Boeken die troost brengen
Boeken brengen troost. Op alle leeftijden.
Nieuwe Doorbraak-medewerker Jürgen Pieters vergast u de komende weken met literaire inzichten over ’troost’.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIn The Guardian en de New York Times werd de voorbije weken aan verschillende schrijvers gevraagd welke boeken ze lezen in deze tijden van troosteloosheid. De auteurs zijn niet de minsten: Hilary Mantel, Max Porter, Alan Hollinghurst, Elif Shafak, … Comfort reading blijkt in tijden van lockdown literatuur te zijn met een vooruitzicht, met hoop en, uiteraard, humor.
Opvallend, verschillende auteurs vermelden boeken die de lezer naar een andere plek brengen – novels of transport zoals men dat in het Engels zo mooi zegt. In een tijd waarin we zelf in ons kot moeten blijven, gaan we graag op stap in ons hoofd. Naar andere tijden, bijvoorbeeld. Historische romans blijken goede troostboeken. Ze maken ons duidelijk, zegt David Mitchell, dat we deel zijn van ‘the human continuum’, een keten van generaties die wel soms onder druk staat, maar toch verdergaat. De nieuwste roman van Hilary Mantel komt wat dat betreft als geroepen: het derde deel van haar trilogie over het zestiende-eeuwse Engeland van Thomas Cromwell verkoopt nog beter dan de vorige twee.
De troost van de literatuur
In andere novels of transport verplaatsen we ons naar plekken die niet bestaan. Schrijfster Kamila Shamsie zegt troost te vinden in De onzichtbare steden van Italo Calvino: ‘Facts are irrelevant when fiction is this enchanting’, schrijft ze. Feiten doen er niet toe wanneer de literatuur betovert.
Ook crime fiction schijnt het vandaag beter te doen dan anders. In tijden waarin we niet weten wat te verwachten, grijpen we naar boeken die naar een duidelijk einde toewerken. Mensen vinden boeken met een begin, een midden en een einde troostend, zegt een uitgeefster. Dat het niet altijd om een happy end gaat, nemen we er graag bij. Zolang de dingen in onze boeken maar helder eindigen.
Al vijf jaar ben ik bezig aan een boek over de troost van de literatuur. In de zomer zou het klaar moeten zijn. Het onderwerp lijkt plots actueler dan ooit, maar het is zeker niet nieuw. Zelfs de Ilias eindigde al met een scène waarin de oude Trojaanse koning Priamos getroost wordt door Achilles, de moordenaar van zijn zoon. De poëzie van Dante is één lange zoektocht naar ‘de vertroosting van het gedicht’. Meer dan de filosofie kon de poëzie troost brengen, vond Dante.
En ook bij Shakespeare, de grootste auteur ooit, zijn er talloze scènes waarin de troost haarfijn wordt gefileerd. Troost is retoriek, ontdekt Hamlet: words, words, words. Vaak is degene die troost bij Shakespeare een leugenaar of een huichelaar. Claudius in Hamlet is een goed voorbeeld: hij tracht zijn neef te troosten bij de dood van diens vader. Hamlet weet niet wat wij weten: degene die troost is een moordenaar. Deze troost moet dus wel fake zijn.
Gustave Flaubert en George Sand schreven elkaar in de winter van 1876 brieven over literaire troost. Sand vond dat haar boeken hoop gaven, omdat ze toonden hoe mensen moeilijke omstandigheden te boven kwamen. Het werk van Flaubert vond ze troosteloos: het verhaal liep altijd slecht af, en nergens bood de auteur zijn lezer een boodschap om de dingen in een ander perspectief te plaatsen. Flaubert vond dat zijn taak niet, en bovendien, schreef hij, werd hem elke dag aangetoond dat de mens een door en door beperkt schepsel is.
Stilleven met papegaai
De auteurs die in The Guardian en de New York Times aan het woord komen, doen vermoeden dat we in deze coronatijden eerder aan de kant van Sand staan dan aan die van Flaubert. De meeste lezers hebben vandaag geen nood aan boeken die hen met de neus op de feiten duwen. Literatuur die troost moet uplifting zijn. Het woord valt in de interviews om de haverklap. (Dat sommigen nu De pest van Camus (her)lezen, lijkt me de uitzondering die de regel bevestigt.)
Na zijn brievendiscussie met Sand begon Flaubert aan het wondermooie Un coeur simple, een verhaal waarmee hij zijn oude vriendin duidelijk wou maken dat hij wel degelijk troostliteratuur kon schrijven. Jammer genoeg stierf Sand voor ze het verhaal kon lezen.
Un coeur simple gaat over Félicité, een mensje dat haar leven lang een zeer onsympathieke meesteres dient. Ze ziet in de loop van het verhaal iedereen sterven. Ze eindigt alleen op een kamertje, met als enig gezelschap een opgezette papegaai. Als Félicité zelf haar laatste adem uitblaast, heeft ze een visioen waarbij die papegaai haar in de hemel verwelkomt. Of Flauberts verhaal troost biedt, moet u zelf maar zien, maar met Félicité heeft hij ons wel in wondermooie zinnen een van de grootste kleine helden uit de westerse letterkunde geschonken. Als literatuur troost kan brengen, dan zit ze zeker ook daar: in het tonen van kleine mensen die grote dingen doen zonder daarvoor iets terug te verwachten.
Troostscènes
De komende maanden buig ik me hier om de twee weken over de troost van de literatuur. Meer dan eens zal het daarbij gaan over scènes uit de wereldliteratuur waarin er getroost wordt. Nu eens succesvol, dan weer niet. Hamlet wil gewoonweg niet getroost worden, ook al heeft hij er nood aan. Bij Félicité komt de troost vanzelf. Haar papegaai doet haar denken aan de Heilige Geest, waarvan Flaubert wist dat hij vaak de trooster wordt genoemd, ‘paraklètos’.
Dat we als lezers ook beter worden van literaire troost wil ik overigens niet gezegd hebben. Dat hangt van onszelf af. En van de situaties waarin we ons bevinden. Maar ik denk wel dat de literatuur ons kan doen nadenken over wat troost precies is. We lijken het woord vandaag nog vaker dan voordien te gebruiken, meer misschien dan goed of nuttig is. Een troostrijke tocht door de westerse literatuurgeschiedenis kan ons vizier hopelijk wat scherper stellen.
Jürgen Pieters doceert literatuurwetenschap en 'Creative criticism' aan de Universiteit Gent. Recent verschenen 'Literature and Consolation' (Edinburgh University Press) en 'Een boekje troost' (Borgerhoff & Lamberigts). Hij werkt aan een nieuw boek over lezen in contexten van zorg.
De lotgevallen van Don Quichot lijken ‘wreed grappig’, maar kunnen evengoed een toonbeeld van zelfopoffering uit een verloren gegane wereld zijn.
Amerikakenners Roan Asselman en David Neyskens bespreken de actualiteit aan de overkant van de oceaan.