Maastricht ligt niet in een Wit-Russisch woud
Vooruitblikken in het verleden
foto © Reporters
In 1991 ontvouwden zich met 1 dag en 1500 kilometer verschil twee tegengestelde historische processen: de geboorte en de dood van een Unie.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementZe zaten goed afgeschermd, de twaalf Europese regeringsleiders, toen ze op 9 en 10 december 1991 vergaderden over de Europese samenwerking: een vergaderzaal in het gouvernement van de oude vestingstad Maastricht, achter zware bronzen deuren, op een eiland in de Maas enkel toegankelijk via een brug. Het opzet: de creatie van een Unie. West-Europese samenwerking, moeten we eigenlijk zeggen.
De toenmalige Europese Gemeenschappen telden toen nog twaalf leden, hoofdzakelijk West-Europese landen. Oost- en Centraal-Europa zaten toen nog in volle omwenteling. De restanten van het communisme werden volop op de mestvaalt van de geschiedenis geveegd, waardoor op veel plaatsen de bodem uit economie en maatschappij werd geslagen. Duitsland was pas uit twee één geworden, Joegoslavië had zijn oude vetes herontdekt en verzeilde steeds heftiger in een bloedige oorlog en ondertussen wist niemand waar het met de Sovjetunie heen ging, de Sovjets wellicht nog het minst van al.
De landen die die twee dagen een akkoord sloten om de Europese Unie op te richten voelden zich duidelijk aan de winnende kant van de geschiedenis staan. De aantrekkingskracht van de Unie die ze uittekenden, bleek groot. Op minder dan anderhalf decennium zou de EU van 12 naar 28 lidstaten uitgroeien, zelfs met lidstaten die op dat moment nog niet eens bestonden als onafhankelijke staat. Het proces was even ingrijpend als wat er zich na de twee wereldoorlogen afspeelde. Alleen was er, op Joegoslavië na dan, geen schot bij gelost – hoogst uitzonderlijk voor de Europese geschiedenis.
De geboorte van een Unie
Dat de top in Maastricht tot een akkoord zou leiden stond niet vast. De voorbereiding van de verdragstekst was in handen van de toenmalige Europese voorzitter Nederland. Maar Nederland was op dat moment zo druk bezig met te proberen de Joegoslavische boze geesten terug in de fles te krijgen, dat men pas zeer laat echt de leiding over de gesprekken kon nemen.
Een eerste werkstuk werd in september 1991 gepresenteerd. Dat liep uit op een totale afgang voor Nederland. De voorgestelde tekst werd door de 11 andere regeringsleiders compleet in de vernieling gereden. De volgende maanden draaien de diplomatieke molens op volle toeren om toch maar van de top in Maastricht een succes te maken. Maar toen de regeringsleiders zich op het eiland terugtrokken voor de onderhandelingen was het lang niet zeker of de verschillende regeringsleiders over voldoende manoeuvreerruimte beschikten om de nodige concessies te doen. Niet verwonderlijk dat men dan vooral naar Groot-Brittannië keek, wiens premier John Major de meeste moeite zou hebben om het nieuwe verdrag thuis te verkopen. Nu, zo vreemd was dat ook weer niet. President Mitterrand die voor Frankrijk aan de onderhandelingstafel aanschoof, had in de marge van de top in Luxemburg een half jaar eerder al te kennen gegeven dat de ultieme beslissing op zo’n top effectief pas in de laatste minuten valt.
Na twee dagen kwam er witte rook uit de schouw. Een akkoord over het verdrag waarmee de Europese Unie werd opgericht was afgeklopt, enkele maanden later kon dan de ondertekening doorgaan. Een structuur met drie pijlers – economische samenwerking, samenwerking in de buitenlandse politiek en samenwerking op het gebied van politie en justitie – kreeg vorm. Er kwam ook een Europese Muntunie die aan de basis lag van de huidige euro – én van de Maastrichtnorm voor de begrotingen waarmee Dehaene kans zag om de volgende jaren de Belgische begroting terug min of meer op orde te krijgen.
Het verdrag voorzag ook in opt outs, die de lidstaten toeliet bepaalde delen van het verdrag niet te incorporeren. Dat was natuurlijk op vraag van Groot-Brittannië, niet wetende dat die 25 jaar later voor de ‘Grote Opt Out’ zouden kiezen. Oorspronkelijk had de top ook tot de oprichting van een politieke unie moeten leiden, maar de animo daartoe was bijzonder klein – iets wat sommige oudstrijders van toen nog steeds betreuren. Niettemin, ondanks het ontbreken van een politieke unie gaven de twaalf lidstaten een belangrijk deel van hun soevereiniteit op om tot een nauwere samenwerking te komen.
De liquidatie van een Unie
Zoals dat hoort bij zo’n top verliep alles onder het oog van horden journalisten. De dag voordien, op 8 december 1991 was er echter 1 500 kilometer meer naar het oosten in alle luwte ook een topontmoeting afgerond, ditmaal niet op een eiland, maar wel even flink afgeschermd in een jachthut midden in het bos. Ook hier drie regeringsleiders: de presidenten Boris Jeltsin van Rusland, Leonid Kravtsjoek van Oekraïne en premier Vjatsjeslav Kebitsj van Wit-Rusland. Het opzet: het liquideren van een Unie.
De drie leiders waren afgezakt naar het woud van Białowieża om daar een akkoord te tekenen dat de Sovjet-Unie moest opheffen en vervangen door het losse samenwerkingsverband Gemenebest van Onafhankelijke Staten. Soms woedt wel eens de discussie of deze drie heren wettelijk wel bij machte waren om via een overeenkomst de Sovjet-Unie op te heffen, zeker zonder de aanwezigheid van president van de Sovjet-Unie Mikhail Gorbatsjov. Eigenlijk doet de discussie niet erg ter zake, want men deed niet meer dan feitelijk vaststellen dat de Sovjet-Unie sinds de mislukte coup van augustus 1991 niet meer bestond. De Sovjetregering was compleet machteloos geworden, niemand luisterde nog en het oplossingsproces dreigde hier en daar zelfs in complete chaos te eindigen.
De drie regeringsleiders kwamen ook niet met lege handen aan tafel. Meer dan een jaar voordien had Rusland zich reeds soeverein verklaard. Oekraïne had zich eind augustus onafhankelijk verklaard en had dat op 1 december 1991 bekrachtigd in een referendum waarbij er in iedere regio een ruime meerderheid voor onafhankelijkheid stemde. De manier waarop de voorbereiding en de publieke discussie hierover verliep is een schoolvoorbeeld van hoe je een referendum goed aanpakt. Op het moment dat Kravtsjoek in Wit-Rusland arriveerde hadden al tien landen de onafhankelijkheid van Oekraïne erkend, met Polen en Canada als eersten. Ook Wit-Rusland had zich in augustus al onafhankelijk verklaard.
Alle twijfel over het lot van de Sovjet-Unie werd weggenomen toen 11 van de 12 resterende Sovjetrepublieken op 21 december 1991 in Alma-Ata in Kazachstan bijeenkwamen om hun onafhankelijkheid te bevestigen. Alleen Georgië was niet aanwezig want daar waren ze hun onafhankelijkheid al aan het vieren met een bloedige staatsgreep tegen de zittende president Zviad Chamsachordia. De Baltische staten hadden reeds in 1990 de Sovjet-Unie verlaten. Op 12 december 1991 ratificeerde Rusland het Verdrag van Białowieża. Tenminste: men stelde vast dat men zich eigenlijk niet meer kon afscheiden van een staat die op dat moment al niet meer bestond. Gorbatsjov bleef baas van het Kremlin tot op 25 december, toen hij met een televisietoespraak afscheid nam en het definitieve einde van de Sovjetunie afkondigde. Daarna werden zijn kantoren in het Kremlin overgedragen aan de entourage van Jetsin en werd de Sovjetvlag op het Kremlin vervangen door die van Rusland. De laatste deed letterlijk het licht uit.
Maastricht of Białowieża?
Op één dag en 1 500 kilometer verschil speelden zich twee tegengestelde historische processen af. Aan de ene kant van het Europese continent besloten 12 regeringsleiders van democratische staten de soevereiniteit van hun staten deels op te offeren om tot een supranationale structuur op te richten. Aan de andere kant van het continent omarmden drie democratisch verkozen leiders – een primeur voor ieder van hun staten – om die soevereiniteit net ten volle te omarmen en de knelbuis van een gehate en tot op de draad versleten Sovjet-Unie af te werpen.
De eerste jaren leek het West-Europese model het meeste succes te hebben: nieuwe lidstaten sloten zich aan. Wie achterbleef gaf de indruk niet uit de economische malaise te geraken en verloor aan internationaal prestige. 26 jaar later treedt het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, trekken Centraal-Europese staten openlijk de Europese politiek in twijfel, kan Spanje enkel met harde repressie verhinderen dat het land afbrokkelt en wankelt een Belgische regering door de vraag over hoeveel soevereiniteit je als staat kan afstaan om de toegang tot je grondgebied te controleren en bevestigt Rusland met veel bravoure zijn soevereine status. Of Maastricht dan wel Białowieża de toekomst van Europa uitmaakt is lang niet zeker.
Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.
‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.