in de roman is die waarin Thomas op het Lido in Venetië een betoverend mooie blonde jongen ziet, de inspiratie voor Tadzio in de in 1911 geschreven novelle De dood in Venetië. Directe aanleiding voor de tekst was het overlijden van Gustav Mahler, die meer dan zijn voornaam deelt met hoofdpersonage Gustav von Aschenbach. Maar Tóibín laat heel goed voelen dat Aschenbachs gevoelswereld die van Mann zelf is — een brandend verlangen geblust door onderdrukking, door de angst van het zelfverlies.
In De tovenaar gaat het uiteindelijk minder over het werk van Mann dan men zou denken. Centraal staat het familieleven van de auteur. Zijn werk komt alleen ter sprake als dat het leven raakt, zoals wanneer Katia naar Davos gaat voor een kuur met goede berglucht. De brieven die zij Thomas vanuit het kuuroord stuurt, bieden inspiratie voor De toverberg. Mann reist zijn vrouw zelfs achterna, zodat hij met eigen ogen kan zien wat de held van zijn roman, Hans Castorp, allemaal zal meemaken.
Familieman
Tóibín is een meester in het schetsen van familieverhoudingen. En in eerdere romans (Brooklyn (2009), Nora Webster (2014)), twee absolute aanraders, en in essaybundels (New ways To Kill Your Mother. Writers and their Families (2012), Mad, Bad, Dangerous to Know. The Fathers of Wilde, Yeats and Joyce (2018)) staat de gedachte centraal dat de mens het onvoorspelbare product is van de verhouding tot familie en geliefden, levenden zowel als doden.
In De tovenaar is dat niet anders. De protagonist van het verhaal leren we kennen in zijn relatie tot zijn echtgenote Katia, zijn broer Heinrich en zijn kinderen. Katia en Thomas kregen er zes: drie van hen (Klaus, Erika en Golo) zijn voor wie de Duitse literatuur volgt mogelijk bekende namen. Maar de familieverhoudingen waren duidelijk gespannen, competitief en explosief.
Afwezig aanwezig
Het waren de oudste kinderen die hun vader ‘de tovenaar’ noemden. Dat epitheton blijkt volgens Tóibíns roman vooral te slaan op Manns vermogen om zichzelf weg te toveren en enkel afwezig aanwezig te zijn. Vader zit voortdurend aan zijn bureau te schrijven. Hij mag niet gestoord worden, maar hij is er wel.
In de tweede helft van de roman draaien de spanningen in de familie rond het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Katia heeft joods bloed en het lijkt in 1933 verstandiger om het land te verlaten, ook al omdat werken van Heinrich en Klaus Mann door hun openlijke antifascisme op de brandstapels van de nazi’s terecht komen. In De tovenaar blijft dat lot het werk van Thomas bespaard.
Dwaze ideologie
Eerst trekt de familie naar Zwitserland, daarna naar de VS. Via een tussenstop in Princeton gaat het naar de Westkust, waar ze in Pacific Palisades, een wijk van Los Angeles, een nieuw huis laten bouwen. (Thomas heeft een oogje op de joodse architect.) In de laatste hoofdstukken van zijn roman (de sterkste!) maakt Tóibín voelbaar duidelijk hoe Mann zich heen en weer geslingerd weet tussen twee rollen die hij als schrijver node wil vermijden.
Hij weigert degene te zijn die zich in de VS uitspreekt tegen alles wat Duits is (‘Goethe is Duits’, zegt Thomas, ‘ik ben Duits, mijn taal is het’), maar evenmin wil hij zich laten inlijven in de al even dwaze vrijheidsideologie van zijn nieuwe thuisland. Wanneer Amerika in de ban raakt van het anticommunisme, keert Mann met zijn familie terug naar Zwitserland. De neutraliteit van dat land moet hem als gegoten zitten.
Buitengewone roman
De tovenaar gaat over zoveel meer dan het individuele leven van die ene schrijver. Het gaat over spanningen tussen een publiek en privaat leven, over de macht die een individu kan hebben over zijn omgeving, over de best mogelijke rol die een vader kan spelen, over het verschil tussen wie we zelf denken te zijn en wie anderen denken dat we zijn. Colm Tóibín bewijst al twee decennia dat hij tot de meest getalenteerde schrijvers van zijn taalgebied behoort. Zijn buitengewone roman over Thomas Mann is daarvan het zoveelste bewijs.
De tovenaar van Colm Tóibín is te bestellen bij Doorbraak Boeken.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Vandaag is het precies een kwarteeuw geleden dat Merkel in een historisch opiniestuk afrekende met Helmut Kohl en zo de macht binnen de CDU greep.