Het N-woord
Waalse regionalisten koesteren taboe dat hen schaadt
Waals minister-president Rudy Demotte (PS) suggereerde eerder deze week zowaar dat nationalisme ook best open en inclusief kon zijn. Uit de voorspelbare Franstalige kritieken plukken wij de repliek van een partijgenoot en naaste collega van Demotte: minister-vice-president Jean-Claude Marcourt (PS). Of hoe semantiek de Waalse regionalisten dwars zit.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementDe jaarlijkse persconferentie waar de Fêtes de Wallonie worden toegelicht, kreeg zelden zoveel aandacht. Het gebeurt dan ook niet elke dag dat een Franstalige minister-president het woord ‘nationalisme’ in de mond neemt als het over het Waalse zelfbewustzijn gaat. In de commotie die op de uitspraken van Rudy Demotte volgde, ging het vooral over de vraag of het woord in deze context wel goed gekozen was. De bekende kritieken op het nationalisme werden tot in den treure herhaald: nationalisme is per definitie een venijn dat hand in hand gaat met uitsluiting en onverdraagzaamheid. Het is een grijsgedraaide plaat, maar zeker in Franstalig België nog steeds een dikke hit. Precies daarom was de insteek van Demotte zo verfrissend: hij gaf aan dat ‘nationalisme’ ook open, verdraagzaam, positief en inclusief kon zijn. Voorwaar een ongehoord standpunt.
Op vrijdag liet ook Waals minister van Economie Jean-Claude Marcourt van zich horen. Marcourt is de luitenant van Demotte: een steunpilaar van de gewestregering die door vriend en vijand wordt erkend als een hardwerkende en verstandige vakminister. Hoewel hij al jaren timmert aan het economische herstel van Wallonië, werd hij in Vlaanderen vooral bekend toen hij samen met zijn Vlaamse tegenhanger Frank Vandenbroucke (sp.a) een principeakkoord over de (gedeeltelijke) overdracht van het arbeidsmarktbeleid afsloot. Marcourt is dan ook een overtuigde regionalist. Vanuit rationele overwegingen wil deze Luikenaar inzetten op het Waalse gewest, dat hij economisch sterk en zelfbewust wil maken. De Waalse minister-vice-president is ook een uitgesproken criticus van de gemeenschappen, die hij nog het liefst ziet verdwijnen. Dat laatste is in Wallonië, waar de gemeenschap als constructie wordt gekoesterd om de band met Brussel stevig te houden, een niet zo evident standpunt als het misschien lijkt. Zonder al teveel grote woorden te gebruiken gelooft Marcourt in de dingen zelf doen en ze goed doen.
Van een regionalist als Marcourt zou je verwachten dat hij de uitspraken van zijn minister-president zou toejuichen. Tenslotte had ook Demotte een groeiend Waals zelfbewustzijn op het oog. Maar Marcourt is hard: nationalisme is niets meer dan je terugplooien op jezelf, het is de antithese van het multiculturele Wallonië. Niet dat Marcourt zijn eigen ideeën heeft veranderd. Hij heeft het gewoon liever over ‘economisch patriottisme’, trots om de dingen zelf in handen nemen. Het grote probleem schuilt dus louter in het woord, dat in België te negatief geladen zou zijn.
Het is bijna tragisch dat Marcourt met zijn uitlatingen de stigmatisering van elk nationalisme verder in de hand werkt. Als de regionalist zijn politieke droom om Wallonië verder uit te bouwen als sterke en krachtige regio wil realiseren, dan is zijn beste bondgenoot nu en na de verkiezingen van 2014 het Vlaams-nationale kamp. Elke onderhandeling met de N-VA wordt echter verder bemoeilijkt door het systematische diaboliseren van het nationalisme. Een intelligent man als Marcourt snijdt zo op termijn in zijn eigen vel.
Het Franstalige terugdeinzen voor een term die in Vlaanderen ondanks de inspanningen van sommigen steeds meer genormaliseerd raakt, doet wat denken aan de vocabulaire gevoeligheden aan de overzijde van de oceaan. In de Verenigde Staten is ‘the n-word’ het prototype van een taboewoord. Omdat het neerbuigende ‘nigger’ wordt geassocieerd met donkere bladzijden uit het vaderlandse geschiedenisboek, reageren Afro-Amerikanen ook vandaag nog zeer gevoelig op het gebruik van het n-woord door blanke landgenoten. Het taboewoord ‘nationalisme’ speelt bezuiden onze taalgrens de rol van het Amerikaanse ‘n-word’. In Franstalige hoofden wordt nationalisme nog altijd gelinkt aan het meest boosaardige uit de geschiedenis. Zolang dat zo blijft, moeten zeker Waalse regionalisten op hun woorden letten.
Lees ook: ‘Waals feest met tricolore strikje‘
<Vindt u dit artikel informatief? Misschien is het dan ook een goed idee om ons te steunen. Klik hier.>
Categorieën |
---|
Personen |
---|
Daniël Walraeve (1988) is het pseudoniem van een brave historicus die eigenlijk maar één onhebbelijk trekje heeft: hij is een onverbeterlijke consument van traditionele media. Elke dag leest hij zowat alle kranten en elke dag wordt hij dan weer vreselijk boos om een of ander editoriaal of ander naïef opiniestuk. Hij kan er zelf echt niets aan doen, tenzij er af en toe een stukje over plegen voor Doorbraak. Stokpaardjes zijn ideologie, identiteit en samenleven.
Met een communautaire campagne graaft De Wever zijn eigen graf. Dat vertikt hij.
Professor Dirk Rochtus leidt zoals elk jaar een reis naar Duitsland. Deze kaar naar het onbekende Silezië.