Gespleten Spanje
Nog nooit sinds zijn overlijden in 1975 waren Franco en zijn begraafplaats zo’n topic als vandaag.
foto © Reporters
Afgelopen maandag had Franco moeten opgegraven worden uit zijn praalgraf in de Valle de los Caídos. Prof Luc Rasson reisde naar ginds en verzamelde enkele impressies.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementIk ben voor niets naar Madrid gevlogen. Op maandag 10 juni om 10 uur moest de opgraving van de dictator plaatsvinden. Franco, de man die volgens de socialistische regering van Pedro Sánchez niet mag rusten in de Valle de los Caídos (Vallei der Gesneuvelden), het cyclopisch monument dat de voormalige Caudillo liet bouwen in de bergen van de Guadarrama en waar 33.833 gesneuvelden van de burgeroorlog begraven zijn. Ik ben voor niets gekomen want het hooggerechtshof heeft de opgraving voorlopig opgeschort. Dat deed het op vraag van onder meer Franco’s zeven kleinkinderen en de benedictijnse monniken van de Valle. De uitspraak ten gronde wordt verwacht na de zomer. Ik verblijf in de Hospedería Santa Cruz,het gastenverblijf van het domein dat zich bevindt in het voormalige klooster. De monniken wilden namelijk een rechtstreekse toegang tot de basiliek en kregen een nieuw klooster. Mijn sobere kamer kijkt uit op het 150 meter hoge kruis, het hoogste van de wereld zoals de verdedigers van het monument trots herhalen. Die maandagochtend 10 juni ben ik bijna alleen in het domein, want het is sluitingsdag. Ik flaneer rond de basiliek. De sfeer is unheimlich. De verpletterende architectuur roept herinneringen op aan de gothic novels van Horace Walpole of Ann Radcliffe. Hier adem je het doodsaroma in van het strenge Spaanse katholicisme waarvan ook het franquisme doordrongen was.
De deur stond open
Pablo, de receptionist van het hotel, had me gezegd dat de basiliek op maandag gesloten is. Maar ik zie dat de deur openstaat. Geen controle, deze keer hoef ik niet langs de metaaldetector te passeren. Ik loop ongehinderd binnen en voor de eerste keer – dit is mijn zesde of zevende bezoek – ben ik moederziel alleen in het onmetelijke heiligdom dat in de rotsen is uitgegraven. De martiale standbeelden met hun reusachtige zwaarden lijken me verwijtend aan te staren. Achter deze muren liggen ze, de duizenden gesneuvelden – franquisten, republikeinen en de 12.410 die nooit zijn geïdentificeerd. Toch ben ik niet helemaal alleen: ik hoor gestommel van de kant van het altaar. Hopelijk staan de doden niet op zoals die van de Grote Oorlog in de machtige slotsequentie van Abel Gances film J’accuse uit 1919. Ik loop door want ik wil natuurlijk nog eens de grafsteen van Franco zien, aan de achterkant van het altaar. In de zijbeuk werken twee mannen aan de verlichting. ‘U weet toch dat de basiliek gesloten is?’ Ik hou me van de domme: ‘Ja maar, de deur stond open…’De man maant me aan het gebouw te verlaten. Ik haast me niet en neem een kijkje bij het graf van Franco. Zoals altijd liggen er bloemen. Het is 10 juni 2019, 10.20 uur. Was het hooggerechtshof niet tussengekomen zou men op dit ogenblik de kist boven halen.
Franco ligt dus nog in de Valle de los Caídos, ondanks Pedro Sánchez’ aankondiging, nu een jaar geleden, dat de dictator zou zijn weggehaald tegen het einde van de zomer van 2018. Tussen droom en daad… Maar het socialistisch initiatief heeft een ongewenst effect gehad. De bezoekerscijfers aan de Valle zijn met 75 procent gestegen en Franco’s lijk – mijn excuses voor de manke beeldspraak – gaat over de tong. Sinds zijn dood in november 1975 is hij zelden zo aanwezig geweest en de kloof tussen de Spanjaarden blijft diep. Dat merk ik in de loop van mijn kort verblijf in de omgeving van Madrid.
Christus en joints
Ik rijd van de Valle naar Majadahonda, net buiten de hoofdstad. Een – toegegeven – wat bizarre hobby van mij is namelijk op zoek gaan naar overblijfselen van burgeroorlog en dictatuur, voor ze volledig uit het straatbeeld verdwijnen als gevolg van de wet over het historisch geheugen die de vorige socialistische regering, die van José Luis Zapatero, stemde in 2007. In Majadahonda staat er sinds 1970 een monument voor twee Roemeense vrijwilligers bij de franquisten, Ion Mota en Vasile Marin, die in 1937 sneuvelden.
Ik heb moeite om het monument te lokaliseren en spreek een man van een 70 jaar aan. Die zal het wel weten. En hoe. Hij steekt van wal en laat me niet los. Het gedenkteken blijkt een vijftigtal meter verder te staan, verborgen achter een paar bomen. De man windt zich op. Het ding is een schandaal, het moet weg! Hoe kan een modern, democratisch land aanvaarden dat er in het straatbeeld gedenktekens staan die fascisten ophemelen? Dit zou toch niet mogelijk zijn in Duitsland? Ik krijg er geen speld tussen. De man is belezen, haalt er de hele Spaanse geschiedenis bij, hekelt de nefaste rol van de monarchie, maar vooral van de Kerk, zingt de lof van de Verlichting en van de Franse laïciteit. Hij was liever Fransman geweest dan Spanjaard, vertrouwt hij me toe. Wanneer ik hem vraag wat hij denkt over Franco’s lijk, ken ik het antwoord op voorhand. Zijn opwinding stijgt ten top: de tiran had al lang moeten verdwijnen uit zijn praalgraf in het fascistische monument! Hij wordt rustiger wanneer we het over literatuur hebben. De grootste Franse schrijver, zegt hij, ook al was hij geen Fransman, was Simenon. Wat een toeval: ik lees en herlees op dit ogenblik de Luikse schrijver. Ik toon hem mijn exemplaar van Les gens d’en face,uit 1933. We vallen bijna in elkaars armen.
Ik slaag erin me los te wrikken en loop naar het gedenkteken voor de Roemenen. Het bestaat uit vier bogen bekroond door het in de Franco-context onvermijdelijke kruis. Ik merk ook de tralies – het symbool van de IJzeren Garde,de Roemeense fascistische organisatie van Corneliu Codreanu. Zoals veel franquistische monumenten is het volledig verwaarloosd. Om dichterbij te komen loop ik over een tapijt van glasscherven: hier bouwen jongeren feestjes. Ik lees dat de twee vrijwilligers op 13 januari 1937 gevallen zijn voor God, Spanje en Roemenië. Er staan ook citaten van het duo waaruit blijkt dat ze gelukkig zouden zijn voor Christus te vechten en te sneuvelen. Hun wens is vervuld. Maar de hoogdravende woorden zijn overschilderd door veelkleurige grafitti. Ik zie onder meer het cijfer 69staan en het gevleugelde woord ‘Sin porros no hay vida’ – ‘Zonder joints is er geen leven’. De loop van de geschiedenis is soms onverbiddelijk: de houterige, opgeblazen stijl van het franquisme is definitief ingehaald door een hedonistische jongerencultuur.
Het monument van de verzoening?
Ik rijd terug naar de Valle want ik heb een afspraak met de directeur van de hospedería. Ik wil weten wat hij denkt van het getouwtrek rond Franco’s lijk. Álex Navajas antwoordt vriendelijk en openhartig op mijn vragen. Het klopt dat sinds de aankondiging van de exhumatie het aantal bezoekers sterk gestegen is en ook het gastenverblijf profiteert daarvan. Maar het toerisme is vooral religieus van aard. Mensen die specifiek voor Franco komen zie je hier amper volgens hem. Ik vraag hem wat het monument voor hem betekent en hij geeft mij het antwoord dat in rechtse kringen gangbaar is: er liggen gesneuvelden van beide kampen, het is dus het monument van de verzoening onder het teken van het kruis. Dat klopt historisch gesproken niet. Franco’s toespraak bij de inhuldiging van het mausoleum op 1 april 1959 was zeer strijdvaardig: er was sprake van de (communistische?) duivel die altijd nieuwe listen en vermommingen vindt… Je kunt bezwaarlijk stellen dat de Caudillo de hand reikte aan de overwonnenen. Wanneer ik bovendien opwerp dat de republikeinse gesneuvelden naar hier zijn overgebracht zonder toestemming van hun families en dat wellicht ook niet gewenst hadden, ontkent de directeur dat met klem. Daarmee gaat hij in tegen de historische waarheid. En wat Franco betreft: Navajas zou het liefst hebben dat hij blijft liggen. Tenslotte ligt ook Lenin nog op het Rode plein, zegt hij. Maar het hoeft niet per se: Franco heeft nooit duidelijk gemaakt waar hij wilde rusten. Bovendien was het mausoleum gereserveerd voor slachtoffers van de burgeroorlog. En dat is degeneralísimoduidelijk niet.
Op het slagveld van Brunete
‘s Anderendaags ga ik Sven Tuytens opzoeken, radiocorrespondent voor de VRT en auteur van Las mamás belgas, een boek over joods-Belgische vrijwilligsters die als verpleegsters gingen werken in republikeinse hospitalen. Hij woont op een goed halfuur rijden van de Valle. Ook hij heeft het virus te pakken van de geschiedenis van burgeroorlog en dictatuur. Hij ontvangt me hartelijk en nodigt mij uit voor een ritje op het slagveld van Brunete. Hier vond in de zomer van 1937 een van de belangrijkste veldslagen plaats van de Spaanse burgeroorlog. Sven blijkt een specialist van deze belangrijke episode van de burgeroorlog, waar de republikeinen poogden het initiatief te nemen tegen de oprukkende generaals. Samen met Ernesto Viñas gaat hij op het voormalige slagveld wandelen en verzamelt hij objecten die vandaag nog in de Spaanse aarde liggen: kogelhulzen, obussen, gebruiksvoorwerpen, sardineblikjes, militaire kentekens, enz. Ze zijn verzameld in de kelder van het huis van Viñas. Het zou mooi zijn mocht mocht hier een museum van de slag van Brunete komen maar er is geen belangstelling van de kant van de overheid…
Omringd door deze tastbare sporen van het verleden van de burgeroorlog keuvelen we over het Spanje van de 20ste eeuw en hoe gevoelig de discussie vandaag nog altijd ligt. Ook van Ernesto Viñas wil ik weten wat hij denkt over Franco’s stoffelijke resten. Hij heeft daar een duidelijke mening over, net zoals de Simenon-lezer van Majadahonda: hij moet weg. Het monument heeft niets met verzoening te maken. Republikeinse gesneuvelden zijn er overgebracht zonder dat men hun familie heeft geraadpleegd. Zij liggen daar nu in het gezelschap van hun beul. Lachend voegt Ernesto eraan toe: het zou nog beter zijn mochten we Franco laten liggen en de 33.833 ergens anders begraven… Dan zou het monument echt van Franco zijn en hoeven we er ons niet meer over te bekommeren.
In het antiquariaat
Ik rijd terug naar El Escorial. Ik ga met Antonio spreken die een antiquariaat uitbaat met een mooie collectie over burgeroorlog en dictatuur. In 2015 al gaf hij me een aantal tips voor boeken over de geschiedenis van de Valle de los Caídos. Hij toonde me ook een postkaart van de rots vóór de bouw van het monument en het kruis dat Franco zelf erop tekende… Jammer genoeg oversteeg de prijs van de ansichtkaart ver mijn budget.Antonio is een boekhandelaar van de oude stempel. Hij kent zijn vak en neemt tijd om met zijn klanten te spreken en hen te adviseren. Uiteraard hebben we het over het lijk van de dictator. Hij gaat niet rechtstreeks in op de kwestie maar neemt het op voor de monniken. Je moet begrip opbrengen voor hun standpunt, zegt hij mij. Zij hebben het geheel in bewaring gekregen en willen het zo houden. Ik begrijp dat zij zich verzetten tegen de opgraving. Trouwens, je solt niet met de doden. Laat ze met rust.
En wat dan met de meer dan 100.000 slachtoffers van de franquistische repressie die vandaag nog her en der in massagraven liggen? Antonio is de mening toegedaan dat je het verleden best met rust laat. Het zal niet eenvoudig zijn ze te identificeren, en bovendien, vraagt hij, ben je er zeker van dat ondertussen de achterkleinkinderen erop zitten te wachten dat hun voorouder wordt opgegraven? Het klopt natuurlijk dat op lange termijn het vergeten de bovenhand krijgt – wie organiseert nog herdenkingen voor de slachtoffers van de slag van Hastings? Toch kan ik Antonio geen gelijk geven: kan het dat in een beschaafd land meer dan 100.000 mensen, vermoord door opstandige militairen, geen waardige begraafplaats krijgen? Dat lijkt me dringender dan de symbolische schermutseling rond Franco’s lijk.
Voetbal en vrouwen
Spanje is en blijft een gespleten land. In een vorige bijdrage citeerde ik al de sterke verzen van Antonio Machado die zich in 1912 tot een jonge Spanjaard richt: ‘una de las dos Españas ha de helarte el corazón.’ ‘Eén van de twee Spanjes zal je hart bevriezen.’ Antonio Machado, de republikein, terwijl zijn broer Manuel partij had gekozen voor de franquisten. Terug in de hospedería knoop ik een gesprek aan met de jonge receptionist Pablo. Ook hij is van mening dat de Valle de los Caídos een geest van verzoening uitdrukt. Hij begrijpt de heisa niet. Het kruis is toch een symbool van verzoening? Er liggen toch nacionales en rojos(roden) broederlijk naast elkaar? De terminologie zelf is natuurlijk al een standpunt. Wanneer ik hem vraag of hij niet bang is dat er in dit land, dat een traditie van burgeroorlogen kent, ooit een nieuwe explosie van geweld komt, wuift hij mijn vraag weg. Ach, onder vrienden zijn we het niet noodzakelijk eens. We kennen elkaars opinies, maar weet je wat we doen? Vamos a tomar una copa, we gaan een glas drinken, we ouwehoeren wat over voetbal en vrouwen en we vergeten de rest. Ik hoop dat Pablo gelijk heeft.
Luc Rasson is gefascineerd door de manier waarop het verleden het heden blijft bepalen. In zijn laatste boek, 'Het lijk van de dictator', illustreert hij dat aan de hand van de lotgevallen van het stoffelijk overschot van respectievelijk Franco, Mussolini en Pétain.
De instorting van het Derde Rijk ging gepaard met een golf van zelfmoorden, niet alleen uitgevoerd door hooggeplaatste nazi’s.
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.