JavaScript is required for this website to work.
post

Vlaanderen niet omvormen tot klein-België

Dankwoord bij het ontvangen van de Orde van de Vlaamse Leeuw

Rik van Cauwelaert11/7/2015Leestijd 5 minuten

Op 9 juli kreeg journalist Rik van Cauwelaert de Orde van de Vlaamse Leeuw. Doorbraak publiceert het dankwoord dat hij die avond uitsprak.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In zijn beruchte Carnets du Roi uit 1903 laat de dichter en journalist Paul Gérardy koning Leopold II een aantal wenken meegeven aan de troonopvolger, zijn neef, de toekomstige Albert I.

Het boek oogstte in de kranten van toen een storm van verontwaardiging. Begrijpelijk als je leest wat Gérardy zijn Leopold II in de mond legt. ‘Er bestaat een soort van letterknechten dat ik lange tijd ten onrechte als zeer gevaarlijk beschouwde. Individuen, die met een notitieboekje rondlopen op plaatsen waar ze niet zijn uitgenodigd, en die zich bemoeien met zaken waar ze niet mee te maken hebben. Maar stilaan begreep ik dat de schadelijkheid van journalisten sterk overdreven was. Zij denken immers niet na en hebben dus ook niks van doen met de vrije meningsuiting.’

De Nederlandse dichter Lévi Weemoedt heeft dat ooit nog kernachtiger gesteld in zijn puntdicht:

‘Toen God het niet meer wist,

schiep Hij de journalist.’

Geloof mij, ik ben opgelucht dat bij de Beweging Vlaanderen-Europa niet in die termen over de journalistiek wordt gedacht.

Toen ik enkele maanden geleden een telefoon kreeg van de voorzitter met de mededeling dat de vereniging mij de Orde van de Vlaamse Leeuw wilde toekennen, heb ik in al mijn ijdelheid die onderscheiding aanvaard.

Al moet ik bekennen dat ik wat later toch weer door twijfel werd overmand bij het bekijken van de erelijst. Want die is, zoals u allemaal weet, nogal indrukwekkend. Anderzijds kreeg mijn ijdelheid dan weer de bovenhand bij het zien van al die oud-collega’s, van dierbare medestanders en vrienden.

Daarom dank ik de vereniging dat zij mij als drager van de Orde van de Vlaamse Leeuw in hun midden heeft toegelaten.

De lijst met gelauwerden is vrij lang. Vlaanderen, intussen de Vlaamse Gemeenschap, heeft een ware mutatie ondergaan sinds 1971, het jaar waarin Ernest Soens de eerste Orde van de Vlaamse Leeuw uitgereikt kreeg.

Ik heb Ernest Soens nog gekend. Hij was de burgemeester van Strombeek-Bever in de Vlaamse rand. Hij steunde mijn vader Emiel Van Cauwelaert, burgemeester van het kleine Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, en de toenmalige burgemeester van Kobbegem, Paul De Keersmaecker, in hun verzet tegen de verkapte talentelling van 1960.

Soens zette als ondernemer de ijsfabriek van zijn vader voor. Hij was een minzaam, bescheiden maar vooral sociaal man. Want de drager van de daensistische erfenis van zijn vader, Victor Soens. Die was afkomstig uit Aspelare en een van de eerste Roelanders en medestanders van de gebroeders Daens. Ik ben dan ook trots dat voortaan mijn naam voorkomt op de lijst van dragers van de Orde van de Vlaamse Leeuw die wordt aangevoerd door Ernest Soens, een man die de sociale traditie in de Vlaamse beweging heeft versterkt.

Het Vlaanderen en het België dat mijn oud-collega’s Marc Platel en Manu Ruys becommentarieerden, was een ander Vlaanderen, een ander België dan dat waar de huidige generatie over bericht.

Die generatie bewaarde slechte herinneringen aan het oude België. De huidige generatie kent dat oude België alleen nog van horen zeggen, maar wordt door dat verleden niet langer bezwaard.

Ook al omdat ‘de tijd werkt voor ons allemaal, als wij hem laten begaan bij zijn proces van gelijkmaking en opheffing van tegenstellingen.’ Dat is een citaat uit Mijn Tijd, een prachtige lezing die Thomas Mann tijdens de Tweede Wereldoorlog hield in de Verenigde Staten.

Historici, ook literatuurhistorici, zijn al volop aan de slag om dat Vlaamse en Belgische verleden te verklaren.

De zelfverzekerde Vlaming heeft intussen de traditionele Vlaamse beweging achter zich gelaten – een evolutie die door Hugo Schiltz was voorspeld.

Die zelfverzekerde Vlaming heeft die Vlaamse beweging, met haar groot verleden, zeker niet weggehoond, maar gewoon voorbij gestoken. Want hij is er zich wel van bewust dat de grote politieke vraagstukken en de maatschappelijke kwesties elders worden beslecht, op het terrein van het eigen parlement, van de eigen regering of in Europa. Die Vlaming aarzelt ook niet zijn verkozenen ter verantwoording te roepen. En dat is zijn goed recht.

Twintig jaar geleden zei Manu Ruys in zijn toespraak na de uitreiking van de Orde van de Vlaamse Leeuw: ‘Het ware een vergissing te denken dat met de nieuwe Vlaamse instellingen en met de Vlaamse regeringswijk aan het Brusselse Martelarenplein de emancipatiestrijd beëindigd is. Het autonome Vlaanderen is maar een begin. Geen eindpunt.’

Het is niet aan u, de aanwezigen hier, dat ik moet uitleggen dat het trekken van de taalgrens een evolutie heeft ingezet. Die evolutie is niet te stuiten en zal – ook al willen sommigen dat verhinderen – wellicht eindigen met de uitvoering van het artikel dat al enkele decennia verloren lijkt te staan in de Belgische Grondwet, omdat het nooit werd uitgevoerd.

Ik heb het over het fameuze artikel 35. Dat bepaalt dat de federale overheid slechts bevoegd is voor de aangelegenheden die de Grondwet en de wetten, krachtens de Grondwet zelf uitgevaardigd, haar uitdrukkelijk toekennen. En dat de gemeenschappen of de gewesten bevoegd zijn voor de overige aangelegenheden onder de voorwaarden en op de wijze bepaald door de wet.

Jean-Luc Dehaene, die het artikel in de Grondwet liet inschrijven om Hugo Schiltz aan boord te houden, zegt in zijn memoires dat het artikel alleen in uitzonderlijke omstandigheden bruikbaar is.

Wel, we leven in uitzonderlijke omstandigheden als men 541 dagen nodig heeft om een federale regering te vormen. En ik herinner mij een uitspraak van toen nog Vlaams minister-president Kris Peeters die niet eens zo lang geleden, aan de vooravond van de 11 juli-viering van 2011, zei dat het Belgische wonder door Vlaanderen in stand wordt gehouden, maar dat dat niet lang meer kon duren.

De zesde staatshervorming is de inleiding op de volgende. Zelfs Franstalige academici hebben het nu al over die zevende staatshervorming. Die komt er ongetwijfeld aan wegens de vaagheden en de onvolkomenheden van de vorige, maar ook omdat de deur naar de splitsing van de sociale zekerheid op een kier werd gezet.

En vergis u vooral niet: dat heeft men ook begrepen in Franstalig België. Daar is men meer begaan met die volgende stap dan wij in Vlaanderen.

Terwijl in Vlaanderen heen en weer wordt getwist over de goede zin en vooral de juiste betekenis van het confederalisme, is men in Franstalig België al stilzwijgend in die logica gestapt.

Een aantal maanden geleden stelde Charles Picqué, de gewezen minister-president van het Brussels Gewest, in kranteninterviews dat Wallonië en Brussel een regionale politiek moeten voeren die ze in staat stelt te anticiperen op een mogelijke splitsing van België. Ook andere Franstalige politici, zoals cdH-voorzitter Benoît Lutgen hebben zich in die zin uitgesproken.

Nog voor deze regering werd gevormd, onthulde mijn Franstalige collega Béatrice Delvaux van de krant Le Soir dat in Wallonië in alle discretie een toekomst zonder Vlaanderen wordt voorbereid.

En vlak voor zijn dood was er de opmerkelijke uitspraak van gewezen PS-voorzitter Guy Spitaels, ook al in Le Soir: ‘België is een verloren zaak en we hebben niet veel tijd meer om op een andere entiteit te wedden’.

In zijn meest optimistische scenario rekende Spitaels met een uitstel van de Belgische boedelscheiding tot 2019.

Ook de Luikse PS’er en Waalse minister van Economie Jean-Claude Marcourt zei ooit dat de Walen veel te lang hebben geloofd dat België hun project was.

Het is niet omdat staatshervormende ingrepen niet mogelijk zijn tijdens deze regeerperiode, dat alles op waakvlam gaat.

Er is ook geen terugweg mogelijk, wat sommigen die opnieuw unitaire partijen tot stand willen zien komen, ook mogen hopen.

Vlaanderen ligt immers pal in het midden van de welvarendste, meest dynamische megaregio van Europa. Die strekt zich uit van Amsterdam tot de Franse grens. Binnen die megaregio bevindt zich de op een na belangrijkste kennisregio van Europa: de driehoek Eindhoven-Leuven-Aachen.

Het in stand houden en verder uitbouwen van dat nieuwe autonome Vlaanderen, met zijn voorbeeldige sociale voorzieningen en zijn uitstekend onderwijs dat voor iedereen toegankelijk moet blijven, daar gaat het om. In dat Vlaanderen moet iedereen, ook de nieuwkomer, gelijke kansen krijgen en kunnen delen in de voortgebrachte welvaart.

Maar de Vlamingen zelf zullen ook zorg moeten dragen voor hun verworvenheden en voor hun instellingen, meer dan vandaag het geval is.

Want, ‘het gevaar van de hedendaagse vrijheid is dat wij, in beslag genomen door het genieten van onze persoonlijke ongebondenheid en de jacht op persoonlijke voordelen, ons recht om te delen in de politieke macht aan anderen overlaten. En de machthebbers, ook Vlaamse, zullen niet nalaten ons daarin aan te moedigen’. Het is een waarschuwing van de 19de-eeuwse liberaal Benjamin Constant, maar ze geldt nog steeds.

Het is niet om Vlaanderen om te vormen tot een klein België, tot een ancienne Belgique, dat mijn voorgangers op deze laureatenlijst zich hebben ingespannen. Het zou een belediging voor hen zijn, mochten wij dit laten gebeuren.

Ik dank u allen voor deze onderscheiding. Ik zal trachten die waardig te dragen. 

 

Foto: Rik van Cauwelaert, An De Moor (voorzitter Beweging Vlaanderen-Europa) en Matthias Storme (voorzitter Orde van de Vlaamse Leeuw). (c) Jan Lievens

Personen

Doorbraak publiceert graag en regelmatig artikels die door externe auteurs worden aangebracht. Deze auteurs schrijven uiteraard in eigen naam en onder eigen verantwoordelijkheid.

Commentaren en reacties