Weg met de godsdienst
Dagboekaantekeningen (7)
Kauwen
foto © MV
Barnard is ‘ongelukkig genoeg om te willen schrijven, gelukkig genoeg om het te kunnen’. Dan had Cioran het wel kwader!
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZaterdag
En als ik nu eens erotische gedichten publiceerde onder een vrouwelijke schuilnaam? Verzonnen biootje, dertig jaar eraf, foto van een blondine met een blik zo kwijnend als een sonnet van Baudelaire, een decolleté zo diepzinnig als de jonge Eliot…
Aandacht in de media verzekerd! Ja, aandacht, dat wil ik, mannen die je begeren, stierkalveren die achter je aan hobbelen door de wei der ijdelheid, terwijl ze nooit zouden reageren als jij het maar was.
Zondag
N.N. in een mail: ‘Ik heb je dit nooit verteld, maar toen ik twee jaar geleden in die jury zat voor de Cultuurprijs proza van de Vlaamse regering (Stefan Hertmans heeft die dan gewonnen met zijn Oorlog en terpentijn), had ik een lans voor Dagboek van een landjonker gebroken. Tevergeefs, zoals is gebleken. Goed, die dingen gebeuren. Maar wat was één van de argumenten van een jurylid – een academicus – om geen rekening met jou te houden? Die Barnard? Een man met conservatieve ideeën. Ik heb die man toen gevraagd wat conservatieve ideeën met literaire kwaliteit te maken hadden. Het ging het ene oor in en het andere oor uit.’
Betreurenswaardig conformisme, zoals men dat aan de faculteiten der zwakke wetenschappen dikwijls aantreft.
Evengoed ergerde ik me, niet zozeer aan het feit dat iemand niet van mijn werk zou houden (daar kan ik wel mee leven, hoe onbegrijpelijk het me ook voorkomt), maar wel hieraan: uit de kritiek kon ik afleiden dat de bewuste figuur dat werk helemaal niet gelezen had: het was de typische formulering van een vooroordeel, en dan nog een erg dom vooroordeel (ik heb al vaker uitgelegd waarom bijvoorbeeld ‘conservatief’ onderwijs juist erg vooruitstrevend is).
Regendag
Maakt u zich geen zorgen over mijn geluk. Meestal verkeer ik in deze stemming: ongelukkig genoeg om te willen schrijven, gelukkig genoeg om het te kunnen.
Nog een regendag
Mijn vader werd onlangs 99, zij het buiten de tijd.
Drie jaar voor hij overleed, verscheen Praten tegen langzaam water, een keuze uit de gedichten die hij tussen 1942 en 2007 had geschreven. Helemaal achterin staan deze regels:
Denk mijn naam wanneer ik dood ben,
denk mijn naam maar roep mij niet,
ik ben vergeten hoe ik heet.
En denk aan mij hoe dwars ik was,
hoe tuk op taal en hoe onzeker
en dat ik van je hield met huid en ziel
maar roep mij niet, lief, roep mij niet,
ik ben vergeten hoe ik heet.
En helemaal voorin staat zijn opdracht voor mij, gedateerd 29 december 2007: ‘Als altijd V./W./P.’
Zo heeft hij jarenlang zijn brieven aan mij gesigneerd.
Vader.
Willem.
Papa.
Teruggevonden knipsel uit The Guardian:
‘In Saoedi-Arabië werd de 35-jarige Palestijnse dichter Ashraf Fayadh verleden week ter dood veroordeeld omdat hij als atheïst in zijn poëzie de islam zou zijn afgevallen.
Fayadh had een filmpje op zijn blog gedeeld waarin getoond werd hoe de religieuze politie in het openbaar een man met zweepslagen te lijf ging. Sindsdien waren alle redenen goed om Fayad het leven zuur te maken.
Officieel werd hij in mei 2014 tot vier jaar cel en 800 zweepslagen veroordeeld omdat hij in zijn poëzie de islam zou hebben beledigd. Ook overspelige relaties met vrouwen werden naar voren gebracht als bezwarend materiaal.
Verleden week kreeg Fayadh plots een herziening van zijn proces. Maar dat draaide dus uit op een nieuw, bijzonder drastisch vonnis: de doodstraf en dat zonder dat hijzelf of zijn advocaat werd gehoord.’
Jullie slachten het verkeerde varken, soennieten. Vermoord alsjeblieft die hele koninklijke familie en iedereen die met een jachtluipaard in een gouden auto rondrijdt. Leer vervolgens het werk van Fayadh uit jullie middeleeuwse kop en schaf de godsdienst af. Weg met de godsdienst, dat grote dwaze kwaad!
’s Avonds
Hierbij een strofe uit Fayadhs gedicht Tense Times, dat ik op het internet vond. Volgens mijn criteria is het geen grote poëzie, maar naar de hel met mijn criteria:
I saw my father for the last time through thick glass,
then he departed, for good.
Because of me, let’s say.
Let us say because he could not bear the thought
I’d die before him.
My father died and left death to besiege me
without it frightening me sufficiently.
Why does death scare us to death?
’s Avonds laat
Godsdienst.
Hum.
Misschien als fictie.
’s Nachts
Weg met de vrijzinnigheid – vrijzinnig ben ik van mezelf al.
Het komt hierop neer dat ik me bij die Christus weinig kan voorstellen. Met Van Nazareth zou ik ongetwijfeld ruzie hebben gemaakt, tenslotte ben ik zoals alle essayisten ook een soort schriftgeleerde. Christus daarentegen: een glanzende, sneeuwwitte, albasten, onwerkelijke, postume figuur, de metafysische koning, zeer geschikt voor dogmatische haarkloverijen; en daarenboven een bizar koekje en een vingerhoedje slechte wijn.
Een zekere schaamte voor dat rare geloof heb ik altijd gevoeld. De enige redding is de orthodoxie, of beter gezegd de vormen van de orthodoxie. Ik verklaar mij nader.
Kijk, als ik het aan mezelf overlaat, kom ik niet veel verder dan het begin van een gebed in vrijzinnig-protestantse kring: ‘God, als u bestaat…’ (de grap is van Eliot). Ook voor mij geldt uiteindelijk datgene wat Kierkegaard schrijft: ‘Ik bestudeer mijzelf; wanneer ik daar genoeg van heb rook ik als tijdverdrijf een sigaar en denk: God mag weten wat Onze-Lieve-Heer eigenlijk bedoeld heeft met mij of wat hij nog van me wil maken.’
In dit verfrissende proza zie ik de bevestiging van de gedachte dat mijn natuurlijke intellectuele twijfel redelijk oninteressant is; die is gewoon het voetbalveldje waarop ik met mijn tijd- en soortgenoten ravot. Nee, ik heb iets volstrekt anders nodig.
Dat andere zijn de vormen die ik zelf nooit bedacht zou hebben, al die sublieme, van een lichte waanzin getuigende formuleringen, door de eeuwen heen overgeleverd, in het Onze Vader, het Credo van Nicea en dergelijke literatuur meer. Een almaar weer verbazing wekkend gedicht in talloze brokstukken. En die vormen vullen zichzelf als het ware met hun inhoud, ook wanneer ik ze gedachteloos meemurmel, als een soort liturgie automatique – ze krijgen betekenis, en op de betere zondag begin ik zowaar iets te geloven.
Maar het is een gênant onderwerp. En ik dwaal van mijn eigenlijke onderwerp af. Maar afdwalen is de enige manier om ter zake te komen, althans wanneer je mij bent.
Wakker geschoten achter mijn computer
Weg met de godsdienst… Verrek, zit daar nu een muis bij die plint te gapen?
Zonnige donderdag
Ik, landjonker, zit juist, glas vloeibare Schotse turf in de blanke hand, boek waarin ik niet lees op schoot, onder zeventiende-eeuws eikenhout vergenoegd met mijn salon te pronken, wanneer de hond onrustig wordt: bij de grote open haard staande gromt hij met zijn kop schuin omhoog naar het metselwerk dat al 350 jaar lang de rook de troposfeer in geleidt… en dan hoor ik het ook, monter gekwebbel, opgewekt geouwehoer. Ik steek mijn hoofd in de schouw en zie tegen de waterblauwe lucht de op en neer wippende staarten van een paar kauwen die tegen mekaar zitten te lullen op de rand van de schoorsteen; maar wanneer ik ‘Hey you!’ roep, vluchten ze haastig weer hun gedicht in:
There is a bird who, by his coat
And by the hoarseness of his note,
Might be supposed a crow;
A great frequenter of the church,
Where, bishop-like, he finds a perch,
And dormitory too.
Et cetera. The Jackdaw van William Cowper.
Zaterdag, vooravond
Zomaar een herinnering aan Brussel.
Ik zit een linkse Vlaamse krant te lezen in de negentiende eeuw van café Le Cirio, smaakvol omringd door gepolitoerd hout, opgewekt glimmend koper, voornaam reflecterende spiegels… Krraak, doet mijn krant. Slok van mijn filterkoffie. Geen vraagtekens bij mijn aanwezigheid, hoewel ik flamand lees en als product van de volgende eeuw slonzig gekleed ben. Rechts is slecht… hummhumm… krraak… maar het is de vloer die kraakt…
Te midden van de algehele impressie van bladgoud doemt plotseling de gestalte van Frans Dumortier op. Hij bemint mij niet. Hij is soms de dichter Charles Ducal, en dan valt hij best te pruimen, als maker van burgerlijke gedichten, waar ik niets tegen heb. Maar ook is hij de laatste apologeet van het maoïsme op aarde, een ideologie die zelfs in China uit de tijd is. Ik strek mijn hand uit en zeg: ‘Nee maar, Dumortier!’ Zijn eigen hand, zijn van iedere tegendruk ontdane hand, is ijskoud. Nog nooit heb ik zo’n koude handdruk gevoeld. Hij haat mij. Had hij macht, hij liet mij, vijand van het communisme, vriend van Israël, aan mijn eigen verzen opknopen.
Begin oktober (er bloeien nog altijd rozen in mijn tuin)
Vannacht droomde ik dat ik barrevoets op Ducal afstapte (of nee, op Dumortier). Ik bleef staan toen mijn blote voet op een naaktslak trapte; toen ik durfde te kijken, bleek het zijn pik te zijn.
Oktober (afwisselend goud en lood)
Nieuwsbericht: ‘De doodstraf wegens apostasie, uitgesproken tegen Ashraf Fayadh, is herroepen en het Saudische hof heeft in plaats daarvan een gevangenisstraf van acht jaar opgelegd, alsmede 800 zweepslagen, verspreid over zestien tuchtigingen. Fayadh moet ook berouw tonen in een bericht in de officiële media.’
Die arme jongen moet dus zijn poëzie verloochenen van die smerige wahabieten. En 16 x 50 zweepslagen volstaan om iemand te vermoorden. Het is tijd voor een nieuw gedicht over de barbaren, o Kaváfis.
Een dag (ik ben de datering van mijn leven even kwijt)
Heeft een schrijver geen maatschappelijke verantwoordelijkheid? Dat vroeg het blad Writer’s Digest Nabokov in 1969, en men stelde hem een honorarium van 200 dollar voor een antwoord van 2000 woorden in het vooruitzicht. Nabokov schreef: “No. You owe me 10 cents, Sir.”
Als ik dat nu eens op een papiertje schreef, daarvan een vliegtuigje vouwde en dat op huize Dumortier gooide?
Benno Barnard is een schrijver die meent dat het heden gewoonlijk ongelijk heeft.
Deze maand reist uw auteur, liefhebber van gelukkige, heteronormatieve gezinnen, van Zuid-Engeland naar Gent: tussen de Magna Carta en de Boekentoren.
Vandaag 1632: Baruch Spinoza geboren, belangrijk filosoof, maar vooral verketterd door kerk en staat
Baruch Spinoza houdt vast aan zijn ideeën, ook al komt hem dat op verbanning uit de joodse gemeenschap, een plek op de Index en een Nederlands publicatieverbod te staan.