Vlaams Parlement stemt resolutie over deradicalisering
Voor John De Wit bevat de resolutie van het Vlaams Parlement over deradicalisering positieve elementen, maar het blijft te vaag.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementHet Vlaams Parlement heeft na lange hoorzittingen een resolutie goedgekeurd over deradicalisering van gewelddadige moslimfundamentalisten. Het Vlaams Belang werd traditiegetrouw uitgesloten van deze resolutie wegens te radicaal, maar alle andere partijen steunden haar. De resolutie beklemtoont dat ze ‘zeer concreet’ wil zijn in haar voorstellen en ‘geen enkel taboe uit de weg wil gaan’.
De resolutie bevat vijfenvijftig aanbevelingen, waaronder een aantal belangwekkende en verdienstelijke.
Wat staat er in?
* Preventie
Zo wil de resolutie dat er één telefoonnummer komt voor al wie hulp zoekt in verband met radicaliserende jongeren.
Ook moet er een opleiding komen voor eerstelijnswerkers, leerkrachten en welzijnswerkers om tekenen van radicalisering te herkennen.
Verder moet het onderwijs meer gericht zijn op ‘burgerschapseducatie’ (het bevestigen van de waarden van onze democratie) en krijgen de scholen ‘islamexperten’ om radicaliserende jongeren op te vangen en hun radicalisering af te remmen.
De resolutie wil ook ‘opvoedingsondersteuning’ voor ouders met radicaliserende jongeren en ‘referentie-justitieassistenten’ in de justitiehuizen.
* Veiligheid
Alle terugkerende Syriëgangers moeten aan een strafrechtelijk onderzoek worden onderworpen.
De moskeeën mogen geen forum bieden aan ronselaars, hun erkenning moet mede daarvan afhangen.
De welzijnssector én de veiligheidsdiensten moeten informatie over radicaliserende jongeren aan elkaar doorspelen.
Het Vlaams Platform Radicalisering, waarin alle betrokken overheidsdiensten afgevaardigden hebben, moet verder worden uitgebouwd en het eerste meldpunt zijn.
In Asse, Vilvoorde en Halle moeten ‘antennes’ worden opgericht in afwachting van een justitiehuis.
* Lokale besturen
Er moet een snel inzetbaar, multidisciplinair interventieteam komen om gemeenten met onvoldoende expertise te helpen bij de strijd tegen radicalisering.
Er moet een eengemaakt politiebeleid komen in Brussel en het Brussels gewest en een ‘vloeiende informatie-uitwisseling tussen de Brusselse zones en de Rand’ (sic!).
* Islam
Er moeten meer moskeeën worden erkend (nu zijn er dat 28 en van nog 40 is de aanvraag in behandeling), om te verhinderen dat moskeeën worden gesteund door salafistische Golfstaten.
De dialoog tussen de erediensten en de overheid moet verder worden uitgebouwd.
De moslimexecutieve moet worden gesplitst in een Vlaamse en een Franstalige kamer, zoals nu de facto al het geval is.
Er moet een Vlaamse imamopleiding komen, die naast kennis van het geloof, ook kennis van het Nederlands en van de universele waarden bevat. (Dit laatste wordt al meer dan twintig jaar bepleit).
Alle bedienaren van de eredienst en lekenconsulenten moeten op dezelfde manier vergoed worden. (Dit idee werd al in 2011 bepleit in het rapport van de federale Commissie Magits, maar met dit rapport gebeurde tot nu toe niets.)
* Burgerschap
De resolutie pleit voor ‘een actief beleid van gelijke kansen en non-discriminatie’ om het ‘gedeelde burgerschap’ te versterken.
Bovendien moet een ‘klimaat van dialoog en respect voor diversiteit worden gecreëerd via onderwijs en jeugdwerk’.
* Familie
Zelfhulpgroepen van familieleden moeten worden erkend.
Er moeten programma’s voor traumabegeleiding komen voor hulpverleners en familieleden van terugkeerders.
* Media
De media moeten een rol spelen in de ‘vorming van een inclusieve samenleving door de diversiteit van Vlaanderen te weerspiegelen’
Wat staat er niet in?
Tot zover enkele belangrijke voorstellen. De resolutie is zeker zo belangrijk voor de dingen die ze niet zegt.
1. De resolutie bevat geen definitie van radicalisering. Merkwaardig, want ze wil toch gewelddadige radicalisering bestrijden. Dan moet je toch eerst weten wat radicalisering is. Ze gaat er blijkbaar van uit dat iedereen dat al weet. Uit de schaarse indicaties, zoals bv. aanbeveling 36, kan worden afgeleid dat het salafisme een vorm van niet te aanvaarden radicalisering is. Maar andere aanbevelingen willen dan weer dat de Moslimexecutieve maar moet bepalen wat precies een geradicaliseerde en wat precies een gematigde islam is (p. 10). Gedeeltelijk een contradictorische visie. Consequenties worden er overigens niet uit getrokken.
Wie radicalisering wil definiëren, moet misschien toch wel definiëren welke islam Vlaanderen wil en welke niet. Wat is de inhoud van die ‘gematigde islam’? Wat is de kern van de islamitische religieuze boodschap, wat is bijzaak en wat staat haaks op ons westers democratisch model?
Ooit formuleerden de Verklaring van Sint-Petersburg (in 2007) en later Ayaan Hirsi Ali (in 2014) een definitie van deze gematigde westerse islam. De ondertekenaars van de Verklaring vonden dat alle moskeeën die verklaring openlijk zouden moeten steunen, maar de resolutie van het Vlaams Parlement zwijgt hierover. Waarom? Is deze Verklaring inhoudelijk politiek zo zwaar beladen? Zou het zoveel problemen oproepen als men van de aanvaarding van deze Verklaring een voorwaarde voor erkenning van moskeeën zou maken? Misschien wel. Vooral van de zijde van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, van de Europese Unie, van de moslimstaten, van een reeks ngo’s kunnen serieuze problemen rijzen. Maar deze mogelijke problemen zijn geen argumenten om de discussie niet te voeren en het democratisch gehalte van omzeggens al deze criticasters kan ook worden bevraagd.
2. Ook over de oorzaken van deze radicalisering stapt de resolutie nogal vlotjes heen. Omzeggens alles kan volgens het rapport een oorzaak zijn, maar één ding beslist niet. ‘Het probleem is niet de islam maar de manier waarop sommigen religie misbruiken om de waarden en grondbeginselen van de Europese beschaving te verwerpen’ (p 1). Wat de resolutie zegt, kan best zo zijn, maar kan het na de onderzoeken van Ruud Koopmans en Mark Elchardus nog zomaar geponeerd worden zonder enig bewijs? En wel in een tekst die beweert ‘geen taboes uit de weg te gaan’?
Ruud Koopmans toont aan dat 52,6% van de Belgische moslims fundamentalisten zijn, 82,2% vindt dat slechts één interpretatie van de koran mogelijk is (hopelijk is dat dan precies dezelfde als deze die de resolutie voorstaat!) en 69,6% vindt de goddelijke wetten (de sharia dus) belangrijker dan de wetten van de staat. Volgens de multivariabelenanalyse van Koopmans is de islam wel als godsdienst mede verantwoordelijk voor de radicalisering van de Syriëstrijders, want het percentage fundamentalisten bij een vergelijkbare groep Belgische katholieken is slechts 3%. Volgens Koopmans is de hoofddoek een symptoom van fundamentalisme en radicalisering.
Eerder toonde Mark Elchardus voor moslimjongens in het Antwerpse en Gentse middelbaar onderwijs hallucinante percentages van joden- en homohaat aan. Bij alle groepen was statistisch gezien ruim de helft van de homohaat alleen te verklaren door de religie van de betrokkene en bij moslims was die band nog sterker. Zo vinden drie keer zoveel moslimjongeren dan niet-moslimjongeren geweld tegen homo’s aanvaardbaar, zeven keer zoveel keuren de doodstraf voor homoseksuelen goed. Verschillen die grotendeels door de godsdienst verklaarbaar zijn, aldus het onderzoek van Elchardus.
Noch Koopmans, noch Elchardus zijn bij mijn weten antidemocraten, wel integendeel. Zijn hun onderzoeken wetenschappelijk verkeerd? Ik vermoed van niet. Hun visie heeft dus zeker zoveel belang in deze discussie als die van het Kinderrechtencommissariaat of die van het Minderhedenforum, die geen van beide echt gespecialiseerd zijn in dit thema. Het blijft verbazen dat een resolutie die ‘geen taboes uit de weg wil gaan’, dit discussiepunt dan toch uit de weg is gegaan.
Dat is spijtig omdat mocht worden uitgelegd waarom de resolutie wél maatregelen voorstelt waar ze ‘geen rechtstreeks verband met radicalisme’ ziet (nl. bij discriminatie en racisme, p.11) en géén maatregelen waar wetenschappers wél zo’n verband zien.
3. De resolutie bevat ook nog andere lacunes, of zo u wil: taboes. We illustreren dit met vier Vlaamse bevoegdheden: de buitenlandse handel, de filmkeuring, de jeugdbescherming en het inburgeringsbeleid.
Er is geen enkele ‘zeer concrete’ aanbeveling over de buitenlandse handel. Wie het salafisme verwerpt omdat het de onderstroom van de gewelddadige radicalisering vormt, kan niet anders dan pleiten voor een herziening van de handelsrelaties met Saoedi-Arabië. Dat land huldigt met zijn wahabisme immers een soortgelijke islam als Islamitische Staat (maar dan zonder koning), het financiert overal ter wereld dito moskeeën en imams en zijn rol in de financiering van sommige terroristische groepen is dubieus. Maar ondertussen hollen de Vlaamse ministers naar Saoedi-Arabië om de handel met dit salafistisch regime te bevorderen. Is dit nog geloofwaardig? Men had hier minstens een krachtige aanbeveling over verwacht.
4. Vlaanderen is na de zesde staatshervorming eindelijk ook bevoegd voor de filmkeuring. Dus voor de videogames. Die stimuleren al jarenlang geweld bij onze jongeren en vaak op agressieve manier. Het is duidelijk dat de videogames de afkeer voor geweld verminderen en dat ze in beperkte, welbepaalde gevallen agressie uitlokken. Degelijk wetenschappelijk onderzoek wijst dat uit. Nooit heeft men hiertegen iets gedaan. Onbegrijpelijk, zeker gezien de sterke aandacht voor kinderporno. Daar treedt iedereen wel tegen op, maar tegen geweldsvideo’s niet. Het Vlaams Parlement vermeldt hierover niets in haar resolutie.
5. Vervolgens is Vlaanderen sinds de zesde staatshervorming grotendeels bevoegd voor de jeugdbescherming. Tot op heden is er nog geen enkel concreet project om die te hervormen. De voorstellen die ter tafel liggen zijn…meer van hetzelfde als wat de federale overheid deed. Wat we zelf doen, doen we… hetzelfde. Het Vlaams Parlement had in zijn resolutie de krijtlijnen kunnen uittekenen voor een hervorming van de jeugdbescherming, met als uitgangspunt de Syriëstrijders. Maar ook hierover zwijgt de resolutie.
6. Tenslotte bevat de resolutie ook geen aanbevelingen over het inburgeringsbeleid. De vraag of dit gedeeltelijk gefaald heeft als Vlaanderen zoveel Syriëstrijders kent (en België zelfs het meest van alle Europese landen als je het per 1000 inwoners berekent) en zo ja, op welk gebied dan, wordt niet gesteld. Weliswaar pleit de resolutie voor meer ‘burgereducatie’, maar ook hier geen concrete voorstellen om dit verder uit te werken.
7. De resolutie bevat nog andere niet-geëxpliciteerde, maar wel opmerkelijke punten.
Zo wil ze dat de Vlaamse overheid de dialoog tussen de godsdiensten bevordert, alsof oecumene een essentiële taak van de overheid is. Sommige politici die de resolutie mee ondertekenden noemden de godsdiensten dan weer “partners” van de overheid genoemd. Zonder verduidelijking: partners in welke projecten? Keert het Byzantijnse cesaropapisme terug?
Ook over de media is de resolutie verrassend. In omzwachtelde taal stelt ze dat de media moeten worden gestimuleerd om het inclusieve regeringsbeleid mee te ondersteunen. De media moeten hierover ‘positieve inclusieve verhalen’ ontwikkelen. Dit onderdeel lijkt een schending van de vrijheid van meningsuiting.
Besluit
Kortom: de resolutie bevat zeker verdienstelijke voorstellen, maar ze valt toch wat licht uit. Waar ze concreet is, bepleit de resolutie vaak evidente dingen, die soms – maar niet altijd – al vele jaren worden geëist, of dingen die al gerealiseerd zijn. Over het algemeen munt ze uit in de vaagheden van de welzijnssector: coördineren, participeren, sensibiliseren, stimuleren, multidisciplinariseren… zijn de cruciale woorden uit dat jargon. Maar ‘heel concreet’ wordt dit zelden. De resolutie omzeilt nogal wat taboes en verwaarloost belangrijke Vlaamse beleidsbevoegdheden.
Foto (c) Vlaams Parlement
Categorieën |
---|
John De Wit was journalist van Gazet van Antwerpen, waar hij vooral Justitie volgde.
Tentoonstelling in Trier laat in drie musea, op informatieve wijze en zonder populaire versimpeling, de val van het Romeinse wereldrijk zien.
‘De papieren krant bestaat nog, maar je voelt aan alles dat dat niet zo lang meer gaat duren’, meent Jonathan Hendrickx.