
foto: ©WikiMedia Commons
Woensdag 3 augustus Een journaliste interviewt me voor een reeks over schrijvers die in het buitenland wonen. Wat er niet allemaal uit mijn grote mond komt… Trouw aan mijn gewoonte mezelf voor te stellen als een ergerlijk sujet, zet ik in dit zelfportret als ontheemde mijn pedanterie nog wat aan, hier een veeg arrogantie, daar wat smoezelig sentiment, de contouren van die ronde kop bijna dikker dan de kop zelf — wat een portret! — en verklaar onder meer dat…
Premium Artikel
Al geregistreerd bij Doorbraak of bij een sociaal netwerk? Log dan hieronder in op Doorbraak.be



Wachtwoord vergeten of nog geen account?
Geef hieronder je email adres en je naam en we maken een nieuw wachtwoord (als je een account hebt) of we maken automatisch een account aan.Woensdag 3 augustus
Een journaliste interviewt me voor een reeks over schrijvers die in het buitenland wonen. Wat er niet allemaal uit mijn grote mond komt… Trouw aan mijn gewoonte mezelf voor te stellen als een ergerlijk sujet, zet ik in dit zelfportret als ontheemde mijn pedanterie nog wat aan, hier een veeg arrogantie, daar wat smoezelig sentiment, de contouren van die ronde kop bijna dikker dan de kop zelf — wat een portret! — en verklaar onder meer dat ik het liefste een Nansenpaspoort bezat, zoals staatlozen in het interbellum; maar omdat de wereld dat niet meer uitreikt, beweer ik dat ik eind dit jaar de Britse nationaliteit zal verwerven. Wat nog maar helemaal de vraag is, want ik heb absoluut geen zin in de bijbehorende ambtelijke omslachtigheid, en bovendien, wat schiet ik ermee op?
Het stuk verschijnt in de krant en het regent geamuseerde felicitaties: ‘Eindelijk word je wie je altijd al was’, schrijft iemand die het goed met me voorheeft maar me niet doorgrondt. Nee, vriend, dat Britse paspoort is zoveel als een opgestoken pink naar mensen die niet weten hoe je thee moet drinken.
In bed
Terugdenkend aan het gesprek over mijn emigratie, besef ik dat ik voor het eerst sinds mijn Antwerpse dagen ‘gelukkig’ ben, maar dat mijn geluk als het ware kubistisch is, vervormd door het prikkelbare-darmsyndroom, op zijn kop gezet door een sluimerende prostaatkanker, met ogen op de verkeerde plaats, met een groen gezicht en een enig kind dat in Amerika woont…
Hoe anders was het geluk van de bohémien, die zijn nachten in het café doorbracht, slordig leefde, al wauwelend uitmuntte in briljante nonsens, vrouwen verleidde alsof hij aan een quotum moest voldoen; o, ik was de burgerman die een leven nabootste, een zwakke man, die zich voordeed als iemand wiens stilzwijgen een onverdiende catastrofe voor zijn omgeving zou zijn… (een leven waarvan de kinderachtigheid zich nu pas ten volle aan hem openbaart).
Donderdag
Studenten in Cambridge maakten zich ooit nuttig voor het proletariaat door spionnen voor de Sovjet-Unie te kweken; die dagen zijn voorbij. In plaats daarvan eisen ze nu dat het tafelgebed wordt afgeschaft, de gewoonte die ‘saying grace’ heet en die in Cambridge sinds 1209 bestaat. Gratie, fatsoen, genade, goedertierenheid — dit alles associeert het oor van de Engelstalige met grace, dus het is logisch dat de volgelingen van Gramsci voor de eerste lepel soep luid knarsetanden. (De universiteit heeft de eis afgewezen.)
Later
Een Joodse atheïst bezoekt op een vrijdagavond de Grote Apostaat van Praag. De Apostaat ontsteekt juist de sabbatkaarsen en zegent dan de wijn en het gevlochten brood. De atheïst houdt het niet langer uit: ‘U bent de Grote Apostaat van Praag en u doet aan de sabbat?’
‘Natuurlijk’, zegt de gastheer. ‘Ik ben een afvallige, geen goj.’
Vrijdag
Met Belgische vrienden rijd ik door de zomeravond naar de vissershaven van Hastings — de zomeravond is aangenaam, in de mediterrane warmte blijven mijn oksels droog, hier op de oever van het Kanaal: in het zwarte water weeft het licht van de lantaarns een grillig romantisch patroon. Webbe’s Restaurant staat bekend voor zijn zeebanket. We bestellen een rond plateau, zo groot als een karrenwiel, waarop existentievormen uit de diepte zijn uitgestald, krabben, garnalen, slakken, schilden en tentakels, verrukkelijk vlees en gekookte ogen; bij dit alles drinken we witte wijn uit Sussex, die beter is dan ik vreesde. We kletsen, prutsen met onze vingers, zuigen vlees uit lijkjes, kletsen voort tot het eensgezind smakken de conversatie weer onderbreekt; de harnassen van de verslagen schaaldieren hopen zich op, de borden zijn afschuwelijke slagvelden…
De serveerster is achttien of twintig, een knap meisje met intelligente trekken, die het niet zou verdienen dat machtiger wezens het vlees van haar skelet rukten — mijn blik valt op haar nagels, die in een fantastische kleur zijn gelakt en ik zeg vanuit de oudheid: ‘I don’t care for your nails, but the rest of you is lovely.’
Zondag
Een van de Belgische vrienden is verdiept in Kissingers Leadership. Hij merkt op dat ik het absoluut moet lezen. Maar dat soort boeken, die steevast negenhonderd bladzijden tellen, kosten me veel te veel tijd — tijd die ik aan mijn literaire leeslijst moet wijden. Die is als een hagedis en laat telkens een nieuwe staart groeien.
Dinsdagavond
De hittegolf houdt aan, wat zinnenstrelende avonden oplevert. Die van vandaag breng ik door in de tuin van Perryfield, bij Gary en Duncan (en Philip, want Galina heeft nog altijd geen paspoort en evenmin veel zin om naar Engeland te verhuizen).
We eten aan een wankel tafeltje onder de haagbeuk, op de grens van het grasveld en de schapenwei, die afdaalt naar de rivier; kaarsen in glazen lantaarns staan de laatste resten daglicht bij. Bucolisch tafereeltje! Souper voor vier middelbare kerels en rivierdal. De maan komt op. Niet zomaar een maan, maar een maan die opstijgt boven de heuvels aan de overkant, omgeven door een aureool van roze licht, dat geleidelijk in goud verandert. We zuigen het natuurverschijnsel in ons op — niemand zegt iets, vele minuten duurt onze aanbidding van het maagdelijke hemellichaam.
Donderdag
Ik weet niet waarom ik midden in de nacht aan Esther moest denken. Van de kosmos voor Joy was zij de scheppende godin, een tiener met een porseleinen huid en rode krullen. Ik woonde toen nog in Etterbeek en ze kampeerde twee jaar lang illegaal in mijn leven. Ze was zestien toen ik haar leerde kennen en ik was tien jaar ouder: het was een liefde zoals je die maar een keer in je leven meemaakt, een liefde van de woeste, hysterische soort, die zichzelf enkel kon verteren, en op een dag verdween ze.
Nu drong ze binnen in een droom, heel vanzelfsprekend, alsof ze al die jaren in de coulissen haar nagels had staan vijlen. Ik stond in het centrum van de ridderzaal van Barnard Castle, dat in de gebruikelijke dimensie een ruïne is. De harnassen rondom glommen bleek. Ze betrad de zaal en de flakkering van kaarsen tekende vage vlammen op de metalen borsten en buiken. Onze leeftijd was onduidelijk, maar ik herkende haar meteen. Ik noodde haar met een handgebaar aan tafel — er was een tafel waar een bediende al bezig was op te dienen. ‘Dit had ik je toen willen aanbieden’, zei ik, ‘maar ik had het nog niet gevonden.’
‘Ik weet het,’ zei ze in haar erotische Nederlands, een taal die ze achteloos had opgepikt, als de snoepjes die we soms met onze tong in elkaars mond schoven.
‘Wijn?’
‘Wijn.’
De verstarde bediende boog zich voorover en vulde de glazen. De harnassen kregen bevriende gezichten. Het werd warm, ik dacht aan de slaapkamer die we straks zouden delen, in een van de torens; toen merkte ik op dat mijn vader heen en weer beende door de grote zaal, voor de in een kandelaber verzamelde kaarsvlammen langs, waarbij hij even zichtbaar werd, alvorens weer in de schaduw te verdwijnen en opnieuw zichtbaar te worden bij het schijnsel van een andere kandelaber — tot de klok van het onmogelijke gebouw begon te slaan: dezelfde veer richtte de hamer van de klok omhoog en dwong de voetstappen van mijn vader tot stilstand; maar alvorens hij ons zijn ingevallen wang voorhield, besefte ik dat ik in bed lag te zweten in een hittegolf…
Nu al de hele dag ervaar ik deze verwrongen scène als overspel en vraag ik me af of ik dit enkel droom omdat Joy bij haar ouders is, aan de overkant van die eindeloos klotsende symbolische vloeistofmassa die ons scheidt.
Zaterdag 13 augustus
De jongeman die Salman Rushdie gisteren met een mes bewerkte heeft De duivelsverzen vast niet gelezen. Alle beledigde puriteinen zijn broer en zus: ook wie bibliotheken wil dekoloniseren of deseksualiseren gaat tekeer tegen hersenschimmen, windmolens, geruchten. Het hele gezin wordt gedreven door dezelfde droom van een zuivere wereld. Rushdie zal straks met zijn ene resterende oog de wereld overschouwen en zien dat de rationaliteit aan de verliezende hand is.
Maar hoe verhoudt de ratio zich tot het boerenverstand?
Woensdag
In de chaotische woonkamer van Oliver en Nathalie, die een paar maanden geleden in het dorp zijn komen wonen. Tussen speelgoed, borden en stapels boeken komen Laurie (5) en Corinne (2) gedag zeggen — dat rosse pagekopje strekt zijn hand uit: in de kom zit een babysalamander, een centimeter miraculeus zwart leven met echte pootjes en een zenuwachtig hoofdje; en zij, in haar blote gat, stelt me voor aan meneer Pad, die net in haar vuistje past. Samen brengen we ze terug naar de vijver. Laurie en Corinne. Vijf en twee. De grote kinderen klinken. Het speelgoed speelt. De boekenstapels vallen om.
Zaterdag
Tussen de zandkleurige ruïnes van Bayham Abbey — een abdij die onder het bewind van Hendrik VIII is gesloopt – wordt Figaro opgevoerd. Onder de vijfhonderd bezoekers ook een aantal melomanen uit Brede, onder wie Oliver en Nathalie. In een zandkleurige hoek, gevormd door de restanten van twee muren, spreiden we plaids uit, kauwen vervolgens behaaglijk op de meegebrachte eetwaren, heffen het glas, ook al is het van plastic, beoefenen de kunst van het schertsen.
Dan barst de geniale kitsch van Mozart los. Ik kan het podium zien door een gotische opening in een groot brokstuk van het refectorium; in dat gat staan een betoverde Laurie en Corinne, ouders aan weerszijden, armen om hen heen — de zon gaat onder, de maan komt op, gehoorzaam aan de voorschriften van Kepler, zoals de instrumenten aan die van Mozart, en zie, God zegent het gezin, deels in strijd, deels in overeenstemming met het blijspel.
Zondag
Ik lees Crome Yellow, het debuut van Aldous Huxley, een boek van honderd jaar geleden, waarin niets gebeurt. Het is een zomer na de Grote Oorlog en de jonge Huxley lummelt wat rond op het landgoed van Ottoline Morrell in Oxfordshire, is verliefd en probeert iets te schrijven. Ook Bertrand Russell is te gast, evenals Dora Carrington en de nodige andere kunstzinnige beau monde, ook al hebben ze dan allemaal een schuilnaam gekregen. Dit alles klinkt saai maar is erg grappig: deze countryhouse novel (het is een genre in dit land vol landhuizen) is een kolossale grap over de seksuele moraal, het feminisme en het modernisme van Bloomsbury, toen dat alles nog hip was.
Woensdag
De zomer in Brede bestaat uit theedrinken, gesprekken op straat, etentjes… Ik soupeer bij de Dysons, die zich over me ontfermen omdat ik eenzaam ben en waarschijnlijk niet kan koken. Ik trek mijn rokkostuum aan, bedenk hoe ik me zal gedragen, prent enkele geschikte zinswendingen in mijn hoofd en koop een enorme bos bloemen.
Boven de malse jakobsschelpen komt het gesprek op schilderkunst, vraag me niet hoe. ‘Ik houd niet van schilderkunst,’ zegt Tony Dyson, gepensioneerd longarts, ‘maar ik beleef wel plezier aan abstracte werken. Ik zie graag afbeeldingen die niets afbeelden, waaruit de natuur volledig is verbannen, die enkel voortbrengselen van de menselijke geest zijn, Daaraan beleef ik hetzelfde plezier als aan wiskundige stellingen of medische handboeken… De natuur maakt me zenuwachtig, die is te groot, te ingewikkeld, en bovenal te volmaakt zinloos en onbegrijpelijk.’
‘Je bent dronken aan het worden, lieverd’, zegt Lizzie Dyson, gepensioneerd verpleegster. ‘Je vergeet dat we hier wonen omdat je zo graag wandelt en anders wel in de tuin zit.’
‘Ik ken iemand’, zeg ik, ‘die in Londen liever de ondergrondse neemt dan de bus. Daar zie je enkel staal en geordende lijnen en eindeloze tegelvelden, in tunnels die dwars door de blinde aarde zijn geboord. Precies zoals filosofieën een soort spirituele tunnels door het universum zijn.’
We eten kaas en drinken daar port bij. Ja, de hele avond is portwinily English…
Donderdag
Mr Scogan (Bertrand Russell, Tony Dyson) houdt niet van schilderkunst, maar beleeft wel plezier aan het kubisme: ‘Nature, or anything that reminds me of nature, disturbs me; it is too large, too complicated, above all too utterly pointless and incomprehensible.’ Daarom reist hij ook zo graag met de ondergrondse in Londen: ‘In the Tube all is human and the product of friendly and comprehensible minds.’
Elders in Crome Yellow beschrijft Mr Scogan de maatschappij die in 1932 het onderwerp zal vormen van Brave New World.
Bij de thee
De gastheer is nog eigenaardiger dan Mr Scogan. Dankzij zijn bibliotheek kan hij kennismaken met grote historische figuren, in plaats van zijn tijd te verkwisten aan het onaangename proces van een persoonlijke kennismaking met Jan en alleman. Het klapstuk van uitmiddelpuntigheid is zijn argeloze commentaar op het bal waarmee de dorpskermis besluit: ‘If all these people were dead,’ Henry Wimbush went on, ‘this festivity would be extremely agreeable.’
Henry Wimbush is geen cynicus maar een halvegare: juist dat maakt de zin onvergetelijk.
Vrijdag 26 augustus
Joy is weer thuis, moe maar uitgerust na vijf weken Amerika en een vlucht van negen uur.
Benno Barnard

-
Prinses Clementijntje
22-03-2023 Benno Barnard vertelt in zijn dagboek over Prinses Clementijntje.
-
Roald Dahl en de ‘Rondkoppen’
04-03-2023 De 'Rondkoppen' waren de puriteinen die de Engelse burgeroorlog zouden winnen onder leiding van Cromwell. Hun vreugdeloze afstammelingen hebben een nieuw slachtoffer gevonden.
-
De kermis der letteren
01-03-2023 Tussen België en Nederland: op pad voor mijn nieuwste boek, met als omslag de biddende Frans-Jozef tegen een bloedrood dat enkel Europa kan voorstellen.
-
Andalusisch dagboek (deel 2)
15-02-2023 Tussen dreigende Andalusische bergen, waar het katholicisme de Moren verdreef en het nu postuum voortleeft, en waar avocado olijfbomen vervangt.
-
Andalusisch dagboek (deel 1)
01-02-2023 Een bezoek aan het Alhambra is verplichte kost. We beklimmen de steile heuvel die naar het complex leidt, want ‘wandelen is gezond’.