Gedane zaken nemen in België geen keer
Kritiek op staatshervormingen altijd genegeerd
En daar is BHV weer! De werklastmeting van KPMG bevestigt de stelling dat de Vlaamse partijen zich in het BHV-akkoord hebben laten rollen. Zullen de boude feiten de acht partijen opnieuw naar de onderhandelingstafel drijven? Als het verleden een indicator is, dan luidt het antwoord ‘wellicht niet’. De hoeders van de eerdere staatshervormingen bleven traditioneel doof voor elke kritiek.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementGeen enkele Belgische staatshervorming bleef gespaard van fundamentele en inhoudelijke kritiek. Maar niet elke tegenwerping dateert van na de feiten, met het voordeel en het gemak van de geschiedenis. De meeste kritiek die ook vandaag nog geformuleerd wordt vis-à-vis verschillende staatshervormingen is ouder dan de staatshervormingen in kwestie. Het is dus niet zo dat de constructiefouten onzichtbaar waren toen de akkoorden werden gesloten en pas achteraf aan het licht kwamen. Het is veel erger: men was zich zeer bewust van de gevaren, maar men ging toch door.
Vergrendeld
De eerste staatshervorming (1970) is die van de Grendelgrondwet. De Vlamingen gaven hiermee (voorgoed?) hun eigen meerderheid uit handen, zonder zelfs maar een akkoord over de gewestvorming of het statuut van Brussel. De Franstaligen, die bij een zetelaanpassing in 1965 enkele zetels hadden moeten inleveren, vreesden minorisering en hielden zich aan het oude adagium dat beweert dat de aanval de beste verdediging is. Aan de grendelgrondwet – de term werd al voor de goedkeuring van de staatshervorming gebruikt – ging een hevig debat vooraf, waarin onder andere de Volksunie hevig tekeer ging tegen de grendels, onder meer met een virulente affichecampagne. Het heeft niet mogen baten.
De kritiek op de staatshervorming van 1980 was vooral gericht op de hiaten in het akkoord. Zo werd onderwijs omwille van de lieve schoolvrede niet tot de persoonsgebonden aangelegenheden gerekend, de financiële autonomie van de deelstaten bleef beperkt en slechts in de vorm van dotaties en ristorno’s, er werd zelfs geen poging meer ondernomen om tot een akkoord over Brussel te komen en de meeste conflictbeheersing werd toevertrouwd aan paritair samengestelde organen die vaak alleen in consensus kunnen beslissen. Al deze gebreken kwamen ook al aan bod in de debatten voorafgaand aan de nieuwe staatshervorming. Het voornaamste tegenargument was telkens dat het akkoord op tafel het best haalbare akkoord was. Dat is trouwens een klassieker in elke discussie over de hervorming van België. Zelfs logische aanvullingen moeten dan plaatsmaken voor louter politieke of zelfs electorale logica. In dezelfde reeks van drogpleidooien past trouwens ook de dooddoener ‘Een staatshervorming hoeft geen schoonheidsprijs te winnen’.
De staatshervorming van 1988 heeft vaak een relatief goede reputatie, maar was evenmin als zijn voorgangers vrij van constructiefouten. Al bij het aantreden van Martens VIII werd gewaarschuwd voor de risico’s die gepaard gingen met de beslissing om de staatshervorming op te delen in drie verschillende fasen. De onheilsprofeten kregen eens te meer gelijk: de derde fase zou er nooit komen. In 1988 beging men bovendien de historische vergissing om Brussel te erkennen als (hoofdstedelijk) ‘gewest’. De regeling wordt nog altijd bekritiseerd door Vlamingen die zich binnen België tegenover Wallonië én Brussel geplaatst zien, maar ook door Brusselaars die zich door de complexe en weinig performante geweststructuur gehinderd voelen. Ook deze nadelen van het akkoord werden netjes voorspeld, maar na de fameuze ‘honderd dagen’ van Dehaene was een heronderhandeling van het bereikte akkoord simpelweg onbespreekbaar.
Vragende partij
Over de staatshervorming van 1993, meestal aangeduid als het Sint-Michielsakkoord, heeft Philippe Busquin ooit gezegd: ‘We hebben gekregen wat we vroegen. Wij waren vragende partij. Op onze eisen hebben we voor 90 procent voldoening gekregen. Nu zijn we geen vragende partij meer.’ Uit de mond van een PS-voorzitter (1992-1999) is dat geen taal om vrolijk van te worden. Hoewel er na het Sint-Michielsakkoord stappen werden gezet om de politieke instellingen, vooral dan de verschillende parlementen, ingrijpend te hervormen, blijven de meeste Vlamingen op hun honger zitten wat betreft verdere bevoegdheidsoverdrachten.
Illustratief in dat verband is het feit dat toenmalig CVP-voorzitter Herman Van Rompuy op 1 mei 1993, wanneer de parlementaire behandeling van de vierde staatshervorming nog in volle gang is, zijn handtekening plaatst onder een van de artikelen van het programma ‘Vlaanderen 2002’ waarin onder meer gesteld werd dat ‘de staatshervorming een dynamisch proces is. Niets mag ons beletten om de politieke discussie voort te zetten over zaken als de regionalisering van de sociale voorzieningen, van het economische en sociale beleid, van het wetenschapsbeleid, van het vervoersbeleid en van de algemene wetgeving’. Nog voor de vierde staatshervorming goed en wel goedgekeurd was, hengelde de grootste Vlaamse partij dus alweer naar de vijfde. Nog los van de beperkte bevoegdheidsoverdracht werd BHV in 1993 bewust bestendigd én uitgebreid. De staatshervormers van toen gaven verder op halfslachtige wijze een nieuwe invulling aan de behouden senaat.
De vijfde staatshervorming is wellicht een van de meest omstreden akkoorden uit de communautaire geschiedenis. De Vlaamse christendemocraten, voor het eerst bij een staatshervorming niet betrokken als regeringspartij, voerden hevig oppositie tegen het door premier Guy Verhofstadt bereikte akkoord. De Volksunie zag zijn einde bezegeld door de interne tegenstellingen over de staatshervorming, wat de inhoudelijke kritiek op de voorgrond plaatste. Er werd echter andermaal niet geluisterd, zelfs niet naar de met harde cijfers onderbouwde stelling dat er voor een minimaal pakket aan bevoegdheden een overvloed aan middelen werd overgeheveld die de Franstaligen voor jaren de stimulans tot nieuwe onderhandelingen zou ontnemen. Die kritiek kwam ook al voor de goedkeuring en niet alleen vanuit de oppositie of de Vlaamse Beweging: ook bijvoorbeeld het VEV (voorloper van VOKA) wees al op deze fundamentele vergissing. De bezwaren werden weggewuifd.
Een dwaling is een onbedoeld begane zonde, die men niet zwaar kan aanrekenen omwille van het onbewuste karakter. Bij de Belgische staatshervorming is er zelden sprake van een dwaling: men wist telkens goed wat men deed, welke risico’s er waren en welke toekomstige kansen gehypothekeerd werden. Telkens gold dat aan een bereikt akkoord niet getornd kon worden, eenmaal het was bereikt. Het is niet zo dat Belgische politici, generatie op generatie, kleine kinderen zijn die niet in staat zijn om een vergissing toe de geven. De akkoorden die ze sluiten zijn echter zo wankel en kwetsbaar dat zelfs logische aanvullingen of correcties onmogelijk worden geacht. Voor een aanpassing moet men wachten op een volgende hervorming, wat jaren kan duren.
Het valt daarom te vrezen dat alle terechte bezwaren die tijdens de verdere parlementaire behandeling van de zesde staatshervorming straal genegeerd zullen worden. Niet omdat de voorgestelde correcties zo onredelijk zijn, maar omdat Belgische staatshervormingen geen tweede lezing verdragen. Dat is in het bijzonder pijnlijk voor het parlement zelf, dat zo andermaal gedegradeerd wordt tot de doofstomme uitvoerder van de koop zoals die werd gesloten door een groep partijvoorzitters, ver weg van het parlement.
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Daniël Walraeve (1988) is het pseudoniem van een brave historicus die eigenlijk maar één onhebbelijk trekje heeft: hij is een onverbeterlijke consument van traditionele media. Elke dag leest hij zowat alle kranten en elke dag wordt hij dan weer vreselijk boos om een of ander editoriaal of ander naïef opiniestuk. Hij kan er zelf echt niets aan doen, tenzij er af en toe een stukje over plegen voor Doorbraak. Stokpaardjes zijn ideologie, identiteit en samenleven.
Met een communautaire campagne graaft De Wever zijn eigen graf. Dat vertikt hij.
Jack London was een veelschrijver én avonturier. Zijn omzwervingen overtuigden hem van de noodzaak van een socialistische samenleving, een idee dat hij verwerkte in zijn boeken.