Woorden van troost
Het woordenboek van onvertaalbaarheden
Meer dan andere boeken in zijn soort besteedt de Dictionary of Untranslatables aandacht aan de band die woorden hebben met de taal en de cultuur waarin ze geworteld zijn.
foto © Bol.com
Het woordenboek van onvertaalbaarheden duidt de geschiedenis van filosofische begrippen. Maar hoe zit het met ons themawoord ’troost’?
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk blader in een bijzonder woordenboek. Lezers met middelgrote handen zullen de in 2014 verschenen Dictionary of Untranslatables zeker vuistdik noemen: net geen 1300 dichtgedrukte pagina’s. Koop me, schreeuwde de felrode kaft van het boek me toe toen ik het een paar jaar geleden tegenkwam. Neem me mee.
Onvertaalbaar
Ironisch genoeg is het ‘woordenboek van onvertaalbaarheden’ zelf een vertaling. Het Franse origineel, onder de redactie van de Parijse classica Barbara Cassin, verscheen tien jaar eerder. Vocabulaire européen des philosophies heet het machtige boek in de taal van Molière en Flaubert. De Amerikaanse uitgever van de Engelse vertaling heeft de titel niet alleen tot ondertitel gedegradeerd, maar ook de referentie aan Europa geschrapt.
De Engelse ondertitel A Philosophical Lexicon geeft goed aan wat de Dictionary of Untranslatables eigenlijk is. Van een hele reeks filosofische begrippen wordt in dit woordenboek zorgvuldig de geschiedenis geduid. Wie bijvoorbeeld wil weten waar het begrip ‘Mitmensch’ vandaan komt en hoe het in de loop der tijd is geëvolueerd tot wat het vandaag (nauwelijks nog) betekent, is hier aan het goede adres. Ook lezers die zich afvragen wat Heidegger en Kierkegaard precies bedoelden met ‘Sorge’ en ‘pludselighed’, vinden in dit boek hun gading.
Taalwortels
Meer dan andere boeken in zijn soort besteedt de Dictionary of Untranslatables aandacht aan de band die woorden hebben met de taal en de cultuur waarin ze geworteld zijn. Die band is dikwijls moeilijk uit te leggen en nog moeilijker te vertalen. Daarom laten we veel van de hier opgenomen woorden meestal onvertaald. De alternatieven die we er in onze moedertaal voor hebben, dekken de lading van het oorspronkelijke begrip immers niet volledig.
Neem bijvoorbeeld ‘saudade’ of ‘Heimat’ of ‘katharsis’. Aan elk van die woorden kleven associaties die onze Portugese, Duitse en Griekse medemens vermoedelijk net iets beter aanvoelen dan wij. Alle drie hebben deze woorden een ‘je ne sais quoi’ dat onze schamele vertaalpogingen ontberen. In de Dictionary of Untranslatables staan voor elk ervan equivalenten in tal van andere Europese talen: ‘nostalgie’, ‘homeland’, ‘purification’. In geen van die gevallen is de equivalentie volkomen. De vertaling vormt misschien geen verraad van het origineel, ze is telkens wel een verarming.
Troostwoorden
Het woordenboek van onvertaalbaarheden blijkt geen woorden te bevatten die raken aan de meertalige geschiedenis van het begrip dat hier al tien afleveringen lang centraal staat. Misschien is ‘troost’ als begrip niet ‘filosofisch’ genoeg? Of liggen de woorden die de verschillende Europese talen voor het fenomeen gebruiken, te dicht bij elkaar? Ons ‘troost’ en het Duitse ‘Trost’ betekenen mogelijk gewoon hetzelfde als het Franse ‘consolation’ en het Italiaanse ‘consolazione’.
In het Engels lijken de zaken me nochtans net iets minder evident. De taal van Shakespeare heeft vier woorden voor wat wij ‘troost’ of (iets archaïscher) ‘vertroosting’ noemen: ‘consolation’, ‘comfort’, ‘solace’, ‘consolement’. Dat laatste woord komt niet zo vaak voor als de andere drie, die min of meer synoniem zijn. Op het tweede na komen ze van dezelfde etymologische stam, via het Latijnse ‘solacium’ en ‘solamen’, die beide op troostmiddelen slaan.
Van Dale brengt soelaas
Het Engelse ‘solace’ is ons ‘soelaas’, een woord dat Van Dale ook als archaïsch bestempelt. ‘Soelaas bieden’ is ‘verlichting brengen’, zegt het woordenboek, verlichting van pijn en lijden. Van Dale leert me dat ook ‘consolatie’ een Nederlands woord is, al wordt het meteen als formeel gebrandmerkt.
Ik gaf het al aan: Het Engelse ‘comfort’ komt van een andere stam. Het woord wijst op een handeling die de mens sterker (‘plus fort’) maakt. Dante noemt Vergilius tijdens zijn helletocht verschillende keren ‘il mio conforto’, degene die steun biedt en daarmee ook stevigheid en standvastigheid. In het Frans — ‘réconfort’ — geeft die ‘ré-‘ goed aan dat het om het herstel van een teloorgegane situatie gaat. Troost moet ons inderdaad terug naar normaal brengen, naar een plek voorbij de pijn, weg van het onverdraaglijke verdriet. Alleen is dat nieuwe normaal nooit gewoon het oude. Wat we verloren hebben en dus waarvoor we getroost moeten worden komt immers nooit terug.
Troost van dingen en mensen
Het Engelse ‘comfort’ heeft twee nogal verschillende betekenissen. Naast ‘troost’ betekent het ook ‘gemak’, zoals in het Nederlands. Het gemak dat ons leven comfortabel maakt. Comfort slaat hier op materieel welbevinden, dat we doorgaans aan dingen ontlenen.
‘Comfort’ in de betekenis van troost wijst ook op een welbevinden, maar dan één dat we ontlenen aan mensen die dingen doen of zeggen. Een arm om je schouder of woorden die het leed verlichten.
Synoniem?
Het Nederlandse ‘comfort’ heeft die tweede betekenis van het Engelse ‘comfort’ niet. Ons comfort troost niet echt. In het Engels is dat overigens ook niet voor iedereen het geval. Toen ik een paar jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk over de troost van de literatuur sprak, ontstond er plots een interessante discussie onder een aantal moedertaalsprekers van het Engels. Ze waren het erover eens dat ‘comfort’ en ‘consolation’ toch niet krek hetzelfde betekenen (zijn twee woorden ooit volledig synoniem?), maar ze slaagden er niet in het verschil precies te duiden.
‘Consolation’ leek voor sommigen het meest neutrale woord. ‘Comfort’ had de schijn van een negatieve connotatie tegen, de schijn die onder meer blijkt uit ‘false comfort’ en ‘comfort food’. Eten biedt natuurlijk geen echte troost. Het geeft ons wel even een goed gevoelen, maar troosten? Hetzelfde geldt overigens voor wat de Nederlanders wel eens ‘als een bakje troost’ omschrijven. Het is niet de koffie zelf die troost brengt, wel het luisterend oor van wie ons het kopje aanbiedt.
De prijs van de taal
Mijn zoektocht door woordenboeken levert op het einde van de rit een duidelijke winnaar op. Het al bij al mooiste troostwoord vind ik ‘troostprijs’. Niet uit een aangeboren sympathie voor verliezers, maar omdat het woord als geen ander duidelijk maakt wat troost eigenlijk is.
Troost hangt intrinsiek samen met verlies. We moeten getroost worden wanneer we iets of iemand (definitief) kwijt zijn. En de troost herstelt dat verlies ook niet. Hij geeft nooit terug wat er was. In het beste geval leert hij je het verlies te accepteren. Maar hij zal daar nooit in slagen als hij er je niet tegelijk op wijst dat je wel degelijk in het verliezende kamp zit. Zoals een troostprijs, inderdaad.
Personen |
---|
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.