Welk Vlees(huis) hebben we in de Kuip?
Het Vleeshuis in Gent.
foto © Wikimedia Commons
Een nieuw erfgoeddossier, een nieuw relletje in Gent. Overal rijzen daarbij dezelfde vragen. Zijn die ingrepen wel nodig?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementEen nieuw erfgoeddossier, een nieuw relletje in Gent. De Sint-Annakerk, het Gravensteen, het Caermersklooster, het Vredeshuis. Overal rijzen daarbij dezelfde vragen. Zijn die ingrepen wel nodig? Passen de voorgestelde invullingen in de historische context? Komt de erfgoedwaarde van de monumenten en de omliggende publieke ruimte niet onder druk? Doen we het voor de Gentenaars of voor de bezoekers? Dat we geregeld het antwoord schuldig moeten blijven, verraadt dat een ruimer perspectief ontbreekt.
Voor een stad met zoveel waardevolle monumenten is dat nochtans geen overbodige luxe. Een samenhangende visie kan tegemoet komen aan concrete vragen en noden in het gebied die impact hebben op de aanwezige monumenten. Dat denkwerk kan ook de betrokkenheid van Gentenaars op de Kuip verhogen. De afgelopen dagen stonden de kranten vol van ons Vleeshuis, en ik las in hoofdzaak twee vormen van kritiek.
Enerzijds ging het over het al dan niet erfgoed-waardig zijn van een fietsenstalling: ‘iets’ anders zou toch veel gepaster zijn. Opvallend: de kritiek komt niet van erfgoed-experten. Anderzijds ging het over het ogenschijnlijk snel bij elkaar scharrelen van budgetten om tot een oplossing te komen, hetgeen in het beste geval zou getuigen van een ad hoc aanpak. Laat me beginnen bij die laatste kritiek, om van daaruit op de eerste te antwoorden.
De stad is zich bewust van de slechte staat van heel wat waardevol patrimonium. Daarom zijn we met verschillende stadsdiensten in 2022 samen gestart met het opzetten van een aanpak voor de monumenten binnen de historische binnenstad, wat we in Gent ‘de Kuip’ noemen. Ons pamflet: ‘Een mo(nu)mentum voor de Kuip’ ligt klaar! Een bredere aanpak wordt dus uitgewerkt, maar het Vleeshuis pakt ons alweer in snelheid. Structureel onderhoud van dat gebouw is jarenlang uitgesteld en een noodrestauratie dient zich nu aan. Dus ja: de oplossing is ad hoc voor dit gebouw, maar er wordt wél werk gemaakt van een overkoepelend verhaal.
Het masterplan voor de Kuip zal een plan zijn op twee sporen. Enerzijds moet het de koppeling maken tussen centen, tijd en het patrimonium: een routeplan op de middellange termijn, waarin bepaald wordt wanneer de renovatie van welk gebouw aangepakt wordt. Aangezien we meer monumenten hebben dan we in staat zijn om goed te beheren, zullen we daarbij prioriteiten moeten stellen. Ook welke gebouwen we effectief als stadspatrimonium gaan behouden. Verkoop of verpachten is geen taboe, maar belangrijke publieke gebouwen moeten publiek blijven. Anderzijds hebben we nood aan een visie op de programmatie van die monumenten. Want dat zijn weerbarstige gebouwen waar je niet eender wat mee doet. En als we die gebouwen publiek willen houden dan is een zinvolle functie essentieel.
De bouwstenen van zo’n visie
(1) Verkrotting is onverdedigbaar. Het is het niet meer en niet minder dan het negeren van een probleem.
(2) Erfgoed verkopen is geen taboe, maar als het kan, dan houden we monumenten in eigen portefeuille.
(3) Een programma moet zich schikken binnen de draagkracht van het fysieke gebouw: elementen met erfgoedwaarde moeten gevrijwaard blijven, zelfs als er structurele ingrepen moeten gebeuren.
(4) Herbestemming moet gebeuren in functie van huidige maatschappelijke noden, en beleidsprioriteiten bepalen hierbij de koers. Als we te hard moeten ‘zoeken’ naar een relevant programma, dan is het misschien te vergezocht.
(5) Monumenten moeten zo veel als mogelijk publiek zijn, zowel in hun programma, als in hun integrale toegankelijkheid.
(6) De keuzes die we maken moeten steek houden in relatie tot de omgeving. Dat betekent: linken leggen met de wijk, de omliggende publieke ruimte en de bereikbaarheid van de plek.
(7) En ten slotte moeten we de Gentenaren betrekken bij de opmaak van die visie op schaal van de Kuip. Pas dan zal het voor de Gentenaar duidelijk worden dat we niet in elk monument een tentoonstellingsruimte, onthaalfunctie of ontmoetingsplek kunnen steken. Dan kunnen we samen afwegen wat we waar willen doen.
Het masterplan voor de Kuip hebben we nog niet. Maar laten we er toch even op vooruit lopen, en de keuze voor een fietsenstalling in het Vleeshuis doorlichten.
(1) Het Vleeshuis wordt gered!
(2) Het blijft een stadsgebouw.
(3) De invulling met een fietsenstalling vereist geen structurele werken die ten koste gaan van de erfgoedwaarde.
(4) Fietsmobiliteit is een beleidsprioriteit voor het Gentse stadsbestuur, er is een reëel tekort aan stelplaats.
(5) Het gebouw wordt terug publiek toegankelijk gemaakt.
(6) Momenteel worden de omliggende pleinen overstouwd met fietsen. Als een nieuwe fietsenstalling dat kan oplossen: mooi meegenomen.
(7) De Gentenaar werd niet betrokken. Op dit punt kan de stad, net als bij het Gravensteen en Sint-Annakerk, terecht bekritiseerd worden. Maar laat ons geen wilde polls gebouw per gebouw organiseren, wel doordachte participatie op schaal van de Kuip opzetten. De visie op de Kuip van Gent moet een gedeeld verhaal worden. Het is immers de plek die ons bindt en die van elke Gentenaar is.
Kortom: ik denk niet dat we met het masterplan voor dit concrete gebouw tot een andere keuze zouden komen. Wat wel zou blijken uit het masterplan, is dat de meeste andere programma’s die nu voorgesteld worden, reeds elders in de Kuip hun plek hebben of er beter zouden passen.
Heilige huisjes sneuvelen
Overigens, wat zich vandaag afspeelt rond het Vleeshuis, en meer algemeen in de Kuip, is een verbijzondering van een breder vraagstuk, namelijk dat van het stedelijk vastgoed. Want naast de monumenten in de Kuip, beschikt de stad over nog honderden andere gebouwen: gebouwen die we ook moeten onderhouden, en waarvan er een heel aantal aan grondige renovatie toe zijn. En ook daar dwingen de beperkte middelen ons tot het uitzetten van een strategie en het maken van keuzes.
Het is ook geen typisch Gentse kwestie. Heel Vlaanderen kampt er mee. Dat hebben we te danken aan onze historische economische en culturele rijkdom onder andere uit de middeleeuwen. In alle centrumsteden, maar ook daarbuiten, barst het van de kleine en grote monumenten. En systematisch zien we dat zowel de middelen als de ideeën te beperkt zijn. Er loopt een inhaaloperatie waarin – figuurlijk althans – heilige huisjes sneuvelen, bijvoorbeeld omtrent het programmeren. Maar een echt discours over wat een ‘waardige’ invulling al dan niet is, ontbreekt. De verontwaardiging over het Vleeshuis is alleszins niet op expliciete maatschappelijke urgenties gestoeld, integendeel.
Steengoede architectuur
Laat me afsluiten door een nieuwe erfgoeddiscussie te openen, namelijk over het erfgoed van morgen. ‘Form follows function’ in architectuur, maar telkens blijkt dat die vorm de functie (meermaals) overleeft. Bij het Vleeshuis liep het niet anders. Twintig jaar geleden koos de stad Gent voor een invulling van het Vleeshuis als centrum voor streekproducten. Ook dat was een tijdelijke functie, blijkt nu. Uit respect voor de erfgoedwaarde van het gebouw, maakten de Gentse architecten Coussée en Goris een ontwerp dat van meet af aan rekening hield met de tijdelijkheid van die programmatie: een langwerpige box werd in de ruimte geschoven, los van de historische structuur, demonteerbaar en verplaatsbaar. Een pionier in circulair bouwen dus, en los daarvan steengoede architectuur.
Hoe om te gaan met dat stukje recente Gentse architectuurgeschiedenis, houdt me evenzeer bezig als het Vleeshuis zelf: kunnen we voor die box een andere plek vinden waar ze even betekenisvol kan zijn? Of is ze gedoemd om onherroepelijk te verdwijnen? Ik durf te stellen dat dit staaltje hedendaagse architectuur het verdient om niet alleen zijn huidige functie, maar ook zijn huidige locatie te overleven. En na de restauratie is het Vleeshuis dan terug een lege publieke hal, maar wel eentje waar we fietsen in kunnen stallen. Een prima invulling als voorloper voor het masterplan Kuip.
Categorieën |
---|
Peter Vanden Abeele is stadsbouwmeester in Gent.
Jonah Penninck (CD&V): ‘Als we het politieke circus willen ontmantelen, begint dat bij onszelf.’
Waterramp in Spanje gebeurde in gebied waar meer dan 50 dammen gesloopt zijn.