JavaScript is required for this website to work.
GESCHIEDENIS

Vandaag 1530: verschrikkelijke Sint-Felixvloed overspoelt tientallen dorpen in Vlaanderen en Zeeland

VandaagLuc Pauwels4/11/2024Leestijd 2 minuten
Een door Jan Luyken afgebeelde stormvloed

Een door Jan Luyken afgebeelde stormvloed

De Sint-Felixvloed overspoelt tientallen dorpen in Vlaanderen en Zeeland en zet vele moeizaam op het water veroverde polders weer blank.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

Op zaterdag 4 november 1530, de naamdag van Sint-Felix, veroorzaakt een verschrikkelijk stormtij, meteen de ‘Sint-Felixvloed’ genoemd, in Zeeland een reusachtige dijkbreuk over verschillende tientallen kilometers. Een enorme vloedgolf overspoelt tientallen dorpen in Vlaanderen en Zeeland. Het aantal slachtoffers is niet exact bekend, maar loopt volgens deskundige historici en waterbouwkundigen op van 100 000 tot meer dan 400 000.

Deze dag blijft in het collectieve geheugen gemerkt als quade saterdach, slechte zaterdag. In de weken die volgen vallen de overlevenden de provoosten en dijkgraven aan die het geld dat voorzien was voor de nodige versteviging van de dijken vaak hadden misbruikt om te speculeren in de maritieme handel.

Al op donderdag 3 november steekt, volgens de Excellente cronike van Vlaenderen (1531), een hevige storm op, die vrijdags voortwoedt. Op 5 november is het bovendien springtij bij volle maan. De storm is nu gedraaid van west naar noord, waardoor de zee in de ‘trechter’ van de Noordzee hoog opstuwt.

De Vlaamse kust wordt over haar hele lengte getroffen, van Kales (Calais) in Frans-Vlaanderen tot voorbij Antwerpen – dus inclusief het huidige Zeeuws-Vlaanderen – en tot soms zeer diep landinwaarts. Ook in kleinere gebieden in het noorden van Holland en langs Maas en Waal slaat de stormvloed bijzonder zwaar toe. Bij Antwerpen breekt de ‘dijk van Vlaanderen’ op de linker Scheldeoever door op drie verschillende plaatsen.

Heel Zeeland wordt hevig getroffen. Sommige dorpen, onder andere Casuele bij Hulst, verdwijnen voorgoed. De Zuid-Hollandse eilanden lopen ook zware overstromingsschade op. Als gevolg van de vloed blijft Noord-Beveland drijvend tot in 1598 de Oud-Noord-Bevelandpolder wordt bedijkt. Het land van Borssele blijft een eiland tot 1616, wordt nog wel bedijkt, maar verzwelgt daarna toch nog in de Westerschelde. Sint-Philipsland (Tholen) wordt pas in 1645 gered door de bedijking van de Oude Polder. In het oosten van Zuid-Beveland ontstaat het huidige Verdronken land van Zuid-Beveland. Agger, Bath en Hinkelenoord, in het zuidoosten van Zuid-Beveland, blijven in 1530 nog gespaard, maar overstromen door de Allerheiligenvloed van 1532 en verdwijnen definitief onder het water in 1552.

Een belangrijke oorzaak van de rampspoed was het slechte dijkonderhoud. In maart 1530 was hiervoor al financiële hulp toegezegd door keizer Karel V van Habsburg, maar nog voor hiermee iets kon worden gerealiseerd slaat de Sint-Felixvloed toe. ‘De les van deze ramp’, schrijft de wederdoper Jan Beukelszoon van Leiden, ‘is dat het lot van de volkeren in hun eigen handen moet blijven’. En dat milieurampen blijkbaar van alle tijden zijn.

Luc Pauwels is historicus, gewezen bedrijfsleider en stichtte het tijdschrift 'TeKoS'.

Commentaren en reacties