Waarom religieuze opvoeding zo schadelijk is
De hoofddoek is een uiterlijk kenmerk van een religieuze opvoeding.
foto © Reporters
‘Ons lichaam, onze seksualiteit zijn een onlosmakelijk onderdeel van wie we zijn. Waarom moeten we het dan angstvallig verstoppen?’
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn zijn recentste stuk voor Doorbraak beklaagt Othman El Hammouchi zich over de oppervlakkigheid van de aanvallen op de hoofddoek van zijn tegenstanders. Ik denk dat zijn aanklacht terecht is. De meeste media schrikken terug voor te diepgaande discussies omdat ze te ‘technisch’ zouden zijn en lezers zouden wegjagen.
Ik denk dat deze houding te betuttelend is ten opzichte van lezers. Om die reden wil ik graag de handschoen opnemen en de discussie over de hoofddoek en religieuze opvoeding verderzetten.
De ambiguiteit van de hoofddoek
In Knack verdedigt El Hammouchi met vuur het recht van ouders om hun kind religieus op te voeden. In de islam hoort daar meestal ook een hoofddoek bij voor meisjes, die Darya Safai als een vorm van kindermishandeling ziet. Over de hoofddoek zijn al rivieren inkt gevloeid, maar als we het over religieuze opvoeding, kuisheid en familiale druk willen hebben, is het onvermijdelijk om dit thema toch even aan te raken.
Eerst en vooral is de hoofddoek een ambigu stuk stof. Het wordt zowel gedragen door liberale, wereldse en geëngageerde moslima’s als door devote moslima’s die eerder teruggetrokken leven. Er bestaat bovendien een heleboel variaties aan stijlen. Sommige hoofddoeken worden los gedragen, andere zitten strakker en laten slechts een klein deel van het gezicht zien. Er zijn donkere of zwarte hoofddoeken, maar ook felgekleurde. De stijl zegt meestal iets over de manier waarop een individuele moslima haar geloof beleeft.
Ondanks die variatie zijn er grofweg twee betekenissen of ‘subteksten’ van de hoofddoek. Het is in eerste instantie een soort identiteitsbadge. De draagster wil het volgende zeggen: “Ik ben toegewijd aan de islam, ik behoor tot de umma en dat wil ik kenbaar maken. De islam is voor mij geen hobbyclub. Ik ben altijd en overal moslima.”
Deze eerste betekenis aanvaarden zowat alle moslima’s. Zoals alle ‘identiteitsmarkers’ schept de hoofddoek een symbolische band met andere groepsleden, in dit geval de umma, de gemeenschap van moslims. De groepsidentiteit wordt trots uitgedragen, net zoals een vlag of T-shirt bij politieke militanten of voetbalsupporters. Die identiteitsbeleving is weinig problematisch zolang de groepsleden ook goede relaties hebben met leden uit andere groepen. Als mensen zich afzonderen in hun eigen groep kan dit wij-zijdenken te geconcentreerd worden en ontstaat er wantrouwen of zelfs vijandigheid naar buitenstaanders. Het is een fenomeen dat je ziet bij streng gelovigen, maar evengoed bij politieke fanatici. Als de ideologische ramen en deuren gesloten worden, komen de tribale, compromisloze instincten vrij snel naar boven. Gelukkig is het in een geglobaliseerde, open samenleving als de Belgische steeds moeilijker om in zo’n ideologische of religieuze cocon te leven. Maar het is niet onmogelijk. Als reactie op de secularisering zien we bij een minderheid een vorm van ‘reactieve religiositeit’. Streng gelovigen willen een bolwerk vormen tegen de corrumperende invloeden van de buitenwereld, die ze decadent, losbandig en té liberaal vinden.
Uiteraard hoeft een hoofddoek geen teken van fundamentalisme te zijn. Vaak past de hoofddoek eerder binnen een vorm van ‘rootisme’ (‘roots’ > wortels). Kinderen van moslimmigranten willen de band met hun ouders en het land van herkomst in de verf zetten. Voor veel moslims in België zijn de islam en Marokkaans of Turks nationalisme nauw verweven. Dit wil echter niet noodzakelijk zeggen dat ze gesegregeerd leven. Het is mogelijk dat mensen tot op zekere hoogte meervoudige identiteiten kunnen hebben. Thuis bij de grootouders zijn jongeren bijvoorbeeld ‘de gehoorzame moslimzoon of -dochter’ zijn, maar in hun vrije tijd kunnen ze met hun Vlaamse (moslim)vrienden meepraten over de Rode Duivels of de Slimste Mens. Er zijn wellicht vele tinten grijs tussen integratie en segregatie.
Toch creëert de hoofddoek – hoe mild ook – een kloof tussen de moslimminderheid en de niet-moslim meerderheid. Door er één te dragen zegt een moslima impliciet ‘Ik hoor bij deze groep en daarmee wil ik me onderscheiden – samen met anderen – van de meeste burgers van dit seculiere land.’ Het verschil met pakweg een voetbalsupporter of een politieke militant is dat zo’n meisje of vrouw altijdin deze onderscheidende modus vertoeft. Dat is uiteraard haar goed recht, maar dit botst met de politiek correcte bewering dat moslima’s met hoofddoek net zo goed voluit willen deelnemen aan de samenleving. Uit het loutere feit van de hoofddoek blijkt dat ze dat maar voor een deel willen doen of dat er minstens een innerlijk conflict is. Hun religieuze groepsidentiteit komt op de eerste plaats, daarna pas volgt het belang van maatschappelijk deelnemen. Hoewel El Hammouchi vaak beklemtoont dat migranten zich volledig moeten integreren, ziet hij vreemd genoeg deze paradox niet.
Kuisheidssymbool
De hoofddoek als groepssymbool is op zich niet zo problematisch. Zoals gezegd verschijnen er steeds meer moslima’s met hoofddoek in de politiek, in de opiniekaternen, op de werkvloer… die geëmancipeerd zijn en de samenleving verrijken. Hoe meer men participeert, hoe meer de betekenis van een stukje stof verwatert.
Maar de hoofddoek heeft uiteraard nog een andere betekenis: die van kuisheidssymbool. De subtekst is in dit geval: ‘Een vrouw moet haar maagdelijkheid of haar kuisheid bewaken. Mannen hebben nu eenmaal lusten, daar is niks aan te doen. Dus het is de verantwoordelijkheid van de vrouw om de man niet in verleiding te brengen.’ Sommige hoofddoekdraagsters zullen zeggen dat deze interpretatie overdreven of incorrect is. Maar het feit dat de hoofddoek vaak samengaat met een gewaad dat de ronde vormen van de vrouw verhult, wijst erop dat kuisheid wel degelijk een rol speelt.
Vooraleer ik deze dimensie bespreek, wil ik eerst dieper ingaan op het aspect religieuze opvoeding.
Een religieuze stolp
Darya Safai wijst er in Knack terecht op dat een hoofddoek een opstapje kan zijn naar onderdrukking, segregatie en een verwrongen kijk op seksualiteit. Het stuk stof staat niet op zichzelf, ze is deel van een religieuze opvoeding.
Een kind streng religieus opvoeden is in elk geval moreel problematisch. De overheid kan zo’n opvoeding niet verbieden omdat ze terughoudend moet zijn ten opzichte van het privéleven van haar burgers. Maar dat wil niet zeggen dat we zo’n opvoedingskeuze in elk geval moreel acceptabel moeten vinden.
Uiteraard hebben ouders een vrij ruime vrijheid om hun kinderen volgens hun eigen voorkeuren en inzichten op te voeden. Maar met die vrijheid komt ook verantwoordelijkheid. Het doel van opvoeding is niet om van kinderen een mini-versie van jezelf te maken, maar om het kind klaar te maken voor een autonoom, volwassen leven waarbij het zijn koers zelf bepaalt. Dit gaat niet vanzelf, een kind moet leren om te gaan met vrijheid en risico’s.
Die vrijheid moet daarom opgebouwd worden met de jaren. Het is bijvoorbeeld goed als tieners kunnen experimenteren met verschillende kledingstijlen, hobby’s en last but not least: ideeën. Hier wringt het schoentje met religieus opvoeden. Door ze onder een religieuze stolp te plaatsen, beknotten orthodoxe ouders de zelfontplooiing van hun kinderen.
De gevolgen kunnen levenslang doorwerken. Bepaalde levenspaden worden voor het kind definitief afgesneden. Een meisje dat preuts is opgevoed zal misschien geen danseres of zwemster kunnen worden, simpelweg omdat het niet eens bij haar zou opkomen om het te proberen. Waardevolle talenten gaan zo verloren.
En uiteraard is een niet-religieuze opvoeding die de talenten en mogelijkheden van kinderen beknot even laakbaar. Ik maak geen speciale uitzondering voor religie.
Religie is geen universeel goed
Othman El Hammouchi ziet hier blijkbaar geen graten in. Hij verwijst naar het recht van de ouders om hun kinderen op te voeden volgens hun eigen opvattingen. Ouders – of ze nu gelovig zijn of niet – beslissen immers vaak voor hun kinderen, zo stelt hij. Ze bepalen wat hun kinderen eten, wat ze lezen, welke tv-programma’s ze bekijken, hoe ze zich kleden… Dus waarom zouden ouders niet het recht hebben om hen religie bij te brengen?
Maar zo’n sterke ouderlijke leiding is enkel gebruikelijk bij jonge kinderen. Ouders moeten voor hen die keuzes maken simpelweg omdat ze het zelf niet kunnen. Vanaf de leeftijd van 10-12 jaar zijn kinderen in staat om steeds meer zelf hun keuzes maken op vlak van tv-programma’s, speelgoed, boeken of hobby’s. Later komen daar nog allerlei keuzevrijheden bij zodat ze steeds zelfstandiger worden.
Er is bovendien een belangrijk verschil tussen een kind gezonde voeding geven (en met lichte dwang aansporen om het op te eten) en het inlepelen van religie. Gezonde voeding is iets dat alle kinderen nodig hebben, het is een universeel goed. Religie is dat niet: er zijn miljoenen mensen die perfect zonder kunnen. Atheïsten en agnosten kunnen net zo goed een gelukkig en betekenisvol leven leiden.
In plaats van de eigen religie in de hoofden van hun kinderen te gieten, is het stimuleren van kritisch denken veel waardevoller. Meer hoeft ook niet. Als het kind volwassen is kan het nog steeds voor een religieuze levensbeschouwing, maar dit keer in alle vrijheid.
Religie fnuikt kritisch denken
‘Maar religieuze devotie en kritisch denken kunnen perfect samengaan!’, zal El Hammouchi waarschijnlijk opwerpen. Dat geldt misschien voor de intellectualistische islam die El Hammouchi zelf aanhangt, maar niet voor de mainstream islam. Die is voornamelijk gebaseerd op twee bronnen: geloof in een almachtige God en de autoriteit van de koran/hadith.
Zowel heilige teksten als ‘geloofssprongen’ zijn totaal onbetrouwbaar als kennisbron. Ze zitten kritisch denken ernstig in de weg. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat veel moslims de evolutietheorie niet aanvaarden (‘het is slechts een theorie, geen feit’, hoor je dan vaak). De meeste moslims aanvaarden evenmin het feit dat Mohammed helemaal geen moreel voorbeeldig persoon was. Als je de hadith leest is dat nochtans kristalhelder.
Kuisheidsideaal is niet onschuldig
Een religieuze opvoeding belemmert niet alleen kritisch denken. Het kan ook leiden tot een verwrongen seksuele ethiek. Een tienermeisje wordt verteld dat ze haar kuisheid moet bewaren en mannen niet mag verleiden door zich te bloot te kleden. Apologeten zullen zeggen dat er op zich niks mis is met kuisheid. Het is een goed tegengewicht tegen de losse seksuele moraal van de westerse cultuur. In het Nederlands associëren we het woord ‘kuis’ met ‘proper’, ‘zuiver’ of ‘rein’, allemaal begrippen met een positieve connotatie.
Maar kuisheid is allesbehalve een onschuldig ideaal. Ten eerste omdat het seks voor het huwelijk afkeurt zonder dat daar een goede reden voor is. Ten tweede omdat het leidt tot een stigmatisering van zogenaamd ‘promiscue’ meisjes of vrouwen. Volgens de islamitische (en katholieke) reiningsmoraal is een adolescent meisje dat wacht met seks tot na het huwelijk rein, maar een meisje dat wel seks heeft is zondig. Ze is daarmee ontrouw aan Allah.
Als de Verlichting ons iets geleerd heeft dan is het dat we als mensen zelfstandig moeten durven denken over morele kwesties. Dan zal vrij snel duidelijk worden dat er geen enkele goede reden is om voorhuwelijkse seks af te keuren, zolang beide partners er klaar voor zijn en ermee instemmen. Het idee dat vrouwen die geen maagd meer zijn voor ze trouwen op een of andere manier ‘onrein’ zijn is een schadelijk waanbeeld. Het is juist goed dat adolescenten hun seksualiteit verkennen op een aangename, liefdevolle manier. Het verschaft hun wederzijds genot, liefde en genegenheid. De ervaring die ze opdoen kunnen ze later gebruiken in duurzame relaties.
Zijn we te losbandig geworden?
‘Ok’, zal men misschien opwerpen, ‘maar is de slinger hier in het westen niet veel te ver doorgeslagen, zoals El Hammouchi beweert? Wat met al de vrouwen die als seksobjecten worden voorgesteld in reclames en realityprogramma’s?’
Het klopt dat de objectivering van vrouwen (en mannen) te ver kan gaan. Als mensen puur als sexy vleeswaren worden voorgesteld wordt hun persoonlijkheid en autonomie uitgewist. Dit is wat je ziet in rapvideo’s en programma’s als Temptation Island. Deze fenomenen krijgen echter de nodige kritiek. Dus het is maar de vraag of ze heersende seksuele normen weerspiegelen. Uit onderzoek blijkt immers dat de meerderheid van Vlaamse jongeren een vrij normale seksuele ontwikkeling doorlopen. Orgieën zitten er gewoonlijk niet tussen. Gemiddeld valt hun eerste keer op 16 à 17 jaar. Tegen de ‘perfecte lichaam’-cultuur binnen de modewereld komt ook steeds meer verzet. Plus size-modellen tonen met fierheid hun volslanke lichaam aan de wereld. Veel jongeren staan ondertussen kritisch tegenover de perfecte, gefotoshopte lichamen in magazines en modesites. Zo ontaard is die westerse cultuur dus nog niet.
Los van extreme gevallen is er eigenlijk weinig mis met een milde objectivering van vrouwen of mannen zoals de psychologe Ariane Bazan terecht stelt. Mensen vinden het vaak leuk om er aantrekkelijk uit te zien. Mensen zijn nu eenmaal seksuele wezens. Het is dus zinloos en onnodig om elk subtiele erotiek uit de publieke ruimte te weren. In landen met preutse normen, zoals Saudi-Arabië, Marokko en India, is het treurig gesteld met vrouwenrechten. Dat is een serieus teken aan de wand.
El Hammouchi stelt dat het belangrijkste aspect van vrouwen hun geest is. Ik weet niet of veel vrouwen hiermee akkoord zullen gaan. Maar los daarvan vertrekt El Hammouchi van een valse dualiteit tussen geest en lichaam. Bij lichamelijke zelfexpressie – kledingsstijl, spreekstijl, lichaamstaal – vallen die twee simpelweg samen. Ons lichaam, onze seksualiteit zijn een onlosmakelijk onderdeel van wie we zijn. Waarom moeten we het dan angstvallig verstoppen?
De auteur is leerkracht secundair onderwijs en behaalde een master Filosofie (Ugent) en een bachelor Rechten.
Tom Lamont (Vlaams Belang): ‘Een moratorium op de sluiting van bedrijven zal multinationals en kleine starters ontmoedigen te investeren in onze regio.’
Vandaag 1632: Baruch Spinoza geboren, belangrijk filosoof, maar vooral verketterd door kerk en staat
Baruch Spinoza houdt vast aan zijn ideeën, ook al komt hem dat op verbanning uit de joodse gemeenschap, een plek op de Index en een Nederlands publicatieverbod te staan.