Forum
Traditionele media zijn niet klaar voor AI-gedreven toekomst
Tijl De Bie: ‘Het merendeel van de journalisten lijkt ervan uit te gaan dat de zo belangrijke persvrijheid hun ook een onvoorwaardelijk recht op macht verleent.’
—
Tijl De Bie is datawetenschapper en gewoon hoogleraar aan de UGent. Hij is verbonden aan Stichting Merito als Kennispartner AI.
Tijl De Bie.
Tijl De Bie: ‘Het merendeel van de journalisten lijkt ervan uit te gaan dat de zo belangrijke persvrijheid hun ook een onvoorwaardelijk recht op macht verleent.’
Wat de integriteit van informatie betreft is artificiële intelligentie (AI) een tweesnijdend zwaard: ze kan gebruikt worden om realistische deepfakes en propaganda te genereren en massaal te verspreiden én om op grote schaal factchecks uit te voeren en deepfakes te detecteren. Jammer genoeg wordt het genereren van deepfakes — in tegenstelling tot het detecteren ervan — almaar makkelijker.
Als het vandaag al lastig is om feit van fictie onderscheiden, dan wordt het binnenkort wellicht praktisch onmogelijk. Wat dankzij AI wél steeds makkelijker wordt, is het onderscheiden van inhoud die ‘wenselijk’ is van ‘onwenselijke’ inhoud. Dat is een totalitaire valkuil van jewelste: de lokroep van censuur zal groter worden dan ooit. De focus op ‘systemische risico’s’ in plaats van op ‘desinformatie’ in de Digitale dienstverleningsverordening (DSA) van de Europese Unie en de nieuwe Europese AI-verordening zijn een teken aan de wand. Maar er is meer.
Overtuigingskracht
Op 25 oktober 2023 schreef Sam Altman, CEO van het bedrijf OpenAI dat ChatGPT op de markt gooide, op X: ‘Ik verwacht dat AI in staat zal zijn tot bovenmenselijke overtuigingskracht, lang voordat het bovenmenselijk zal zijn op het gebied van algemene intelligentie. Dat kan tot heel vreemde uitkomsten leiden.’ Een jaar later hebben we dit punt wellicht al bereikt.
Aan de hand van een wetenschappelijk overzichtsartikel kunnen we inderdaad vaststellen dat AI-gebaseerde systemen vaak meer overtuigingskracht hebben dan mensen. Daarbij worden ze geholpen door hun grote domeinkennis, het aanwenden van debattechnieken en het exploiteren van inzicht in uw persoonlijkheid die blijkt uit uw voetafdruk online.
Bovendien kunnen zulke geautomatiseerde systemen onbeperkt aangepast en afgestemd worden. De interactie blijft ook niet beperkt tot één plaatsing, maar het kan gaan om een hele conversatie of zelfs een intieme band die u hebt opgebouwd met een persoonlijk AI-vriendje zoals MyAI van Snapchat. Die interacties vinden bovendien steeds vaker privé plaats. Dat zet de deur open voor hypergepersonaliseerde manipulatie op ongeziene schaal.
Niemand weet hoe hiermee om te gaan. Wat wel steeds duidelijker wordt, is dat wie enkel met een utopische wereld genoegen neemt met een dystopische zal eindigen. De repressieve strijd tegen informatie met ‘systemische risico’s’ valt niet te winnen zonder almaar meer censuur en steeds minder privacy. En dan nog. Hoe moet het dan verder? Kunnen de traditionele media hier een rol spelen?
Verdiend vertrouwen
In een niet zo ver verleden hadden traditionele media geprivilegieerde informatietoegang: ze hadden reporters ter plaatse, correspondenten in het buitenland en onderzoeksjournalisten met middelen die de gewone burger niet bezat. Vandaag worden ze afgetroefd door Bender en Annet op YouTube en X. Wat is de status van de traditionele media dan nog? Hoe kunnen ze vandaag nog een meerwaarde bieden?
Het sleutelbegrip is verdiend vertrouwen. In een chaos van informatie zullen de traditionele media een baken zijn, of net niet. En zoals het er nu voor staat, ziet het er niet goed uit.
Vertrouwen verdien je niet door steeds de objectieve waarheid te brengen. Dat is onmogelijk. Vertrouwen verdien je door onvermijdelijke fouten te erkennen en uitgebreid recht te zetten wanneer die aan het licht komen, en door transparant te zijn over ideologische uitgangspunten. Dat blijkt jammer genoeg onmogelijk te zijn zonder externe druk. Zo’n externe druk kan twee vormen aannemen: een deontologische toezichthouder of wetgeving.
Pyrrusoverwinning
Zo’n deontologische toezichthouder bestaat: de Raad voor de Journalistiek. Dat zelfregulerend orgaan heeft als taak om toe te zien op de naleving van de journalistieke code. Maar de Raad voor de Journalistiek is verveld tot een belangengroep die journalisten en uitgevers door dik en dun verdedigt tegen klachten van misnoegde burgers, of zulke klachten zelfs onmogelijk maakt.
Zelf diende ik ooit een klacht in tegen journalist Joël De Ceulaer van De Morgen. Hij probeerde namelijk mijn goede naam te bekladden, onder meer door te beweren dat een invloedrijk wetenschappelijk overzichtsartikel door experts ‘vakkundig gesloopt’ zou zijn. Dat artikel was verschenen in de Cochrane Library, de gouden standaard van de ‘evidence-based medicine’, en het staat bijna twee jaar na publicatie nog steeds als een huis overeind.
Op vraag van Joël De Ceulaer — en ondanks mijn uitdrukkelijk protest — week de Raad voor de Journalistiek af van de klachtenprocedure door De Ceulaer en mezelf apart te verhoren. Zonder tegenspraak werkt natuurlijk makkelijker. In zijn verdict maakte de Raad voor de Journalistiek zich ervan af door te oordelen dat De Ceulaers artikel slechts een opinie was en dat het orgaan zelf niet de nodige expertise had om na te gaan of dat Cochrane-artikel nu wel of niet ondergraven was. De Ceulaer, wiens werk ik verder best kan waarderen, kreeg over de hele lijn gelijk.
Het was een pyrrusoverwinning voor de traditionele media. Als de enige deontologische toezichthouder er niet in slaagt om uitwassen te erkennen en waar nodig te bestraffen, dan is verdiend vertrouwen in de traditionele media bij voorbaat uitgesloten.
Recht van antwoord
Bij gebrek aan doeltreffende zelfregulering en deontologische code rest enkel nog de wet. Die is bijzonder summier en dat is terecht: persvrijheid is een hoeksteen van de democratie. Maar bij privileges horen wel plichten en beperkingen.
Een belangrijk voorbeeld is de plicht op het verlenen van een recht van antwoord. De wet die dit recht regelt in de geschreven pers dateert echter van 1961, lang voordat het internet bestond. Het internet, nochtans het belangrijkste publicatiekanaal van de hedendaagse media, is dus juridisch niemandsland.
Ik wilde een antwoord laten publiceren als reactie op het artikel van Joël De Ceulaer, maar pas toen ik de steun kreeg van een advocaat lukte dat. De Morgen publiceerde mijn antwoord enkel in de gedrukte krant, in een verloren katern en enkel na weglating van de titel en de alinea-indeling waardoor het bijzonder slecht leesbaar was geworden. Met steun van dezelfde advocaat liet ik het daar niet bij. Bijna een jaar later kregen we over de hele lijn gelijk: de rechter oordeelde dat de publicatie opnieuw moest gebeuren — deze keer correct — en dat mijn antwoord ook online moest verschijnen.
Die publicatie was natuurlijk vijgen na Pasen. Maar dat doet geen afbreuk aan de symbolische waarde of de waarde als juridisch precedent. Traditionele media hebben nog steeds een enorme macht op het publieke forum. Als eventuele gedupeerden van (misbruik van) die macht zich niet kunnen verweren, met gelijke wapens en zonder aanzienlijke kosten of moeite, dan komt de legitimiteit van die macht fataal in het gedrang.
Niet klaar voor toekomst
Het merendeel van de journalisten en de traditionele media waarvoor ze werken, lijkt ervan uit te gaan dat de zo belangrijke persvrijheid hun ook een onvoorwaardelijk recht op macht verleent. Recht op geld, recht op een platform, recht op lezers, recht op het bepalen van ‘De Waarheid’.
Ze zien in de informatiechaos en AI een reden om die macht te vergroten met meer geld voor ‘factchecking’, toegenomen protectionisme en nog minder deontologie. Dat is een gevaarlijke misvatting die op termijn het einde van de traditionele media dreigt te betekenen. Dat op het moment dat kwalitatieve traditionele media nuttiger kunnen zijn dan ooit.
Minister van Media Cieltje Van Achter (N-VA) wacht dan ook belangrijke taken. Ze zou het recht van antwoord moeten hervormen zodat er rechtszekerheid is, ook online en voor burgers zonder financiële slagkracht, en de Raad voor de Journalistiek moeten vervangen door een orgaan dat de journalistieke deontologie verdedigt, in plaats van de overtreders ervan. In het belang van de traditionele media zelf en van de samenleving die ze horen te dienen.
Categorieën |
---|
Tags |
---|
Tijl De Bie is datawetenschapper en gewoon hoogleraar aan de UGent. Hij is verbonden aan Stichting Merito als Kennispartner AI.
René Stockman: ‘Wanneer een jong van een pandabeer “overlijdt”, haalt dat de koppen van de krant. Maar je ziet ze de schouders ophalen wanneer het aantal doden via abortus wordt aangebracht.’
Roemenen kozen voor een man die zich positief uitliet over Rusland. De stembusgang werd prompt tenietgedaan.