De milieufilosofische ogen van Vermeersch
De ogen van de panda, dertig jaar later
foto © Houtekiet
Dertig jaar na publicatie blijft ‘De ogen van de panda’ het lezen waard, zelfs wanneer het deels achterhaald is. Mathieu Cockhuyt herleest.
Aangeboden door de abonnees van Doorbraak
Dit gratis artikel wordt u aangeboden door onze betalende abonnees. Als abonnee kan u ook alle plus-artikelen lezen. Doorbreek de bubbel vanaf €4.99/maand.
Ik neem ook een abonnementMaandagavond 7 oktober 2019 was ik aanwezig op de boekvoorstelling Nagelaten geschriften, een selectie van artikels, essays, opiniestukken en interviews van de hand van Etienne Vermeersch. Johan Braeckman en Dirk Verhofstadt bundelden de intellectuele erfenis die Vermeersch na zijn dood acht maanden geleden achterliet. Wie ooit de televisie-uitzending van Luk Alloo bij Vermeersch heeft gezien, kan zich voorstellen wat een huzarenstuk het verzamelen van al deze artikelen, toespraken, nota’s en opiniestukken geweest is.
Alle topics passeren de revue; migratie, geloof, milieu, abortus, euthanasie, identiteit, kunst en overbevolking. Het boek leest als een tijdreis doorheen het intellectuele en opiniërende landschap van Vlaanderen, België en Europa gedurende de voorbije halve eeuw. Eens te meer wordt het overduidelijk hoe Vermeersch de kunst onder de knie had om een gefundeerde mening te formuleren in heldere, begrijpbare taal aan de hand van ratio’s.
De vele hagiografieën na zijn overlijden getuigen van de maatschappelijk invloed die Vermeersch uitademde. Onlangs werd aan de UGent zelf een leerstoel naar hem vernoemd met de — discutabele — benoeming van adept Maarten Boudry als bekleder.
Zijn aandeel in het debat rond abortus en euthanasie behoren uiteraard tot zijn grootste wapenfeiten. Op het sterfbed prevelde hij dan ook: ‘Ik sterf dankzij mijn levenswerk’. Maar éen van zijn meest besproken werken was het milieufilosofisch essay De ogen van de Panda (eerste uitgave 1988). Na de uiteenzetting van Nagelaten geschriften, was het dan ook dit boek dat ik nog eens diagonaal onder de loep nam. Een recensie van Nagelaten geschriften vond u gisteren al hier op Doorbraak.
Hybris
De mensheid lijdt aan collectieve, pathologische hybris. Iedereen kent de mythe van Icarus en Daedalus die door koning Minos gevangen worden gehouden op Kreta en een manier zoeken om te ontsnappen. Ze doen dit door vleugels te bouwen van een houten raamwerk, bezet met veren in een boog vastgezet met was. Omdat de was kan smelten, waarschuwt Daedalus Icarus om niet te hoog en dicht bij de zon te vliegen, maar ook niet te laag, omdat de vleugels te zwaar zouden worden van het zeewater. In zijn enthousiasme wordt Icarus echter roekeloos; hij vliegt te hoog, zodat de was toch smelt, en hij stort neer in de Egeïsche Zee. Die hybris of overmoed zet mensen ertoe aan om de natuur naar hun hand te zetten — zonder oog te hebben voor de catastrofale gevolgen.
Deze condition humaine is er altijd geweest. Nooit heeft een mensensoort in harmonie geleefd met de natuur, geloof het niet. ‘Phanta rhei’, alles stroomt, schreef Heraclitus. Maar wat natuurlijk is, is daarom nog niet moreel of wenselijk. Vermeersch wijst op de diepliggende overtuiging van het menselijk vermogen om zijn toestand te verbeteren zoals verwoord door de filosofen Bacon en Descartes. De vroegere ‘Jenseits’-gerichtheid — op het hiernamaals — is vervangen door een ‘Diesseits’-gerichtheid — op het hier en nu.
WTK
Vanaf de 18de eeuw was het de rede die kon en moest gebruikt worden om de natuur te onderwerpen. ‘De rede is de slaaf van mijn verlangens’, schreef Hume. Het wetenschappelijke technologisch optimisme was geboren: ‘On n’arrête pas le progrès’.
De ontsporing van ons wereldsysteem is het gevolg van een wijze van omgang met de natuur die typisch is voor de mens sinds zijn ontstaan. Door de interne dynamiek en de onderlinge versterking van wetenschap, techniek en kapitalistische economie is een totaalsysteem gegroeid: het WTK-bestel (Wetenschap, Technologie, Kapitalisme). Dat bestel wordt gekenmerkt door een uiterste efficiëntie in het bereiken van nauwkeurig omschreven doeleinden. De mens wordt — ten gevolge van de judeo-christelijke cultuur — voorgesteld als de heerser over de natuur, als de ongebreidelde gebruiker ervan voor zijn eigen vermenigvuldiging, niet als de rentmeester ervan. De industrie zorgde voor een democratisering van deze verworvenheden. De onbevredigbare ontwikkelingsdrang kende zijn conceptie. Dit drijft ons naar de ecologische afgrond. Om deze deathrace te stoppen moeten we volgens Vermeersch komen tot een cyclisch productie- en consumptiesysteem.
De atoombom maakte dan weer pijnlijk duidelijk dat de controle over een wetenschappelijk resultaat — kernsplitsing en kettingreactie — de onderzoekers ontglipt. Wetenschap was niet meer vrijblijvend. Kennis in dienst van de mens, of de mens in dienst van kennis?
Middel-doelomkering
Middel-doelomkering — waarbij de mens het middel wordt en behoeftecreatie artificieel een shot steroïden krijgt — zorgt voor vervreemding. Kant was hier al tegen gekant. De doelloosheid en irrationaliteit van het totaalsysteem worden gesluierd door de rationele doelmatigheid van de deelsystemen. Politici en beleidsmakers moeten trachten een redelijk inzicht te brengen, voor de feiten het einde aanbrengen. Daar zit net hét probleem; je moet maatregelen treffen waarin de vrucht en het resultaat zal bestaan uit het niet optreden van een symptoom. Soms wachten waandenkbeelden op de moordende feiten.
Zure regen en ozon
Zoals Vermeersch aanhaalt is er een limiet voor de bevolkingsaangroei, de grondstoffen en de verspreiding van pollutie. Hij vergeet er wel bij te zeggen dat deze limieten gelden binnen wat men nu weet, gegeven de omstandigheden, met de beste kennis die er voor handen is.
Vermeersch zag op milieufilosofisch vlak drie grote dreigingen; CO2, zure regen en het gat in de ozonlaag. Die laatste twee werden in een ‘handomdraai’ opgelost. Hij had het wel bij het rechte eind dat we ecologie als één geheel moeten benaderen: ‘een systeem waarin planten, dieren en mensen in een complexe interactie met zonnestraling, lucht, water en ander grondstoffen een samenleving vormen en waarin storing van één van de componenten gevolgen kan hebben op het geheel.’
Recht op geluk
Vanuit dit alles is een recht op geluk gegroeid waarbij ‘welzijn’ en ‘geluk’ synoniemen werden. Waarbij geluk betekent dat je alles uit de agro-industriële kan moet halen. Tegenover de wereldwijde unificatie van het consumptiestreven en principiële gelijkwaardigheid staat de feitelijke ongelijkheid bij de bevrediging.
Vermeersch voorspelde een toename in de vergiftiging van de grond en lucht. Quod non. De Schelde heeft terug vissen, de lucht is nu properder dan toen onze grootouders nog rubber stookten in de tuin, et cetera.
Geboortebeperking
Dé — controversiële — oplossing volgens Vermeersch is het drastisch verminderen van de geboortecijfers. Geboorte zorgt voor een vermenigvuldigingsfactor van alle nefaste gevolgen van de ontwikkelingsdrang, tenminste, indien we het gelijkwaardigheidsbeginsel als norm nemen. Vermeersch ontziet geen enkele politieke strekking, van extreem-rechts die wijzen op het lage geboortecijfer in het Westen en pleiten voor fiscale stimuli om de nataliteit op te krikken, tot progressieve en liberale geesten die vinden dat het recht op het verwekken van kinderen absoluut is. Kinderen krijgen is geen recht, maar een voorrecht gebonden aan grote verantwoordelijkheden.
Niettegenstaande Westerse vrouwen al een lage fertiliteitsgraad van 1,8% kennen — wat onder andere nefaste gevolgen heeft voor de vergrijzingskosten — roemt hij China als lichtend voorbeeld. Vermeersch erkent wel dat hogere welvaart leidt tot een lagere bevolkingsaangroei. Daartegenover plaatst hij de spectaculaire resultaten in Japan, China en Taïwan waar men via een efficiënte geboortebeperking snel tot een daling kwam, al krijgen de Chinezen de ethische — zoals de moord op eerstgeboren meisjes — en economische repercussies als een boemerang terug in hun gezicht. China is ondertussen al afgestapt van hun één-kind-politiek. ‘Op dat vlak is het boek totaal mislukt’, schrijft hij later. De Gentse moraalfilosoof is op dit vlak te pessimistisch en onderschat het creatief vermogen van mensen om problemen van deze orde op te lossen.
De mens als kankercel
De mens, stelt Vermeersch, is een kankercel, waarbij de harmonie tussen natuur en mens verstoord is. Hoewel homo sapiens altijd al een impact hadden op hun omgeving, is er sinds Eva die vermaledijde appel at geen sprake meer van harmonie. Hij stelt dat de categorische imperatief van Kant als moraal dient: ‘Handel steeds zo dat de regel van uw handelen tot algemene gedragsregel kan worden verheven.’ Helemaal mee eens, maar leg dat maar eens uit aan de bevolking, maak dat eens concreet, handhaaf dat eens.
Kenmerkend voor waarden is dat ze niet universeel zijn en dat mensen de enige waarderende wezens zijn. Wel, net het ecologisch probleem moet universeel aangepakt worden. Vermeersch besluit dat het opheffen van de mensheid om het ecosysteem te redden absurd zou zijn, want zonder mensheid heeft het eco-systeem geen waarde meer, aangezien er niemand meer is om het op prijs te stellen.
Eén van de grote lacunes van De ogen van de panda is het ontbreken van een metafysica, over de behoeften van de mens en over zingeving; ‘Ik heb geen duidelijk beeld van het maatschappijtype dat zou kunnen garanderen dat de economie, en meer algemeen, het WTK-bestel de veilige grenzen niet overschrijdt.[…] Ik betreur dat ik het niet weet, maar ik denk dat niemand het weet (ik heb niet alles gelezen, maar “cela se saurait”)’.
Men kan natuurlijk zeggen dat we het kapitalisme moeten afschaffen, maar niemand geeft ooit een duidelijk ontwerp van wat dan in de plaats moet komen. Vermeersch’ onlangs overleden collega-filosoof Rudolf Boehm meent dat de filosoof niet veel meer kan en moet doen dan vanuit kritiek op het bestaande, het juiste principe vast te stellen. De concrete uitwerking is volgens Boehm niet meer de taak van de filosoof, maar van iedereen, van de maatschappij in haar geheel.
Kapitalisme
Het kapitalisme kan in zijn ideale vorm — het uitgangspunt waarbij individuele ondernemers hun behoeftebevrediging uitstellen om te investeren, waar op termijn iedereen de vruchten van plukt — net een oplossing bieden. De historische evidentie dat kapitalisme groei creëert is verpletterend. Bepamperende regimes geloven niet in de mens. Collectivisten zijn herverdelers van armoede onder het motto; ‘gedeelde smart, is halve smart’.
De laatste twee eeuwen steeg het wereldinkomen spectaculair, met een factor van 119. Vrijhandel zorgt voor concurrentie en verplicht mensen, sectoren en landen tot economische efficiëntie. In tegenstelling tot de afwezigheid van groei bij collectivistische modellen (zero-sum game) zorgt de aanwezigheid van groei voor een toestand waarbij rijkdom van de één niet ten koste gaat van rijkdom van de ander (positive-sum game).
Trendsetter
Vermeersch was dertig jaar geleden een trendsetter, zijn tijd vooruit. Hij was een voorloper in het milieudebat nog voor het achterna lopen van Anuna en Greta hip was. De analyse van de auteur houdt vandaag de dag nog steeds steek, al zijn de oplossingen en zogenaamd belangrijkste uitdagingen (zoals het gat in de ozonlaag en de zure regen) wat achterhaald. Vermeersch was één van de eersten die aandacht gaf aan de vraag hoe we economie en ecologie kunnen verzoenen. Vandaag de dag is deze vraag uitgegroeid van een vraag in de marge naar dé vraag in het epicentrum van de res publica. Had Vermeersch dit essay vandaag geschreven, dan kreeg het een wereldwijde vertaling en verspreiding. Net daar ligt de meerwaarde van dit milieufilosofisch essay.
Ik sluit af met Burke: ‘We hebben een maatschappelijk contract, niet alleen met onze tijdsgenoten, maar ook met de doden en ongeborenen.’
Tags |
---|
Mathieu Cockhuyt is verkozen als raadslid in Gent (N-VA). Hij werkt als parlementair medewerker voor N-VA en is voorzitter van Jong N-VA Gent. Mathieu studeerde sociale wetenschappen (HoGent), criminologie (UGent) en bestuurskunde (UGent).
Mathieu Cockhuyt (N-VA) over het Gentse thuistaalbeleid: ‘Of het omarmen van de thuistaal problemen oplost valt te betwijfelen. Dat het een pak nieuwe problemen creëert is zeker.’
‘Afgrond’ verhaalt de waargebeurde verhouding tussen Venetia Stanley en de veel oudere Britse premier Henry Asquith, die leidde tot een kabinetscrisis.