JavaScript is required for this website to work.
post

De start van de Rode Terreur

Vooruitblikken in het verleden

Paul Cordy27/8/2018Leestijd 4 minuten

foto © Reporters

100 jaar geleden pleegde Fanny Kaplan een aanslag op Lenin, diezelfde dag werd het hoofd van de Tsjeka in Petrograd vermoord.

Aangeboden door de abonnees van Doorbraak

Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.

Ik neem ook een abonnement

In de ochtend van 30 augustus 1918 fietst de dichter en militair cadet Leonid Kannegisser naar het gebouw waar het hoofdkwartier van de Tsjeka, de bolsjewistische geheime dienst belast met het onderdrukken van de tegenstand tegen de revolutie, in Petrograd is gevestigd. Wanneer even later Moisei Oeritsky, het lokale hoofd van de Tsjeka, arriveert schiet Kannegisser Oeritsky een kogel door het hoofd, spurt weg op zijn fiets en vlucht de Britse ambassade binnen. Wanneer hij daar wil vertrekken wordt hij na een vuurgevecht gearresteerd.

Diezelfde dag, 700 kilometer naar het zuiden, enkele uren later. Lenin verlaat in Moskou een wapenfabriek nadat hij daar de arbeiders heeft toegesproken. Op het moment dat hij in zijn auto wil stappen, opent de anarchiste Fanny Kaplan het vuur. Lenin wordt zwaargewond afgevoerd, overleeft de aanslag, maar zijn gezondheid is voorgoed om zeep. Kaplan wordt gearresteerd.

Kannegisser en Kaplan

Twee aanslagen die door de bolsjewieken aan elkaar worden gelinkt, maar zo goed als zeker geen enkele relatie met elkaar hebben. De twee schutters hadden dan ook weinig met elkaar gemeen. Kannegisser, een telg van een rijke joodse familie die op 7 november 1917 samen met andere cadetten het Winterpaleis had verdedigd, behoorde tot een antibolsjewistische groep die hem opdracht had gegeven Oeritsky neer te schieten. Hij had daar ook persoonlijke redenen voor. Oeritsky had immers het executiebevel ondertekend van zijn minnaar Viktor Pereltsveig, een officier die samen met andere militairen was vermoord. Kannegisser wilde met de moord ook ‘de goede reputatie van de Russische joden herstellen.’

Fanny Kaplan, kind van een groot joods gezin, behoorde al van jongsaf tot de Sociaal-Revolutionaire Partij. In 1906, op zestienjarige leeftijd werd ze gearresteerd wegens betrokkenheid bij een mislukte bomaanslag. De volgende 11 jaar bracht ze onder verschrikkelijke omstandigheden door in dwangarbeiderskampen, tot ze als gevolg van de Februarirevolutie vrijkwam. Ze raakte totaal gedesillusioneerd in de revolutie toen ze zag hoe Lenin de andere linkse revolutionaire partijen bij het groot huisvuil zette en de bolsjewieken de macht totaal naar zich toetrokken. Nochtans hadden ze bij de verkiezingen in november 1917 nauwelijks een kwart van de stemmen behaald en waren ze niet eens de grootste partij  geworden. De winnaar van de verkiezingen waren namelijk de Linkse Sociaal-Revolutionairen geweest, maar die waren ondertussen door de bolsjewieken uit de regering gegooid omwille van hun kritiek op de manier waarop de bolsjewieken de vrijheid van de vakbonden hadden beknot. Voor Kaplan had Lenin de revolutie verraden en verdiende hij het om doodgeschoten te worden. De aanslag maakte bijna zeker deel uit van een groter plan van de Sociaal-Revolutionairen om meerdere bolsjewistische kopstukken te vermoorden.

De Rode Terreur

Waren de motieven van de politieke moord en moordpoging heel verschillend, de gevolgen zouden voor beide ideologische groepen groot zijn. Ze vormden de rechtstreekse aanleiding tot het installeren van de Rode Terreur, een terreurregime dat systematisch tegenstanders en vermeende tegenstanders zou elimineren. Niet dat er voordien geen sprake was van geweld en politieke repressie. Eén van de grote twistpunten met de Sociaal-Revolutionairen bijvoorbeeld was de herinvoering van de doodstraf, niet alleen voor gemeenrechtelijke misdrijven, maar ook voor politieke misdrijven. De Sociaal-Revolutionairen waren radicaal tegenstander, de bolsjewieken slaagden er echter in ze in juni terug in te voeren.

Bloederige burgeroorlog

De revolutie, zowel de Februarirevolutie als de Oktoberrevolutie, waren met veel geweld gepaard gegaan. Ook de reactie daartegen schuwde het geweld niet. In 1918 verzeilde Rusland immers in een burgeroorlog waar aan weerszijden talloze wreedheden werden begaan. Het verschil tussen beide kampen was echter dat de terreur van de bolsjewieken systematisch, goed georganiseerd en op regeringsbevel verliep en veel meer slachtoffers maakte. Op 4 en 5 september 1918 stelden twee decreten de terreur officieel in. Het decreet van 4 september gaf het bevel om gijzelaars te nemen om aanslagen op leidende bolsjewieken te voorkomen. Die gijzelaars werden trouwens aan de lopende band geëxecuteerd.

Het tweede decreet beval de repressie van politieke tegenstanders te intensifiëren en politieke tegenstanders in concentratiekampen op te sluiten of te elimineren. Politieke tegenstanders, dat begrip moest ruim geïnterpreteerd worden. Iedereen die mogelijk het nieuwe regime kon dwarsbomen moest uit de weg worden geruimd. Tot een verdachte sociale groep behoren was al voldoende, bewijs van politieke activiteit moest niet worden gezocht. Of zoals het hoofd van de Oekraïense Tsjeka het in de krant Rode Terreur – de ‘beweging’ had zelfs zijn eigen krant – uitlegde: ‘Ga in het dossier niet op zoek naar incriminerende bewijzen of naar bewijzen van verzet tegen de bolsjewieken door de beschuldigde. Vraag hem tot welke klasse hij behoort, wat zijn achtergrond, zijn opleiding, zijn beroep is. Deze vragen bepalen het lot van de beschuldigde. Dat is de betekenis en essentie van de Rode Terreur.’ Niet de daden maar de afkomst gaven de doorslag. Het verschil tussen een sociale klasse en een vervolgde etnische groep werd op die manier wel heel klein.

Marxisme-leninisme en terreur

De Rode Terreur van de eerste jaren van het communistische regime in de Sovjet-Unie kostten honderdduizenden mensen het leven. Het zou slechts een vingeroefening blijken voor de nog veel grotere terreurgolven die het land de volgende decennia onder Stalin zouden treffen. Die terreurgolven zouden trouwens geen exclusieve karaktertrek van de Sovjet-Unie alleen blijven. Zowat iedere communistische staat die het marxisme-leninisme als basis had ging op een bepaald moment door een golf van terreur waar niet alleen effectieve politieke tegenstanders maar ook ‘klassevijanden’ in de ruimste betekenis van het woord in het vizier kwamen. Keer op keer terreurgolven ontketenen, ook als men in feite al vast in het zadel zit, dan wordt het moeilijk om te ontkennen dat terreur deel van de ideologie uitmaakt.

Er wordt vaak verwezen naar de twee terreurgolven die Frankrijk in 1792 en in 1793 troffen als voorloper van de Rode Terreur, maar die vergelijking is niet helemaal correct. Daar waar die Franse terreur duidelijk een ontsporing van de revolutie was, het gevolg van het verloop van de gebeurtenissen, maakte de Rode Terreur onverbrekelijk deel uit van de leninistische ideologie. Voor Lenin was het zuiveren van de maatschappij via terreur een onlosmakelijk deel van zijn politieke strategie om een nieuwe maatschappij tot stand te brengen.

Dat bleek al uit zijn essay uit 1908 waar hij lessen trok uit het mislukken van de Parijse Commune. De grootste fout die men toen maakte volgens Lenin was dat men te zacht was, te veel had ingezet op het overtuigen van vijanden, daar waar de Commune ‘zijn vijanden had moeten uitroeien’ – overigens de eerste keer dat, sprekend over mensen, het woord uitroeien in een politiek geschrift werd gebruikt. Terreur tegen politieke tegenstanders en het fysiek elimineren van hele maatschappelijke groepen maken onverbrekelijk deel uit van de marxistisch-leninistische ideologie. En dat roept toch wel vragen op wanneer politieke partijen in ons democratisch stelsel zich nog steeds op die ideologie blijven beroepen.

Paul Cordy is historicus en studeerde daarnaast nog Duitse taalkunde, filosofie en rechten. Hij was free lance journalist, leraar Duits en studiebegeleider Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Hij is districtsburgemeester van Antwerpen en gewezen Vlaams Parlementslid. Hij schreef onder meer "Wij zingen Vlaanderen vrij: Het verhaal achter 75 jaar Vlaams Nationaal Zangfeest', een verhaal dat hij zelf als jarenlang regisseur mee vorm gaf.

Meer van Paul Cordy

‘Ik ben Alexander De Croo, de premier waar 92,5 % van de Belgen niet op zat te wachten en wiens aanstelling 100 % van de Belgen verraste.’

Commentaren en reacties